ECLI:NL:RBNHO:2022:10608

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/15/333604 / JU RK 22-1687
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De GI, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de minderjarige voor de duur van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen. Dit verzoek is als spoedbeslissing toegewezen voor de duur van vier weken, zonder dat de belanghebbenden daarover zijn gehoord. De aanleiding voor dit verzoek was het onvoorspelbare gedrag van de vader, die niet goed omgaat met de diabetes van de minderjarige, en de angst van de minderjarige om naar huis te gaan.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de vader op dit moment niet kan bieden wat de minderjarige nodig heeft. De vader heeft moeite met het omgaan met de diabetes van de minderjarige en legt de schuld voor de problemen buiten zichzelf. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 16 november 2022 tot 30 maart 2023, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft de vader geadviseerd om hulpverlening te accepteren om te werken aan zijn woedebeheersing en de veiligheid van de minderjarige te waarborgen.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat het contact tussen de vader en de minderjarige niet verbroken zal worden, en dat de GI zal kijken naar mogelijkheden voor contact op korte termijn. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en is schriftelijk vastgesteld op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/333604 / JU RK 22-1687
Datum uitspraak: 16 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
locatie Velserbroek, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige]
kind van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .
De rechtbank merkt de vader als belanghebbende aan.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking spoeduithuisplaatsing van deze rechtbank van 9 november 2022 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Op 16 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, vertegenwoordigd door mr. I.M. Thieme.
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
- [de minderjarige] , die apart is gehoord.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
2.2.
[de minderjarige] woont bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 maart 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot 30 maart 2023. De beschikking is bekrachtigd bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 13 september 2022.
2.4.
De GI heeft op 21 juli 2022 een schriftelijke aanwijzing gegeven inhoudende dat de vader -kortgezegd- dient mee te werken met:
- de wijkverpleging en het door hen op de diabetes van [de minderjarige] afgestemde behandelplan;
- de ambulante opvoedondersteuning;
- de inzet van een kindercoach voor [de minderjarige] ;
- een structurele omgang tussen [de minderjarige] en de moeder.
2.5.
De kinderrechter heeft op 9 november 2022 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin en/of een 24-uurs setting met ingang van 9 november 2022 voor de duur van vier weken en heeft het verzoek voor het overige (te weten de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling) aangehouden. Daarbij is ook bepaald dat de GI, [de minderjarige] en de vader op de zitting van 16 november 2022 worden gehoord.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft een (spoed)machtiging verzocht om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin en/of een 24-uurs setting voor de duur van de ondertoezichtstelling. Dat verzoek is als spoedbeslissing toegewezen voor de duur van vier weken zonder dat de belanghebbenden daarover zijn gehoord en voor het overige aangehouden.
3.2.
De GI heeft aan dit verzoek ten gelegd dat de veiligheid van [de minderjarige] thuis niet gewaarborgd is. De GI heeft in samenwerking met het Rode Kruis Ziekenhuis Kinderthuiszorg ingezet om de vader en [de minderjarige] te helpen om te gaan met de diabetes van [de minderjarige] . Kinderthuiszorg is gestopt met het leveren van zorg omdat de medewerkers zich onveilig voelden bij de vader thuis. De GI heeft naar aanleiding van het verslag van Kinderthuiszorg Ambulante Spoedhulp (ASH) ingezet om een uithuisplaatsing te voorkomen. De GI ziet dat de vader (sindsdien) stapjes zet en zijn best doet. Zo heeft de vader na de aankondiging van de inzet van ASH zijn hele huis opgeruimd. Ook lijkt de vader meer gezonde dingen te kopen voor de diabetes van [de minderjarige] maar [de minderjarige] neemt nog geregeld niet de juiste voeding mee naar school. De vader zegt dan dat [de minderjarige] niets meeneemt naar school en [de minderjarige] zegt dat er niks (geschikts) in huis is. De GI ziet dat de vader zijn best doet maar vaak onmachtig is om alles te onthouden, te organiseren, grenzen te stellen en de regie te nemen.
Op 9 november 2022 heeft [de minderjarige] op school verteld dat ze niet meer naar huis durft. Ze weet niet in welke bui de vader is als ze thuiskomt en is bang vanwege zijn onvoorspelbare gedrag. [de minderjarige] kan er niet meer tegen dat de vader zo veel schreeuwt.
3.3.
De GI heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat het de vader niet lukt om koolhydraten te berekenen terwijl dat heel belangrijk is voor [de minderjarige] . Elke maand dat dat zo blijft is een risico voor haar gezondheid. Als de uithuisplaatsing verlengd wordt krijgt [de minderjarige] de kans om haar bloedsuiker stabiel te houden. [de minderjarige] verblijft bij de vader in een kindonvriendelijke omgeving. Bij de moeder kan ze ook niet wonen. [de minderjarige] is nu op een plek waar ze kind kan zijn en de school ziet dat ze opbloeit.

4.Het standpunt van [de minderjarige] en de vader

4.1.
[de minderjarige] heeft verteld dat ze op een groep in [plaats] verblijft waar op dit moment nog één ander kind zit. Ze gaat naar haar eigen school. Het gaat goed in de groep maar thuis bij de vader thuis is wel haar plekje. Ze wil uiteindelijk weer naar huis, maar weet niet of ze dat nu al wil. [de minderjarige] heeft via WhatsApp contact met de vader.
4.2.
De vader staat niet achter het verzoek van de GI. De vader geeft aan dat hij thuis heftig kan reageren omdat hij zich bedreigd voelt. Hij wil niet nog meer kinderen kwijt raken. [de minderjarige] wil vaak snoepen na het eten en dan kan hij boos worden. Hij herkent zich niet in het beeld dat hij onvoorspelbaar is in zijn gedrag maar staat wel open voor hulpverlening om zijn woede beter te beheersen. De vader doet zijn best om [de minderjarige] een gezonde maaltijd mee te geven naar school. Maar [de minderjarige] is een puber en wil alleen maar ongezonde dingen eten. De vader wil wel meewerken met de hulpverlening maar heeft moeite met de manier waarop de ondertoezichtstelling is gestart. De verstandhouding tussen de vader en [vertegenwoordiger van de GI] is niet goed en dat roept weerstand op. Er zijn meer instanties betrokken waardoor hij het ook niet goed overziet, maar hij volgt wel de adviezen op. Voor het geval de uithuisplaatsing wordt toegewezen, verzoekt de vader die in duur te beperken, bijvoorbeeld tot de kerstvakantie.

5.De verdere beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van haar geestelijke toestand en onderzoek van haar lichamelijke toestand (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Dat betekent dat de beschikking van 9 november 2022 wordt gehandhaafd en dat het verzoek voor het overige wordt toegewezen.
5.2.
Daaraan legt de kinderrechter het volgende ter grondslag. De vader en [de minderjarige] missen elkaar, maar de vader kan [de minderjarige] op dit moment niet bieden wat zij nodig heeft. Hij gedraagt zich onvoorspelbaar en wordt vaak heel boos op haar, ook in bijzijn van anderen. Daarnaast kan de vader niet goed omgaan met de diabetes van [de minderjarige] . Het kan zo zijn dat [de minderjarige] daarin moeilijker te sturen is omdat zij een puber is, maar de verantwoordelijkheid voor een goed voedingspatroon ligt bij de vader en [de minderjarige] zal een stabiele bloedspiegel moeten krijgen. Uit de stukken en de houding van de vader op de zitting blijkt dat hij de schuld vooral buiten zichzelf legt, terwijl het belangrijk is dat hij erkent wat zijn tekortkomingen zijn zodat hij hieraan kan werken. De kinderrechter adviseert de vader met klem om hulpverlening te accepteren om te werken aan woedebeheersing. Ter zitting is nog de mogelijkheid besproken om de uithuisplaatsing voor een kortere periode toe te wijzen, maar de verwachting is dat de vader een langere periode nodig heeft om zijn thuissituatie voor [de minderjarige] te verbeteren. Als de GI ziet dat de vader al voor 30 maart 2023 de nodige stappen heeft gemaakt om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen zal ze eerder naar huis kunnen. Dat [de minderjarige] uit huis wordt geplaatst betekent niet dat [de minderjarige] en de vader geen contact met elkaar zullen hebben. [de minderjarige] en de vader hebben hier duidelijk behoefte aan. De GI zal kijken op welke wijze de vader en [de minderjarige] op korte termijn weer contact met elkaar kunnen hebben.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent de machtiging uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige]
in een voorziening voor pleegzorg en/of een 24-uurs setting met ingang van 16 november 2022 tot 30 maart 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022 door mr. E.C.M. van Mierlo, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 30 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.