ECLI:NL:RBNHO:2022:10241

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
C/15/333015 / JU RK 22-1593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een conflictueuze oudersituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De moeder had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat zij van mening was dat de situatie van de kinderen nog steeds zorgwekkend was. De kinderrechter constateerde dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord was en dat zij door een hardnekkig strijdpatroon het zicht op hun gedeelde verantwoordelijkheden als ouders waren verloren. Dit had negatieve gevolgen voor het welzijn van de kinderen, die in de strijd tussen hun ouders een positie hadden ingenomen die hen in staat stelde om met de situatie om te gaan, maar die niet bevorderlijk was voor hun ontwikkeling.

De kinderrechter verwees naar de verplichtingen die voortvloeien uit de Nederlandse wetgeving en internationale verdragen, zoals het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, en benadrukte het belang van onbelast contact met beide ouders voor de ontwikkeling van de kinderen. Tijdens de zitting bleek dat beide ouders bereid waren om een verandering in de situatie te bewerkstelligen, maar dat hun strijd en interactie dit bemoeilijkten. De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 januari 2023, om de inzet van een kindbehartiger mogelijk te maken en om de GI de gelegenheid te geven om de omgangsregeling te evalueren. De beslissing op het meer of anders verzochte werd aangehouden tot 11 januari 2023, met de opdracht aan de GI om de kinderrechter te informeren over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/333015 / JU RK 22-1593
Datum uitspraak: 18 november 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.L. Molenaar, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. T.G. Gijtenbeek, kantoorhoudende te Amsterdam,
[de echtgenote van de vader]
hierna te noemen: de echtgenote van de vader,
wonende te [plaats] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 19 oktober 2022, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2022;
- het verweer, met bijlagen, van de vader, ingekomen bij de griffie op 3 november 2022;
- de brief, met bijlagen van de moeder van 8 november 2022;
- het F-9 formulier van de advocaat van de vader van 9 november 2022.
1.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben op 9 november 2022 met de kinderrechter gesproken.
1.3.
Op 10 november 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.L. Molenaar;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. T.G. Gijtenbeek
- [jeugdzorgwerker] (jeugdzorgwerker) en [gedragsdeskundige] (gedragsdeskundige) namens de GI.
1.4.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.5.
Mr. Molenaar heeft ter zitting pleitnotities overgelegd en voorgelezen.
1.6.
De GI heeft ter zitting een pleitnota overgelegd waarvoor ter zitting een leespauze is ingelast.
1.7.
Na de mondelinge behandeling hebben de advocaten van de ouders op verzoek van de kinderrechter op 15 november 2022 nog een reactie op de pleitnota van de GI in het geding gebracht.
De kinderrechter heeft partijen daarbij niet in de gelegenheid gesteld om nog producties te overleggen. De kinderrechter heeft daarom geen kennis genomen van de nog door mr. Molenaar overgelegde productie.
1.8.
Gelijktijdig met dit verzoek zijn de verzoeken inzake de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en het benoemen van een deskundige dan wel bijzondere curator behandeld, bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/2989655 / JU RK 20-466. De rechtbank zal hierop in een afzonderlijke beschikking beslissen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
2.2.
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is bij beschikking van deze rechtbank van 7 december 2016 bij de moeder bepaald. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen inmiddels bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 mei 2020 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op verzoek van de Raad onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien steeds is verlengd en nog voortduurt tot 20 november 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De moeder is van mening dat er nog altijd wordt voldaan aan de grond waarvoor de ondertoezichtstelling is verleend. De GI stelt zich, evenals de Raad en de vader, op het standpunt dat in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling het hoogst haalbare is bereikt voor de kinderen en dat de ondertoezichtstelling daarom niet verlengd moet worden. De moeder is het daar niet mee eens.
3.3.
Het is de kinderrechter duidelijk dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord geraakt is en dat zij door een hardnekkig strijdpatroon het zicht zijn verloren op de gedeelde verantwoordelijk die zij als ouders hebben om voor het welzijn van de kinderen te kiezen. Om zich op een gezonde manier te kunnen ontwikkelen, is voor een kind van belang dat het onbelast contact met beide ouders heeft. Naar het oordeel van de kinderrechter ontbreekt het hier [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] al langere tijd aan. De kinderen hebben in de strijd tussen hun ouders noodgedwongen een positie ingenomen die het voor hen dragelijk maakt om met de situatie om te gaan. De Hoge Raad, de hoogste rechter in Nederland, heeft in dit soort situaties bepaald en opgedragen dat de rechter alles in het werk moet stellen om te bevorderen dat de omgang tussen het kind en de ouder die niet zijn hoofdverzorger is, daadwerkelijk tot stand komt en in stand blijft. De kinderrechter verwijst daartoe naar de beschikking van 17 januari 2014 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:91). Deze verplichting voor de rechter berust niet enkel op de Nederlandse wetgeving maar is mede gebaseerd op internationale verdragen, zoals het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
3.4.
Ter zitting is het de kinderrechter gebleken dat de ouders beide wel een verandering in de situatie zouden willen bereiken zodat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] weer met beide ouders goed contact kunnen hebben. Voor de ouders is het vanwege hun strijd en interactie echter heel lastig om de gewenste verandering te bereiken. De ouders kunnen zich in ieder geval vinden in de inzet van een kindbehartiger voor de kinderen, te weten [kindbehartiger] (via Family Supporters). Partijen verschillen wel van mening of het inschakelen van deze kindbehartiger binnen de ondertoezichtstelling of in het vrijwillig kader moet plaatsvinden. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben er momenteel weinig behoefte aan om weer met een “professional” te moeten praten. Met name bij [de minderjarige 1] is daar een behoorlijke weerstand tegen.
3.5.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter vooralsnog van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter ziet voldoende aanleiding om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in ieder geval voor een korte periode te verlengen teneinde de GI in staat te stellen de inzet van voornoemde kindbehartiger binnen de ondertoezichtstelling op te starten. Verder ziet de kinderrechter een taak voor de GI waar het gaat om de vraag op welke dag van de week [de minderjarige 2] omgang heeft met de moeder. Daarbij zal de rechtbank op korte termijn ook een beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling en het benoemen van een deskundige. De beoogde uitspraakdatum is 8 december 2022. De kinderrechter zal die tijd ook aanwenden om tot een beslissing te komen over (de resterende duur van) de verzochte verlenging ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] thans verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW) en wel 12 januari 2023.
Voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] betekent dit dat zij toch weer met een “professional” moeten gaan praten, terwijl zij dat niet leuk vinden. De kinderrechter begrijpt de weerstand van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] goed. De kinderrechter heeft van de ouders van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] echter ook gehoord dat zij beide het liefst zouden willen dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] weer goed contact hebben met én de vader én de moeder. Door de ruzie van de vader en de moeder is het voor hen echter moeilijk om dit tot stand te brengen. De vader en de moeder hebben daar hulp bij nodig en daarom vindt de kinderrechter het voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] toch een kindbehartiger komt.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]thans tot 12 januari 2023;
4.2.
houdt de beslissing op het meer of anders verzochte aan tot 11 januari 2023 PRO FORMA;
4.3.
draagt de GI op om de kinderrechter uiterlijk op 29 december 2022 schriftelijk te informeren over de vraag of de kindbehartiger inmiddels is ingeschakeld en over de resultaten van haar werkzaamheden tot dat moment;
4.4.
stelt de advocaten van partijen in de gelegenheid om uiterlijk op 4 januari 2023 schriftelijk te reageren op het bericht van de GI;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Kleefmann, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.M. van Koutrik, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.