ECLI:NL:RBNHO:2022:10536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
10070447 / CV EXPL 22-5127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onder bewindstelling en vertegenwoordiging in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, wordt de situatie besproken waarin de gedaagde partij, na onder bewindstelling, niet langer zelfstandig kan optreden in de procedure. De eiseres heeft de gedaagde gedagvaard op 24 augustus 2022, waarna een aantal schriftelijke en mondelinge reacties zijn uitgewisseld. De gedaagde is op 16 september 2022 onder bewind gesteld, wat betekent dat hij niet meer zelfstandig als procespartij kan optreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eiseres betrekking hebben op de onder bewind staande goederen van de gedaagde. Gezien de wettelijke bepalingen is de kantonrechter van mening dat de bewindvoerder de gedaagde moet vertegenwoordigen in deze procedure. De eiseres krijgt de gelegenheid om de bewindvoerder op te roepen om als formele procespartij de procedure over te nemen. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat eerdere ingediende stukken van de gedaagde, na de onder bewindstelling, buiten beschouwing worden gelaten. De beslissing om de bewindvoerder op te roepen is genomen om te waarborgen dat de rechten van de gedaagde worden beschermd, en verdere beslissingen in de zaak worden aangehouden tot de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
Locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr: 10070447 \ CV EXPL 22-5127
Uitspraakdatum: 30 november 2022
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1] ,
de eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
de gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Verkijk.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard op 24 augustus 2022. [gedaagde] heeft daarop mondeling gereageerd. Vervolgens heeft [eiseres] bij brief van 23 oktober 2022 een productie toegestuurd.
1.2.
[eiseres] heeft schriftelijke gereageerd op het mondeling antwoord van [gedaagde] en vervolgens heeft [gedaagde] daar weer schriftelijk op gereageerd. Daarna is vonnis bepaald. Tenslotte heeft [gedaagde] bij brief van 23 november 2022 nog een productie overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Partijen waren gehuwd sinds 16 juni 2020. Bij beschikking van 18 juni 2021 heeft de rechtbank Limburg de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van de beschikking.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [gedaagde] aan [eiseres] de niet betaalde partneralimentatie moet betalen;
II. te bepalen dat [gedaagde] de definitieve belastingaanslag over 2021 moet overdragen;
III. te bepalen dat [gedaagde] de helft van de fiscale vordering zal betalen aan [eiseres] conform artikel 2.10.1 van het convenant;
IV. te bepalen dat bij niet overleggen van de definitieve fiscale aanslag de vordering ten behoeve van [eiseres] wordt vastgesteld op een bedrag van € 800,- te vermeerderen met de wettelijke rente van 2%;
V. [gedaagde] de proceskosten moet betalen;
VI. [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten moet betalen.
3.2.
[eiseres] legt daaraan, kort gezegd, ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de afspraken die partijen hebben gemaakt in het echtscheidingsconvenant.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de conclusie van dupliek heeft [gedaagde] onder meer aangevoerd dat hij bij beschikking van 16 september 2022 door een andere kantonrechter te [plaats 2] onder bewind is gesteld tot 26 augustus 2027 wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van Borgstaete B.V. tot bewindvoerder.
4.2.
De kantonrechter constateert dat de vorderingen betrekking hebben op de onder bewind staande goederen. Gelet op het bepaalde in artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), is [gedaagde] vanaf het moment van de onderbewindstelling niet langer bevoegd om zelfstandig als procespartij op te treden, en moet de bewindvoerder hem in deze procedure vertegenwoordigen. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) volgt dat als de rechter in de loop van het geding op de hoogte raakt van het feit dat een van partijen onder bewind is gesteld hij zo nodig ambtshalve in een tussenuitspraak de meest gerede partij in staat moet stellen om de bewindvoerder in het geding op te roepen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om [eiseres] als de meest gerede partij in de gelegenheid te stellen om de bewindvoerder bij aangetekende brief op te roepen om in het geding te verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen van [gedaagde] .
4.3.
Daarbij is van belang dat de conclusie van dupliek van [gedaagde] is ingediend op 2 november 2022 en dus nadat hij onder bewind is gesteld en hij niet langer bevoegd was om zelfstandig als procespartij op te treden. De bewindvoerder zal daarom in de gelegenheid moeten worden gesteld om mee te delen of zij deze conclusie van dupliek wil overnemen dan wel om een andere conclusie van dupliek in te dienen.
4.4.
Verder stelt de kantonrechter vast dat ook de productie van [gedaagde] van 23 november 2022 is ingediend nadat hij onder bewind is gesteld en hij dus niet langer bevoegd was om zelfstandig als procespartij op te treden. Gelet daarop en omdat deze productie is ingediend nadat vonnis is bepaald en er dus geen gelegenheid meer was voor het indienen van nadere stukken, zal de kantonrechter deze productie buiten beschouwing laten.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt [eiseres] in de gelegenheid om de bewindvoerder van [gedaagde] bij aangetekende brief in het geding op te roepen voor de rolzitting van
28 december 2022, waarbij de bewindvoerder van [gedaagde] in de gelegenheid wordt gesteld om i) te laten weten of zij als formele procespartij de procedure van [gedaagde] wil overnemen en ii) of zij de reeds ingediende conclusie van dupliek van 2 november 2022 wil overnemen of iii) een andere conclusie van dupliek te nemen vóór of uiterlijk op deze terechtzitting;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.