In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, wordt de situatie besproken waarin de gedaagde partij, na onder bewindstelling, niet langer zelfstandig kan optreden in de procedure. De eiseres heeft de gedaagde gedagvaard op 24 augustus 2022, waarna een aantal schriftelijke en mondelinge reacties zijn uitgewisseld. De gedaagde is op 16 september 2022 onder bewind gesteld, wat betekent dat hij niet meer zelfstandig als procespartij kan optreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eiseres betrekking hebben op de onder bewind staande goederen van de gedaagde. Gezien de wettelijke bepalingen is de kantonrechter van mening dat de bewindvoerder de gedaagde moet vertegenwoordigen in deze procedure. De eiseres krijgt de gelegenheid om de bewindvoerder op te roepen om als formele procespartij de procedure over te nemen. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat eerdere ingediende stukken van de gedaagde, na de onder bewindstelling, buiten beschouwing worden gelaten. De beslissing om de bewindvoerder op te roepen is genomen om te waarborgen dat de rechten van de gedaagde worden beschermd, en verdere beslissingen in de zaak worden aangehouden tot de rolzitting.