ECLI:NL:RBNHO:2022:10514

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
15.004155.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor oplichting van zes benadeelden

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting van zes benadeelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar, van 1 april 2020 tot en met 29 november 2021, op verschillende manieren geldbedragen heeft afhandig gemaakt van zijn slachtoffers door hen te misleiden met valse verhalen en documenten. De verdachte heeft onder andere gesuggereerd dat hij in financiële nood verkeerde en dat hij investeringen deed in een project met elektrische apparatuur, waarbij hij grote winsten beloofde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan oplichting en hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van aanzienlijke schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het herhalingsgevaar van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.004155.22 (P)
Uitspraakdatum: 29 november 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2022 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Rienks, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Docter, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 15 november 2022, ten laste gelegd dat hij:
feit 1
op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 29 november 2021 in Westwoud en/of in Dordrecht, althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, in totaal ongeveer 230.000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 1] een verhaal voorgespiegeld, inhoudende dat hij, verdachte, gescheiden was, zijn dochters niet meer zag en/of dat zijn ex- echtgenoot zijn rekening had geblokkeerd en/of
- ( meermalen) gevraagd of hij, verdachte, een geldbedrag kon lenen van die [benadeelde 1], omdat zijn rekening geblokkeerd was en/of daarbij gezegd dat hij het geldbedrag (de maand erna) zou terugbetalen en/of daarbij een vergoeding zou geven en/of
- ( meermalen) gevraagd of die [benadeelde 1] een geldbedrag kon overmaken aan verdachte om het geld dat hij op zijn (buitenlandse) rekening had staan en/of in een koffer had, vrij te krijgen en/of dat hij daarna [benadeelde 1] het geleende geld kon terug betalen met het geld dat vrij was gekomen en/of
- ( meermalen) aan die [benadeelde 1] diverse (valse) documenten laten zien, om aan te tonen dat hij 40.000 euro, althans een bedrag op zijn rekening had staan en/of
- ( meermalen) aan die [benadeelde 1] WhatsApp berichten gestuurd met (valse) documenten van financiële instellingen, waarin vermeld werd dat de financiële instelling een bedrag nodig had om het bedrag op de rekening van verdachte vrij te krijgen en/of
- die [benadeelde 1] zielige verhalen verteld om op zijn gevoel in te spelen en hem zo onder druk te zetten om te (blijven) betalen, bijvoorbeeld dat zijn dochter een ernstig ongeluk had gehad en was overleden en/of daarbij een foto van een rouwkoets aan die [benadeelde 1] laten zien en/of dat hij, verdachte, een tumor had en/of dat hij, verdachte een te hoge bloeddruk had en steeds naar het ziekenhuis moest en/of dat hij verdachte zelfmoord zou plegen, omdat hij dan af zou zijn van alle sores en/of
- die [benadeelde 1] verteld, dat hij, verdachte, bankrekeningen in het buitenland had, om duidelijk te maken dat hij wel kon terug betalen en/of
- die [benadeelde 1] smoesjes had verteld als hij met [benadeelde 1] had afgesproken om het geld terug te betalen, bijvoorbeeld dat de deurwaarder beslag had gelegd op zijn auto en/of zijn accu kapot was en hij daarom het geld niet kon terug betalen,
waardoor die [benadeelde 1] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
feit 2
in of omstreeks de periode van 4 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 in Susteren en/of Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van 2000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 2] verteld, dat hij bezig was met een project, waarbij hij in Nederland apparatuur zou opkopen en de apparatuur vervolgens zou verkopen in het buitenland, waarmee grote winsten gemaakt zouden worden en/of
- vervolgens aan die [benadeelde 2] gevraagd of zij mee wilde doen met het project en/ dat als zij 6000 euro zou betalen het haar 20000 euro zou opleveren en/of
- die [benadeelde 2] foto’s van persoonlijke documenten had gestuurd, om aan te tonen dat hij, verdachte, een betrouwbare zakenpartner was en/of
- hij, verdachte, die [benadeelde 2] diverse keren had laten zien dat hij in het bezit was van grote geldbedragen, waardoor zij dacht dat hij over veel geld beschikte,
waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
feit 3
op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 april 2022 in Dordrecht, althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 3] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, in totaal tot een bedrag van 13.800 euro, immers heeft verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 3] verteld, dat hij graag een eigen bedrijf wilde starten en dat hij daarvoor geld nodig had en/of
- ( daarbij) gezegd, dat hij snel winst zou gaan maken en het geleende geld met rente terug zou betalen, waarbij een datum van terug betaling werd afgesproken met [benadeelde 3] en/of
- gezegd dat de rente verhoogd zou worden als hij, verdachte, niet op de afgesproken datum het geleende geld zou kunnen terug betalen en/of
- die [benadeelde 3] foto’s/kopieën van persoonlijke documenten had gestuurd, om aan te tonen dat hij, verdachte, een betrouwbare zakenpartner was en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 3] had gevraagd om een betaling van 6000 euro en/of
- ( meermalen) daarna gevraagd of hij, verdachte, een geldbedrag kon lenen van die [benadeelde 3], omdat het met het bedrijf niet liep zoals gepland en/of zijn rekening geblokkeerd was en/of gezegd dat hij in het ziekenhuis lag en/of gezegd dat hij in het buitenland was en/of gezegd dat hij in zijn auto had geslapen en/of daarbij (telkens) gezegd dat hij het geldbedrag met rente zou terugbetalen en/of
- ( meermalen) tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij zelfmoord zou plegen als hij het geld niet zou krijgen,
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
feit 4
in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 april 2022 in Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 4] en/of [familielid benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van 6000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 4] en/of [familielid benadeelde 4] verteld, dat hij graag een deal wilde sluiten en dat hij daarvoor 8000 euro nodig had en/of
- ( daarbij) een foto gestuurd van een pallet met apparatuur en/of bankbiljetten en/of
- die [benadeelde 4] en/of [familielid benadeelde 4] gezegd dat hij bij de terugbetaling van het geleende geld, extra geld terug zou betalen en/of
- die [benadeelde 4] foto’s/kopieën van zijn bankpas en ID-kaart had gestuurd,
waardoor die [benadeelde 4] en/of [familielid benadeelde 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
feit 5
in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2022 in Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van 5500 euro immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 5] verteld, dat hij in de handel zat en/of bezig was met een project waarbij hij uit China naar Nederland elektrisch apparatuur liet komen, waarbij grote winsten gemaakt werden/zouden worden en/of
- die [benadeelde 5] gezegd dat er nu al 19 mensen elke maand geld inleggen voor dit project en/of iedere maand de winst opstrijken en/of
- ( vervolgens) aan die [benadeelde 5] gevraagd of zij mee wilde doen met het project en/of dat als zij 6000 euro zou betalen, zij maandelijks 20.000 euro winst uitbetaald zou krijgen,
waardoor die [benadeelde 5] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
feit 6
in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 2 juli 2021 in Dordrecht, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van 6000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 6] verteld, dat hij bezig was met een project, waarbij hij televisies inkocht en vervolgens met winst verkocht en/of
- ( vervolgens) tegen die [benadeelde 6] gezegd, dat als zij zou investeren in dat project, dat zij dan zou meedelen in de winst en/of
- ( meermalen) gezegd tegen [benadeelde 6] dat hij, verdachte, niet bij zijn geld kon omdat zijn rekening was geblokkeerd en/of dat de blokkade zou worden opgeheven als hij de bank een bedrag zou betalen en/of
- die [benadeelde 6] zielige verhalen verteld om op haar gevoel in te spelen en haar zo onder druk te zetten om te (blijven) betalen, bijvoorbeeld, dat hij geen huis meer had en/of een auto ongeluk had gehad en/of zelfmoord wilde plegen,
waardoor [benadeelde 6] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle zes ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feiten 2 tot en met 6, omdat geen sprake is geweest van oplichting, maar steeds van een mislukte investering. De verdachte heeft geen oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht (Sr) aangewend om de aangevers te bewegen geldbedragen af te geven. Het enkele feit dat de verdachte naderhand in gebreke is gebleven om de inleg met winst aan de aangevers uit te keren, is voor die conclusie onvoldoende.
De raadsvrouw heeft zich , gezien de verklaring van de verdachte over feit 1, ten aanzien van dat feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat, tot bewezenverklaring van feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6.
3.4
Bewijsoverweging ten aanzien van feiten 2, 3, 4, 5 en 6
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak volgt dat het kenmerk van oplichting is dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te kunnen maken (Hoge Raad 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889). Daartoe moet de verdachte één of meer van in de wet bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt om de ander te bewegen tot bepaalde gedragingen, zoals de afgifte van geldbedragen. Van het in het bestanddeel “bewegen tot” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat de ander mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot die bepaalde gedragingen.
De verdachte heeft op de zitting erkend dat hij in de jaren 2019 tot en met 2021 contact heeft gehad met de aangevers en van hen de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen heeft ontvangen. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangevers had verteld over een project waaraan hij werkte, waarbij hij vanuit Nederland handelde in uit het buitenland afkomstige elektrische apparatuur. Met dit project werden volgens de verdachte grote winsten behaald. De verdachte heeft de aangevers gevraagd om in dit project te investeren en hen daarbij toegezegd dat zij hun inleg met winst zouden terugkrijgen. De verdachte heeft naar eigen zeggen de door de aangevers afgegeven geldbedragen vervolgens (grotendeels) aangewend ter investering in zijn handel in elektrische apparatuur. Dat ging contant en zonder schriftelijke verslaglegging, wat betekent dat de verdachte daarvan geen bewijzen kan laten zien. Omdat het project echter mislukte, kon hij de inleg en toegezegde winst niet aan de aangevers uitkeren. De verdachte heeft op de zitting verder erkend dat hij onjuiste mededelingen aan de aangevers heeft gedaan, om hen te bewegen in zijn project te investeren. Behalve de mededelingen over het project, de te behalen winsten en het overlijden van zijn dochtertje, waren alle mededelingen onjuist.
De rechtbank stelt vast dat op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat de verdachte zich heeft beziggehouden met de handel in elektrische apparatuur en dat hij daartoe (al dan niet contant) investeringen heeft gedaan. De verdachte heeft de rechtbank daarover op geen enkele wijze duidelijkheid verschaft. Sterker nog, uit het politieonderzoek rijst het beeld op dat de verdachte geen eigen vermogen had en dat hij met de van aangevers ontvangen geldbedragen, die over het algemeen direct na storting op de bankrekening van de verdachte contant werden opgenomen, voorzag in zijn levensonderhoud, er vakantie van vierde en er zijn schulden mee betaalde. Dit in tegenstelling tot wat de verdachte daarover op de zitting heeft verklaard, namelijk dat hij slechts een klein deel van de ontvangen geldbedragen voor privégebruik heeft aangewend. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte over zijn handel in elektrische apparatuur en de investeringen daartoe met de door de aangevers afgegeven geldbedragen dan ook ongeloofwaardig. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte de geldbedragen op andere wijze, ten gunste van zichzelf en zijn gezinsleden, heeft aangewend.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de aangevers door het aannemen door de verdachte van de valse hoedanigheid als bonafide zakenpartner/investeerder en door een samenweefsel van verdichtsels zijn bewogen tot het afgeven van één of meer geldbedragen aan de verdachte. De verdachte heeft veelvuldig identieke gedragingen in relatie tot telkens weer een ander slachtoffer herhaald, wat eruit bestond dat hij de aangevers steeds de onjuiste voorstelling van zaken heeft voorgehouden dat hij na investering in zijn project de inleg zou terugbetalen en dat uitkering van winst daarbij was gegarandeerd. De aangevers hebben naar aanleiding van de door de verdachte aan hen gedane onjuiste, misleidende mededelingen over zijn project en de daarmee te behalen winsten de geldbedragen aan de verdachte afgegeven ter investering in dat project. Deze geldbedragen zijn echter niet besteed zoals de aangevers was voorgehouden. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank feiten 2, 3, 4, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat als de rechtbank al in de lezing van de verdachte zou meegaan, namelijk dat hij in april 2020 met opgespaard geld van zichzelf en anderen contant in de handel in elektrische apparatuur zou hebben geïnvesteerd, het volgens zijn eigen verklaring op de zitting dan zou gaan om een investering die al diezelfde maand mislukte. Immers, de verdachte heeft op de zitting verklaard dat de (vier) containers met aangeschafte goederen nooit zijn aangekomen en dat het, ondanks diverse pogingen om de betreffende goederen alsnog te verkrijgen, tot niets heeft geleid. Dat sprake zou zijn van andere investeringen, inkomsten of winsten gedaan ná april 2020 is uit het politieonderzoek niet gebleken. Daarover heeft de verdachte op de zitting ook niet verklaard. Desondanks bleef de verdachte ook na april 2020 de aangevers voorspiegelen dat sprake was van een bonafide investering en wekte hij bij hen de indruk dat hij een betrouwbare zakenpartner was. Ook vertelde hij verschillende aangevers na april 2020 dat andere investeerders maandelijks telkens flinke winsten genoten. Die in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken heeft de aangevers bewogen om met de verdachte in zee te gaan.
Ook in de door de verdachte geschetste situatie, wat daar verder ook van zij, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van oplichting.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan, met dien verstande dat hij:
feit 1
in de periode van 1 april 2020 tot en met 29 november 2021 in Nederland telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, in totaal ongeveer 230.000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 1] een verhaal voorgespiegeld, inhoudende dat hij, verdachte, gescheiden was, zijn dochters niet meer zag en dat zijn ex-echtgenoot zijn rekening had geblokkeerd en
- meermalen gevraagd of hij, verdachte, een geldbedrag kon lenen van die [benadeelde 1], omdat zijn rekening geblokkeerd was en/of daarbij gezegd dat hij het geldbedrag zou terugbetalen en daarbij een vergoeding zou geven en
- meermalen gevraagd of die [benadeelde 1] een geldbedrag kon overmaken aan verdachte om het geld dat hij op zijn buitenlandse rekening had staan en/of in een koffer had, vrij te krijgen en dat hij daarna [benadeelde 1] het geleende geld kon terug betalen met het geld dat vrij was gekomen en
- meermalen aan die [benadeelde 1] diverse valse documenten laten zien om aan te tonen dat hij 40.000 euro op zijn rekening had staan en
- meermalen aan die [benadeelde 1] WhatsApp-berichten gestuurd met valse documenten van financiële instellingen, waarin vermeld werd dat de financiële instelling een bedrag nodig had om het bedrag op de rekening van verdachte vrij te krijgen en
- die [benadeelde 1] zielige verhalen verteld om op zijn gevoel in te spelen en hem zo onder druk te zetten om te blijven betalen, bijvoorbeeld dat zijn dochter een ernstig ongeluk had gehad en was overleden en daarbij een foto van een rouwkoets aan die [benadeelde 1] laten zien en dat hij, verdachte, een tumor had en dat hij, verdachte een te hoge bloeddruk had en steeds naar het ziekenhuis moest en dat hij verdachte zelfmoord zou plegen, omdat hij dan af zou zijn van alle sores en
- die [benadeelde 1] verteld, dat hij, verdachte, bankrekeningen in het buitenland had om duidelijk te maken dat hij wel kon terug betalen en
- die [benadeelde 1] smoesjes had verteld als hij met [benadeelde 1] had afgesproken om het geld terug te betalen, bijvoorbeeld dat de deurwaarder beslag had gelegd op zijn auto en zijn accu kapot was en hij daarom het geld niet kon terug betalen,
waardoor die [benadeelde 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 2
in de periode van 4 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 in Nederland met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van 2.000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 2] verteld dat hij bezig was met een project, waarbij hij in Nederland apparatuur zou opkopen en de apparatuur vervolgens zou verkopen in het buitenland, waarmee grote winsten gemaakt zouden worden en
- vervolgens aan die [benadeelde 2] gevraagd of zij mee wilde doen met het project en dat als zij 6.000 euro zou betalen het haar 20.000 euro zou opleveren en
- die [benadeelde 2] foto’s van persoonlijke documenten had gestuurd om aan te tonen dat hij, verdachte, een betrouwbare zakenpartner was en
- hij, verdachte, die [benadeelde 2] diverse keren had laten zien dat hij in het bezit was van grote geldbedragen, waardoor zij dacht dat hij over veel geld beschikte,
waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
feit 3
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 april 2022 in Nederland telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, in totaal tot een bedrag van 13.800 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 3] verteld, dat hij graag een eigen bedrijf wilde starten en dat hij daarvoor geld nodig had en
- daarbij gezegd, dat hij snel winst zou gaan maken en het geleende geld met rente terug zou betalen, waarbij een datum van terug betaling werd afgesproken met [benadeelde 3] en
- gezegd dat de rente verhoogd zou worden als hij, verdachte, niet op de afgesproken datum het geleende geld zou kunnen terug betalen en
- die [benadeelde 3] foto’s van persoonlijke documenten had gestuurd om aan te tonen dat hij, verdachte, een betrouwbare zakenpartner was en
- meermalen daarna gevraagd of hij, verdachte, een geldbedrag kon lenen van die [benadeelde 3], omdat het met het bedrijf niet liep zoals gepland en zijn rekening geblokkeerd was en gezegd dat hij in het ziekenhuis lag en gezegd dat hij in het buitenland was en gezegd dat hij in zijn auto had geslapen en daarbij gezegd dat hij het geldbedrag met rente zou terugbetalen en
- meermalen tegen die [benadeelde 3] gezegd dat hij zelfmoord zou plegen als hij het geld niet zou
krijgen,
waardoor die [benadeelde 3] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
feit 4
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 12 april 2022 in Nederland met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van 6.000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 4] verteld dat hij graag een deal wilde sluiten en dat hij daarvoor 8.000 euro nodig had en
- daarbij een foto gestuurd van een palet met apparatuur en bankbiljetten en
- die [benadeelde 4] gezegd dat hij bij de terugbetaling van het geleende geld extra geld terug zou betalen,
waardoor die [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 5
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2022 in Nederland met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van 5.500 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 5] verteld dat hij in de handel zat en bezig was met een project, waarbij hij uit China naar Nederland elektrisch apparatuur liet komen, waarbij grote winsten gemaakt werden en
- die [benadeelde 5] gezegd dat er nu al 19 mensen elke maand geld inleggen voor dit project en iedere maand de winst opstrijken en
- aan die [benadeelde 5] gevraagd of zij mee wilde doen met het project en dat als zij 6.000 euro zou betalen, zij maandelijks 20.000 euro winst uitbetaald zou krijgen,
waardoor die [benadeelde 5] werd bewogen tot vorenomschreven afgifte;
feit 6
in de periode van 1 april 2019 tot en met 2 juli 2021 in Nederland met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, van in totaal 6.000 euro, immers heeft verdachte toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- die [benadeelde 6] verteld dat hij bezig was met een project, waarbij hij televisies inkocht en vervolgens met winst verkocht en
- tegen die [benadeelde 6] gezegd dat als zij zou investeren in dat project, dat zij dan zou meedelen in de winst en
- gezegd tegen [benadeelde 6] dat hij, verdachte, niet bij zijn geld kon omdat zijn rekening was geblokkeerd en dat de blokkade zou worden opgeheven als hij de bank een bedrag zou betalen en
- die [benadeelde 6] zielige verhalen verteld om op haar gevoel in te spelen en haar zo onder druk te zetten om te blijven betalen, bijvoorbeeld dat hij geen huis meer had en een auto ongeluk had gehad en zelfmoord wilde plegen,
waardoor die [benadeelde 6] telkens werd bewogen tot vorenomschreven afgiften.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde op de zitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Hij zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 3 en 6:
telkens: oplichting, meermalen gepleegd;
feiten 2, 4 en 5:
telkens: oplichting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan de bewezen verklaarde feiten zou ontbreken. De bewezen verklaarde feiten zijn derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte, gelet op de ernst van de feiten, alsmede de persoon van de verdachte en het hoge herhalingsgevaar, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan een deel van zes maanden voorwaardelijk, met drie jaren proeftijd, onder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, in geval van bewezenverklaring van meerdere feiten, meer dan de officier van justitie, acht te slaan op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gelet daarop te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, waarvan een deel van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode, van bijna twee jaren, schuldig gemaakt aan oplichting van zes bekenden. De verdachte heeft de slachtoffers structureel leugens verteld om hen zo geld afhandig te maken. Met name slachtoffer [benadeelde 1], een ex-collega, heeft hij een enorm geldbedrag afhandig gemaakt met een web van leugens over zijn persoonlijke leven, waardoor die [benadeelde 1] niet alleen zelf in financiële problemen is gekomen, maar zich ook met gezondheidsklachten heeft moeten wenden tot een dokter. De verdachte deed zich verder voor als bonafide zakenpartner/investeerder en zegde zijn slachtoffers toe dat zij gegarandeerd zouden meedelen in de winsten die met zijn handel in elektrische apparatuur werden behaald. Om zijn leugens kracht bij te zetten en om betrouwbaar over te komen, toonde de verdachte persoonlijke documenten met daarop zijn persoonsgegevens. Ook vertelde de verdachte persoonlijke, zielige verhalen om op de gevoelens van de slachtoffers in te spelen en hen zo te bewegen om geld te (blijven) betalen. De verdachte heeft op deze wijze de slachtoffers forse financiële schade toegebracht. Daarnaast heeft hij de hulpvaardigheid van de slachtoffers in ernstige mate misbruikt en hun vertrouwen in het algemeen en in de verdachte in het bijzonder ernstig geschaad. Aangenomen mag worden dat de verdachte erop uit is geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij rekenschap te geven van of zich te laten weerhouden door deze gevolgen. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Oplegging van straf
Gelet op de aard en ernst van de gepleegde feiten, de straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen en de LOVS-oriëntatiepunten, die bij een benadelingsbedrag van € 250.000,- tot € 500.000,- als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden noemen, acht de rechtbank alleen oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Bij het bepalen van de duur en modaliteit van die op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover hij op de zitting van
15 november 2022 heeft verklaard en zoals die uit de stukken blijken.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel van 22 juni 2022 van de justitiële documentatie van de verdachte blijkt dat hij in het verleden al meermalen voor oplichting met politie en justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Uit de proceshouding van de verdachte blijkt niet dat hij, behoudens slachtoffer [benadeelde 1] die hij voor bijna € 230.000,- heeft opgelicht, op enig moment verantwoording heeft willen afleggen voor zijn handelen of dat hij het laakbare daarvan inziet en/of berouw heeft. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan en weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
In het reclasseringsrapport van 1 november 2022 is beschreven dat de reclassering, vanwege de ontkennende houding van de verdachte, de kans op herhaling niet kan inschatten. Wel vindt de reclassering het opvallend en zorgwekkend dat de verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het rapport is verder te lezen dat de verdachte sinds de uitbraak van het coronavirus geen werk meer heeft gehad en dat hij sinds eind 2020 zonder inkomen is. Zijn gezin moet rondkomen van een klein alimentatiebedrag en wordt maandelijks ondersteund door zijn schoonvader. Een sociaal netwerk is er nauwelijks. De reclassering adviseert, vanwege de zorgelijke situatie, oplegging van reclasseringstoezicht bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en de verplichting mee te werken aan schuldaflossing en mogelijk bewindvoering, alsmede het vinden en houden van een dagbesteding.
Tijdens de zitting heeft de verdachte zich bereid getoond deze door de reclassering geadviseerde voorwaarden na te leven.
Slotsom
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, op zijn plaats. De rechtbank zal bepalen dat een deel van zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd van langere duur verbinden, namelijk van drie jaren, met de bedoeling de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan al dan niet soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht verplicht contact met de reclassering en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte een stevige druk moet voelen niet te vervallen in nieuw delictgedrag en zich te houden aan de bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan en voltooien van ambulante behandeling.
De rechtbank realiseert zich dat zij met deze straf, in het nadeel van de verdachte, aanzienlijk afwijkt van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat vanwege de strafverzwarende omstandigheden, namelijk de ernst en duur van het bewezen verklaarde gedrag, het aantal slachtoffers, de mate waarin de verdachte voordeel heeft genoten en het hoge herhalingsgevaar, niet met een lagere straf kan worden volstaan. De officier van justitie heeft bij haar strafeis de ernst van de feiten kennelijk anders gewaardeerd dan de rechtbank.

7.Vorderingen benadeelde partijen en oplegging maatregel

7.1
Inhoud van de vorderingen benadeelde partijen
De rechtbank heeft vastgesteld dat vier van de zes aangevers tegen de verdachte een vordering tot betaling van schadevergoeding hebben ingediend.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] (feit 1) en [benadeelde 3] (feit 3) hebben elk tegen de verdachte een vordering ingediend, namelijk tot betaling van € 229.444,- respectievelijk € 13.800,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover, wegens materiële schade die zij stellen te hebben geleden. De gestelde schade betreft vergoeding voor de door hen aan de verdachte afgegeven geldbedragen.
De benadeelde partijen [benadeelde 2] (feit 2) en [benadeelde 6] (feit 6) hebben ook elk een vordering ingediend, namelijk tot betaling van € 2.500,- respectievelijk € 7.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover, wegens materiële en immateriële schade die zij stellen te hebben geleden. De door hen gestelde schade betreft enerzijds vergoeding voor de geldbedragen die zij hebben afgegeven en nog niet terugbetaald hebben gekregen (€ 2.000,‑ voor [benadeelde 2] respectievelijk € 6.000,- voor [benadeelde 6]) en anderzijds vergoeding van immateriële schade, namelijk psychische klachten, die zij als gevolg van het tenlastegelegde stellen te hebben geleden (€ 500,- voor [benadeelde 2] respectievelijk € 1.000,- voor [benadeelde 6]).
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft verder ook vergoeding gevorderd van haar proceskosten tot een bedrag van € 50,-.
7.2
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schadeposten kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook de door [benadeelde 2] gevorderde proceskosten kunnen worden toegewezen.
Wat betreft de door [benadeelde 2] en [benadeelde 6] gevorderde vergoeding van immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partijen in dit deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De raadsvrouw heeft, in het geval van bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 6, de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schadeposten niet betwist. Wel heeft zij verzocht de door [benadeelde 2] en [benadeelde 6] gevorderde vergoeding van de gestelde immateriële schade af te wijzen wegens gebrek aan onderbouwing.
7.3
Beoordeling van de vorderingen benadeelde partijen
De rechtbank is van oordeel dat alle vier de benadeelde partijen als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde oplichtingen onder de feiten 1, 2, 3 en 6 materiële schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze schade op respectievelijk € 229.444,- voor [benadeelde 1] (feit 1), € 2.000,- voor [benadeelde 2] (feit 2), € 13.800,- voor [benadeelde 3] (feit 3) en € 6.000,- voor [benadeelde 6] (feit 6). Deze schadebedragen bestaan uit de geldbedragen die de benadeelde partijen onder valse voorwendselen aan de verdachte hebben afgegeven en nog niet terugbetaald hebben gekregen. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen in zoverre worden toegewezen.
Dat ligt anders voor de door [benadeelde 2] en [benadeelde 6] gevorderde vergoeding van de door hen gestelde immateriële schade. Een benadeelde heeft recht op immateriële schadevergoeding als hij als gevolg van het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen of is geschaad in zijn eer of goede naam. Daarvan is in deze zaak niet gebleken. Een benadeelde heeft ook recht op immateriële schadevergoeding wanneer hij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daarbij is uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen, wat met concrete gegevens moet worden onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen onvoldoende hebben onderbouwd dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde geestelijk letsel hebben opgelopen. De door hen gestelde immateriële schade (€ 500,- voor [benadeelde 2] (feit 2) en € 1.000,- voor [benadeelde 6] (feit 6)) komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De vorderingen van de benadeelde partijen zullen ten aanzien van de immateriële schadeposten worden afgewezen.
Dit leidt tot de slotsom dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen tot geldbedragen van respectievelijk € 229.444,- voor [benadeelde 1] (feit 1), € 2.000,- voor [benadeelde 2] (feit 2), € 13.800,- voor [benadeelde 3] (feit 3) en € 6.000,- [benadeelde 6] (feit 6). De verdachte zal worden veroordeeld tot betaling van deze geldbedragen aan de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Daarbij zal de rechtbank de ingangsdatum van deze rente bepalen op de dag na de bewezen verklaarde pleegperiodes, tot aan de dag der algehele voldoening.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken. Deze kosten zijn tot op heden begroot op nihil, met uitzondering van [benadeelde 2]. De tot op heden door [benadeelde 2] gemaakte kosten worden begroot op € 50,-.
De vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 6] worden voor het overige deel, namelijk de immateriële schadeposten, afgewezen.
7.4
Schadevergoedingsmaatregel en samenloop gijzeling
De rechtbank ziet aanleiding om in het belang van de benadeelde partijen, als extra waarborg voor betaling, voor elke benadeelde partij aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op te leggen.
Bij het bepalen van de duur van de gijzeling, die bij gebreke van betaling of verhaal kan worden toegepast, heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikelen 36f, vijfde lid, en 60a Sr. Op grond van deze artikelen moet de rechter bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel telkens de duur van de gijzeling bepalen die kan worden toegepast. Daarbij geldt dat de duur van die gijzeling, ook in gevallen van samenloop als bedoeld in artikelen 57 en 58 Sr, ten hoogste één jaar (dat wil zeggen: 360 dagen (Hoge Raad 25 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:714)) beloopt. Dit leidt ertoe dat de rechtbank hierna onder 9. per schadevergoedingsmaatregel de gijzeling naar evenredigheid zal bepalen, tot hoogtes waardoor het maximum van 360 dagen niet wordt overschreden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen die van toepassing zijn, zijn de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a en 326 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder deze feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte van
6 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
-
meldplicht:de verdachte zich gedurende de drie jaren proeftijd moet melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo frequent als deze reclasseringsinstelling nodig acht, en moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Daaronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De verdachte wordt verder verplicht telefonisch en per post bereikbaar te zijn.
-
ambulante behandeling:de verdachte zich, ten aanzien van zijn overredingskracht naar derden om geld los te krijgen en ten behoeve van deze financiële bevrediging, ambulant laat behandelen door De Waag, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich daarbij aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener in het kader van deze behandeling geeft.
-
meewerken aan schuldaflossing en mogelijk bewindvoering:de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan aanmelding bij een bewindvoerder. De verdachte geeft de reclassering daartoe inzicht in zijn financiën en schulden.
-
andere voorwaarden het gedrag betreffende:de verdachte wordt verplicht zich in te zetten voor het vinden en het behouden van betaalde dagbesteding, waarbij hij zich controleerbaar zal opstellen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarbij zijn voorwaarden dat de verdachte tijdens de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, ter inzage zal aanbieden;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beslist ten aanzien van
de vorderingen van de benadeelde partijenals volgt:
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij
[benadeelde 1] (feit 1)geleden schade tot een bedrag van
€ 229.444,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij
[benadeelde 2] (feit 2)geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] af voor het meer gevorderde, namelijk ten aanzien van de gestelde immateriële schade van € 500,-.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij
[benadeelde 3] (feit 3)geleden schade tot een bedrag van
€ 13.800,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door benadeelde partij
[benadeelde 6] (feit 6)geleden schade tot een bedrag van
€ 6.000,-, bestaande uit materiële schadevergoeding, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde 6] af voor het meer gevorderde, namelijk ten aanzien van de gestelde immateriële schade van € 1.000,-.
Veroordeelt de verdachte ook
in de kostendoor de benadeelde partijen tot op heden gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Tot op heden zijn de kosten van
[benadeelde 1], [benadeelde 3] en [benadeelde 6] op nihilbegroot en die van
[benadeelde 2] op € 50.-.
Beslist ten aanzien van
oplegging van de schadevergoedingsmaatregelals volgt:
Legt aan de verdachte op als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[benadeelde 1] (feit1)de verplichting tot betaling aan de Staat van € 229.444,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
300 (driehonderd) dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[benadeelde 2] (feit 2)de verplichting tot betaling aan de Staat van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[benadeelde 3] (feit 3)de verplichting tot betaling aan de Staat van € 13.800,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen gijzeling.
Legt aan de verdachte op als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[benadeelde 6] (feit 6)de verplichting tot betaling aan de Staat van € 6.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen gijzeling.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor aan de verdachte opgelegde betalingsverplichtingen aan [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 6] niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 6] in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en omgekeerd dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan deze benadeelde partijen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2022.
Bewijsmiddelenbijlage
[..]