ECLI:NL:RBNHO:2021:9625

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
15.282333.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en verspreiding van seksuele beelden van een minderjarige

Op 2 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van aanranding en het bezitten en verspreiden van een filmpje van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was. De zaak vond zijn oorsprong op 2 mei 2020, toen de verdachte en een medeverdachte een pizza bestelden, die door het slachtoffer, een pizzabezorger, werd bezorgd. Bij binnenkomst werd het slachtoffer overrompeld door het opdringerige gedrag van de verdachte, die hem zonder enige waarschuwing betastte en over zijn geslachtsdeel wreef. De medeverdachte filmde deze handelingen en de verdachte stuurde het filmpje door naar een vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden en dat haar handelingen een grote impact op hem hadden gehad, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedeeltelijk moest worden vrijgesproken van de tenlastelegging van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding en het verspreiden van beelden van seksuele gedragingen met een minderjarige. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding van €750,- aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/282333-20 (P)
Uitspraakdatum: 2 november 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum- en plaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1zij op of omstreeks 2 mei 2020 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten: het (over de kleding heen) wrijven over en/of knijpen in en/of betasten van de penis en/of balzak van die [slachtoffer], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit het een en/of meermalen:
- (in een (smalle) hal/gang van een woning) onverhoeds (over de kleding heen) wrijven over en/of knijpen in en/of betasten van de penis en/of balzak van die [slachtoffer] (gedurende zijn werk van/als pizzabezorger), en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende en overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat hij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte en/of verdachtes mededader kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
Feit 2zij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 2 mei 2020 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) (een) afbeelding(en), te weten een filmpje - en/of een gegevensdrager, bevattende (een) afbeelding(en), te weten een (mobiele) telefoon (merk: Apple en/of type: Iphone) -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon (te weten: [slachtoffer]) die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (pagina 69 van het proces-dossier).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar heeft bekend dat zij over het geslachtsdeel van het slachtoffer heeft gewreven, maar dat zij het slachtoffer hiertoe niet heeft gedwongen. Het onverhoeds in de ballen knijpen kan worden bewezen, maar er was geen sprake van een bedreigende situatie en hetgeen het slachtoffer hierover heeft verklaard, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman van de verdachte eveneens vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet kon weten dat het slachtoffer jonger was dan achttien jaar, aangezien hij ouder oogde.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
De betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat de medeverdachte het slachtoffer niet heeft aangeraakt, maar het handelen van de medeverdachte heeft gefilmd. De rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte en de medeverdachte dit vooraf hebben afgesproken en dat aldus sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van een tevoren gemaakt plan. De medeverdachte heeft de verdachte en het slachtoffer gefilmd en gedurende de filmopname weliswaar enkele seksueel getinte uitspraken gedaan, maar deze bijdrage van de medeverdachte is van onvoldoende gewicht om te stellen dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte om te kunnen spreken van medeplegen van het tenlastegelegde feit.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen en het dossier volgt dat op 2 mei 2020 vanuit de woning van de verdachte een bestelling is gedaan voor onder meer pizza’s. Het slachtoffer, werkzaam als pizzabezorger, kwam deze bestelling rond het middaguur afleveren bij de woning van de verdachte. De medeverdachte heeft de deur geopend, waarna het slachtoffer de bestelling binnen heeft neergezet. Vrijwel direct na binnenkomst heeft de verdachte zich opgedrongen aan het slachtoffer en hem zonder enige aanleiding of aankondiging en aldus onverhoeds over de kleding heen, over zijn geslachtsdeel gewreven en hierin geknepen. Daarbij heeft de verdachte onder meer woorden gebruikt als “dit is de ultieme droom van een pizzabezorger”. De medeverdachte maakte hiervan filmopnamen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij zo erg schrok door de plotselinge aanrakingen van de verdachte en het feit dat dit werd gefilmd dat hij een ‘black-out kreeg’. De verdachte heeft bekend voornoemde handelingen te hebben verricht.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een ontuchtige handeling zoals bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht een handeling van seksuele aard is die in strijd is met een sociaal-ethische norm. De beoordeling of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met een sociaal-ethische norm, hangt af van de aard van de gedraging en de omstandigheden van het geval. De (kennelijke) bedoeling van de verdachte speelt hierbij ook een rol. Die intentie kan bijvoorbeeld blijken uit begeleidende woorden.
De verdachte heeft een voor haar onbekende en zeer jonge jongen, nadat hij de pizza’s binnen had afgeleverd, onverhoeds in zijn kruis gegrepen en seksueel getinte uitlatingen gedaan. De ontuchtige bedoeling van de aanrakingen was in deze zaak, gelet op de begeleidende uitlatingen van de verdachte, naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voor misverstand vatbaar.
Anders dan de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer door het onverhoedse karakter van het handelen van de verdachte is gedwongen tot het dulden van die ontuchtige handelingen, aangezien het slachtoffer zich daardoor niet (tijdig) aan deze situatie kon onttrekken en dus was gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het slachtoffer ouder oogde dan achttien jaar en dat het bestanddeel “kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt” daarom niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2185) is de opvatting onjuist dat in het geval waarin vaststaat dat de afgebeelde persoon de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt” uit de bewijsmiddelen moet blijken dat die persoon jonger oogt dan achttien jaar. Gelet op de wetsgeschiedenis geldt immers dat, nu de strafbaarstelling van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht mede ertoe strekt kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik, in zo een geval moet worden aangenomen dat de betrokken persoon “kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt”. Uit de jurisprudentie volgt verder dat als komt vast te staan dat de afgebeelde persoon, die er als een volwassene uitziet, onder de leeftijdsgrens zit, het feit strafbaar is.
Het staat vast dat het slachtoffer ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zeventien jaar oud was. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de raadsman verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, dat sprake is van medeplegen. De verdachte zal daarom van het onderdeel tezamen en in vereniging met een ander of anderen worden vrijgesproken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1zij op 2 mei 2020 te Alkmaar door een feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten: het over de kleding heen wrijven over en knijpen in en betasten van de penis en balzak van die [slachtoffer] en bestaande die feitelijkheid uit het in een woning onverhoeds over de kleding heen wrijven over en knijpen in en betasten van de penis en balzak van die [slachtoffer] (gedurende zijn werk als pizzabezorger);
Feit 2zij op 2 mei 2020 te Alkmaar afbeeldingen, te weten een filmpje bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, heeft verspreid en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon (te weten: [slachtoffer]) die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (pagina 69 van het procesdossier).
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en in bezit hebben.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat hij de strafeis, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, onevenredig zwaar vindt. Hij heeft de rechtbank daarom verzocht om in geval van een bewezenverklaring een taakstraf op te leggen en indien de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend vindt, deze te beperken tot het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en de medeverdachte hebben die dag pizza’s besteld en het slachtoffer kwam deze pizza’s bezorgen. Het slachtoffer, dat op dat moment dus aan het werk was, werd bij binnenkomst volkomen overrompeld door het opdringerige gedrag en de handelingen van de verdachte. Zij heeft het slachtoffer uit het niets betast en, over de kleding heen, over zijn geslachtsdeel gewreven en hierin geknepen. Daarmee heeft zij zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De medeverdachte heeft deze ontuchtige handelingen gefilmd en de verdachte heeft het betreffende filmpje van het minderjarige slachtoffer doorgestuurd naar een vriendin. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van de verdachte een grote impact op hem heeft gehad. Zo heeft hij nog geruime tijd na het incident geworsteld met gevoelens van angst, onveiligheid en een verhoogde alertheid bij zijn werkzaamheden. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten, gedateerd 22 februari 2021 en 28 juli 2021 en opgesteld door [naam], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Uit deze rapporten blijkt dat de reclassering de kans op recidive inschat als laag en dat reclasseringstoezicht niet nodig wordt geacht. Met de inhoud van deze reclasseringsrapporten kan de rechtbank zich verenigen.
De verdachte heeft ter terechtzitting er blijk van gegeven het laakbare van haar gedrag in te zien en aangegeven open te staan voor een gesprek met het slachtoffer. De rechtbank betrekt voorts bij de bepaling van de straf – zonder de gevolgen van het incident voor het slachtoffer te willen bagatelliseren – dat feitelijk bewezen is dat de verdachte afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige is betrokken in bezit heeft gehad en heeft verspreid door dit aan een vriendin te sturen, maar gelet op de omstandigheden van het geval, dit qua strekking en gevoel niet zonder meer overeenkomt met hetgeen de samenleving doorgaans hieronder verstaat. Gelet op deze omstandigheden valt de straf lager uit dan hetgeen de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat daarnaast een taakstraf passend en geboden is en wel voor de duur van honderdtwintig uur.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een goudkleurige IPhone 8 plus, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.180,90 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
  • verlies arbeidsvermogen van € 180,90; en
  • immateriële schade van € 1.000,- wegens (kort gezegd) slapeloze nachten, sombere gevoelens en herbelevingen van (vroegere) traumatische ervaringen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank in geval van een bewezenverklaring verzocht het materiële deel van de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing. Het nagaan wat de omvang van de materiële schade is, vormt volgens de raadsman een onevenredige belasting van het strafproces. Ook ten aanzien van het immateriële deel van de vordering tot schadevergoeding heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat dit deel niet ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht het immateriële deel van de vordering tot schadevergoeding te matigen. Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Wat betreft de gevorderde materiële schade die betrekking heeft op het verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De gevorderde immateriële schade komt de rechtbank tot een hoogte van € 750,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard van het handelen van de verdachte en de inbreuk die daarmee op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gemaakt. Dat de benadeelde partij last heeft (gehad) van slapeloze nachten, sombere gevoelens en herbelevingen van traumatische ervaringen, waarvoor hij psychologische hulp heeft gehad, is weliswaar niet nader onderbouwd, maar gelet op de aard van het bewezenverklaarde kan een aantasting in de persoon ook zonder concrete gegevens ter onderbouwing worden aangenomen. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 750,- worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: aanranding en het bezitten en verspreiden van een filmpje van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige is betrokken] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
één (1) dag.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig (120) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 STK Telefoontoestel G1142343, goudkleurig, merk: IPhone 8 plus.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 750,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.H.A. van Roessel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 november 2021.
Mr. A.H.A. van Roessel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.