ECLI:NL:RBNHO:2021:8357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
HAA 20/3255. 20/3256, 20/3257, 20/3258, 20/3259 en 20/3260
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in samenhangende belastingzaken met betrekking tot inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet

Op 29 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de samenhangende zaken HAA 20/3255 tot en met HAA 20/3260. Eiser, vertegenwoordigd door J.R. Misset, heeft beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013, 2014 en 2015. De inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, heeft na ontvangst van de motivering van het beroep aangegeven dat hij voornemens is de aanslagen te verminderen conform de ingediende aangiften. Eiser heeft vervolgens op 17 mei 2021 de beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de beroepen is gedaan omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser. Eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht in acht genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding, maar dat de door eiser gevraagde reis- en verblijfskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat er geen zitting heeft plaatsgevonden en eiser deze kosten niet heeft onderbouwd.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten tot een bedrag van € 1122 en heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 48 door verweerder aan eiser moet worden vergoed. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/3255 tot en met HAA 20/3260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaken tussen

[X] , te [Z] eiser(gemachtigde: J.R. Misset),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op de bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2013, 2014 en 2015.
Verweerder heeft bij brief van 6 mei 2021 medegedeeld dat hij na ontvangst van de motivering van beroep een heroverweging heeft gemaakt op basis van de relevante feiten en omstandigheden. Verweerder is voornemens de aanslagen te verminderen conform de ingediende aangiften. Verweerder verzoekt eiser de ingestelde beroepen in te trekken, eiser heeft dan recht op vergoeding van de kosten van het indienen van de beroepschriften en vergoeding van het griffierecht.
Eiser heeft de beroepen bij brief van 17 mei 2021 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft eiser verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
Nadat partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord en niet binnen de gestelde termijn hebben verklaard gebruik te willen maken van dat recht, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank doet uitspraak met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Eiser heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. De rechtbank stelt vast dat de beroepen zijn ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eiser en dat eiser tegelijk met de intrekking van de beroepen heeft verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5 Nu verweerder heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden zal de rechtbank verweerder hierin volgen en daarbij de vanaf 1 juli 2021 van toepassing zijnde tarieven toepassen nu verweerder beoogd heeft de kosten te vergoeden conform het Besluit. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zaken samenhangende zaken zijn in de zin van het Besluit.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 1122 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1 voor de zwaarte van de zaken en wegingsfactor 1,5 vanwege meer dan drie samenhangende zaken). De overige door eiser genoemde kosten, te weten reis- en verblijfskosten van € 100 komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat bij de rechtbank geen zitting is geweest en eiser niet heeft gesteld dat in de beroepsfase anderszins reis- of verblijfskosten door hem zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Eiser heeft het gevraagde bedrag van € 100 niet onderbouwd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat er kosten zijn gemaakt die op grond van het daarover bepaalde in het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht van € 48 te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank:

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1122;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 48 te vergoeden aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.