In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, niet voldoende kon worden vastgesteld op basis van de foto die met een flitspaal was gemaakt. De foto toonde wel het voertuig van de betrokkene, maar niet het C-bord dat de geslotenverklaring aangaf. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat er aanvullende schouwfoto's waren gemaakt die aantoonden dat het bord ten tijde van de gedraging aanwezig was. Deze schouwfoto's waren gemaakt in de maand vóór en de maand ná de gedraging en toonden de aanwezigheid van de bebording aan.
De kantonrechter heeft ook de argumenten van de betrokkene over de afwezigheid van vooraankondigingsborden verworpen. De rechter oordeelde dat weggebruikers oplettendheid op verkeersborden moeten verwachten en dat het aan de betrokkene is om zijn rijgedrag aan te passen aan de verkeerssituatie. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de boete ongegrond verklaard. Het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen, omdat de beschikking niet werd vernietigd. De uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.