In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 12 februari 2021, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en de ingediende stukken. De gedraging die aan de boete ten grondslag ligt, was vastgesteld aan de hand van een foto gemaakt door een flitspaal, waarop het voertuig van de betrokkene zichtbaar was, maar niet het bijbehorende C-bord.
De kantonrechter heeft overwogen dat, hoewel het C-bord niet zichtbaar was op de foto, er andere bewijsstukken waren die bevestigden dat het bord ten tijde van de gedraging aanwezig was. Dit betrof schouwfoto's van de gemeente die aantoonden dat de bebording op de relevante data aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet kon aantonen dat er sprake was van een fuik en dat de verkeerssituatie voldoende gelegenheid bood om de geslotenverklaring te ontwijken. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werden geen proceskosten toegewezen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van weggebruikers om attent te zijn op verkeersborden en dat er geen rechtsregel is die vereist dat een geslotenverklaring met vooraankondigingsborden wordt aangekondigd. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een onredelijke verkeerssituatie.