Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De feiten
€ 25.000,00. Bij e-mail van 5 maart 2012 heeft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] Facilities laten weten dat dit bedrag te laag was. Zij gaf aan dat [eiser] bereid was om de koopprijs te verlagen naar € 55.000,00.
Artikel 2 Koopsom / betalingsverplichtingen
Koopsom”) is gelijk aan EUR 10.000,-- (tienduizend Euro), vermeerderd met de over de laatstgenoemde som verschuldigde rente. Bij het berekenen van de verschuldigde rente zal worden uitgegaan van het rentepercentage dat ABN Amro bank op het moment van de berekening hanteert ten behoeve van haar spaardeposito’s. (…)
Artikel 1 Advieswerkzaamheden
1 januari 2012 tot aan 31 december 2015 door [gedaagde] gespreid aan [eiser] worden betaald, maar zal uiterlijk op 31 december 2015 geheel aan [eiser] zijn voldaan.
- € 40.000,-- tot € 50.000,-- bedragen: € 3.000,-- exclusief BTW
- € 50.000,-- tot € 70.000,-- bedragen: € 7.000,-- exclusief BTW
- € 75.000,-- of hoger bedragen: € 10.000,-- exclusief BTW
4.Het geschil
5.De beoordeling
13 maart 2012 (zie 3.8) volgt dat als partijen geen overeenstemming bereiken over een hogere koopsom dan € 23.000,00, [eiser] ‘de stekker eruit zal trekken’. Kort daarna, op 23 maart 2012, hebben [eiser] en [gedaagde] de koopovereenkomst én de aanvullende overeenkomst gesloten. De omstandigheid dat de bedragen in deze beide overeenkomsten optellen tot € 30.000,00 (exclusief btw) sluit aan bij voornoemd onderhandelingstraject over de hoogte van de totale overnamesom en past bij de door [eiser] gestelde uitleg van de aanvullende overeenkomst. Die uitleg houdt in dat een gedeelte van de overnamesom in de aanvullende overeenkomst ‘voor advieswerkzaamheden’ is gegoten bij wege van een fiscale constructie tussen partijen, met als doel om de totale overnamesom gefaseerd aan [eiser] over te maken zodat betaling van belastingen over de stakingswinst zoveel mogelijk beperkt zou blijven en [gedaagde] meer tijd zou hebben om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Ook de in artikel 1 van de aanvullende overeenkomst opgenomen clausule dat [gedaagde] , indien hij meent dat [eiser] zich onvoldoende inspant voor H2M, daaraan geen enkel rechtsgevolg kan verbinden (zoals verrekening, opschorting, ontbinding), sluit hierbij aan. De uitleg die [gedaagde] aan de aanvullende overeenkomst geeft, betekent dat hij (slechts) een overnamesom van € 10.000,00 verschuldigd zou zijn. Deze uitleg laat zich niet rijmen met gemeld onderhandelingstraject, in het bijzonder niet met het door hem (en zijn vader) kort vóór het sluiten van de beide overeenkomsten uitgebrachte bod van € 23.000,00. Bovendien heeft [gedaagde] bij e-mail van 16 juni 2016 aan de advocaat van [eiser] een verlenging van de einddatum naar
31 december 2020 van
beideovereenkomsten voorgesteld. Dit strookt niet met de stelling van [gedaagde] dat hij geen enkele betaling op grond van de aanvullende overeenkomst verschuldigd is, omdat [eiser] geen diensten voor H2M heeft verricht. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank [eiser] in zijn uitleg van de aanvullende overeenkomst en zal de rechtbank de onder II gevorderde hoofdsom van € 24.200,00 inclusief btw toewijzen. De wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar hetgeen hierna in de rechtsoverwegingen 5.10 tot en met 5.12 is vermeld.
1.442,00(2,0 punten × tarief € 721,00)
6.De beslissing
€ 10.000,00 vanaf 1 mei 2018 tot aan de dag van volledige betaling, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom en de verschuldigde contractuele rente vanaf 5 februari 2019 tot aan de dag van volledige betaling,