ECLI:NL:RBNHO:2022:10605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
8940498 \ CV EXPL 20-10862
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldige retrocessie in luchtvaartzaak met betrekking tot compensatie na annulering van vlucht

In deze zaak heeft de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten met Lot Polish Airlines, een vordering ingesteld na de annulering van haar vlucht van Kaliningrad naar Warschau op 16 december 2018. De passagier heeft haar vordering gecedeerd aan AirHelp Limited, die compensatie heeft gevorderd van de vervoerder. De vervoerder heeft echter geweigerd te betalen en betwist dat de passagier nog een vorderingsrecht heeft, omdat de cessie niet rechtsgeldig zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat het Heroverdracht-formulier, dat door de passagier was ondertekend, niet voldeed aan de vereisten van een rechtsgeldige cessie. De vervoerder heeft terecht aangevoerd dat de handtekening van AirHelp ontbrak, waardoor de passagier niet kon bewijzen dat het vorderingsrecht aan haar was teruggegeven. De kantonrechter heeft de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 225,00, en € 37,50 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8940498 \ CV EXPL 20-10862
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats] (Rusland)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A.
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. R.L.S.M. Pessers en mr. A. Daoudi

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 4 december 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 2 november 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Zowel de passagier als de vervoerder hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Kaliningrad (Rusland) naar Warschau op 16 december 2018 met vluchtnummer LO700 (hierna: de vlucht) en aansluitend van Warschau naar Amsterdam-Schiphol.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft haar vermeende vordering gecedeerd aan AirHelp Limited (hierna: AirHelp).
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.6.
Op 5 mei 2020 heeft de passagier een document ondertekend waarboven staat “Heroverdracht” (hierna: het Heroverdracht-formulier).

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert primair aan dat de passagier geen vorderingsrecht meer heeft, nu zij haar vordering heeft gecedeerd aan AirHelp en niet gebleken is dat AirHelp de vordering daarna rechtsgeldig weer aan de passagier heeft gecedeerd. De akte van cessie moet volgens de vervoerder zowel door de cedent als de cessionaris ondertekend zijn. Het Heroverdracht-formulier voldoet hier niet aan, nu deze alleen door de passagier is ondertekend, aldus de vervoerder. De passagier dient daarom volgens de vervoerder nietontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Voorts betwist de vervoerder dat Lof Legal Services gemachtigd is om namens de passagier op te treden. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de annulering het gevolg was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Voordat de kantonrechter de zaak inhoudelijk kan beoordelen, moet eerst de vraag worden beantwoord of de passagier ontvankelijk is. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt.
5.3.
Een rechtsgeldige cessie dient, onder verwijzing naar artikel 3:94 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW), aan twee constitutieve vereisten te voldoen: een akte van cessie en een mededeling daarvan aan de debiteur. De passagier heeft gesteld dat zij in eerste instantie het vorderingsrecht van de onderhavige vordering middels cessie heeft overgedragen aan AirHelp. De vervoerder heeft dit niet betwist. Zodoende is komen vast te staan dat een eerste rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden waarbij het vorderingsrecht van de onderhavige vordering werd overgedragen van de passagier aan AirHelp. Voorts heeft de passagier gesteld dat het vorderingsrecht van de onderhavige vordering wederom werd overgedragen, maar nu van AirHelp terug aan de passagier. De vervoerder betwist dat het vorderingsrecht weer aan de passagier is overgedragen. De passagier beroept zich op het Heroverdracht-formulier. Dit formulier is echter alleen door de passagier ondertekend en niet voorzien van een handtekening namens AirHelp. Het formulier is daarom niet als een akte aan te merken in de zin van artikel 3:94 BW, omdat dat artikel vereist dat de akte (in ieder geval) door de vervreemder van de vordering (in dit geval: AirHelp) is ondertekend. Iemand die zijn vordering aan een ander heeft gecedeerd, beschikt daarna immers niet meer over dat vorderingsrecht en kan daarom niet in zijn eentje verklaren dat hij het vorderingsrecht weer terugkrijgt. Daarvoor moet in elk geval ook degene tekenen die het vorderingsrecht heeft verkregen en dat is hier niet gebeurd. Bij deze stand van zaken is er geen sprake van een rechtsgeldige (retro)cessie door AirHelp aan de passagier, zodat het vorderingsrecht op dit moment nog in handen van AirHelp is en niet in handen van de passagier. Ter zitting heeft de passagier het in de conclusie van repliek gedane aanbod herhaald om alsnog te bewijzen dat zij eigenaar is van het vorderingsrecht dan wel te bewijzen dat AirHelp het vorderingsrecht heeft herovergedragen. Het is echter onduidelijk waarom de passagier dit bewijs niet reeds bij de conclusie van repliek of ter zitting heeft overgelegd. Ook op die momenten was immers al duidelijk dat de rechtsgeldigheid van de (retro)cessie werd betwist, terwijl de ondertekening van het Heroverdracht-formulier door AirHelp vrij eenvoudig gerealiseerd had kunnen worden, althans gesteld noch gebleken is waarom dat niet mogelijk zou zijn geweest. Het (herhaalde) bewijsaanbod ter zitting is daarom te laat en wordt dan ook door de kantonrechter gepasseerd.
5.4.
De passagier heeft er voorts op gewezen dat de vervoerder, indien hij aan iemand betaalt die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, aan degene aan wie moest worden betaald kan tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald. De kantonrechter begrijpt dat de passagier zich hierbij beroept op het arrest van het hof Amsterdam van 10 maart 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:714. De vervoerder heeft echter in dit geval aangevoerd dat aan de geldigheid van de retrocessie op redelijke gronden (te weten het ontbreken van de handtekening van de vervreemder) moet worden getwijfeld. Zoals hiervoor onder 5.3 is overwogen, is die twijfel naar het oordeel van de kantonrechter ook gegrond, omdat de handtekening van AirHelp ontbreekt, zodat niet kan worden geoordeeld dat de vervoerder de cessie jegens zich moet laten werken.
5.5.
De conclusie is dat de passagier niet-ontvankelijk is in haar vordering. De overige verweren van de vervoerder behoeven dan ook geen bespreking meer.
5.6.
Bij deze uitkomst komen de proceskosten voor rekening van de passagier. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in haar vordering;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 225,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter