In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De eiser ontving sinds 1 maart 2015 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (PW). De gemeente Haarlem heeft de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 1 maart 2015 tot en met 3 oktober 2019 ingetrokken en een bedrag van € 39.331,49 aan te veel ontvangen bijstandsuitkering teruggevorderd. Dit besluit volgde op een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij werd vastgesteld dat eiser via Marktplaats goederen kocht en verkocht zonder dit te melden aan de gemeente, waardoor hij de inlichtingenplicht had geschonden.
Eiser heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 9 september 2021 is de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden. De rechtbank heeft de onderzoeksresultaten van de gemeente beoordeeld en vastgesteld dat eiser in de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 mei 2017 onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij zich met handel bezig hield. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering over deze periode niet gerechtvaardigd was.
Echter, voor de periodes van 1 juni 2017 tot en met 5 januari 2018 en van 6 januari 2018 tot en met 3 oktober 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat de gemeente terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken, omdat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door zijn verkoopactiviteiten niet te melden. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen over de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 mei 2017. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 2.546,- en het griffierecht van € 48,- wordt vergoed.