ECLI:NL:RBNHO:2021:9867
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking over de waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, een huurder van het appartement, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van Cocensus, die de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 op € 147.000 heeft vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met het achterstallige onderhoud, de gedateerde voorzieningen en de ligging van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser als gebruiker van de woning procesbelang heeft, ondanks het verweer van verweerder dat eiser niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen. Verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde en heeft gesteld dat de woning in vergelijking met andere objecten in de matrix niet te hoog is gewaardeerd. De rechtbank oordeelt dat de door verweerder overgelegde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn en dat de verschillen in staat van onderhoud en ligging in de waardering zijn meegenomen. De rechtbank concludeert dat de waarde van € 147.000 niet in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.