Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8
- de akte houdende overlegging producties tevens houdende vermindering van eis met producties 9 t/m 14 van de zijde van [eiser 1] c.s.
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De zaak in het kort
4.Het geschil
5.De beoordeling
Inleidende opmerkingen
nahet uitbrengen van de dagvaarding in de schadestaatprocedure een betaling van € 10.974,70 aan [eiser 1] c.s. verricht ter hoogte van de bij de dagvaarding door [eiser 1] c.s. gevorderde hoofdsom. Dit bedrag hebben [eiser 1] c.s. overeenkomstig artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) eerst op de buitengerechtelijke kosten van € 1.070,54, vervolgens op de verschenen rente van € 509,07 en daarna op de hoofdsom in mindering gebracht. Hierdoor zijn de buitengerechtelijke kosten en rente volgens [eiser 1] c.s. volledig voldaan en resteert er nog € 1.579,61 (€ 10.974,70 – € 9.395,09) aan hoofdsom.
18 februari 2021 op een bedrag van € 509,07. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van wettelijke rente. Volgens [gedaagde] is de schade pas in rekening gebracht (en opeisbaar) op het moment dat deze daadwerkelijk is gevorderd. Dat was pas in januari 2021. Daarnaast is de factuur voor de gevorderde kosten ook pas op 27 december 2020 door [eiser 1] c.s. voldaan. [gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de gevorderde wettelijke rente.
€ 32,46. Dit maakt dat met de betaling € 9.871,70 op de hoofdsom is voldaan, zodat
€ 1.103,00 aan hoofdsom resteert. Over dit bedrag is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd vanaf 19 februari 2021 tot aan de dag van volledige betaling. De vordering onder I zal dan ook worden toegewezen tot € 1.103,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2021.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)