ECLI:NL:RBNHO:2021:8328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
C/15/315736 / HA RK 21-78
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met betrekking tot koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2021 een beschikking gegeven in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.P. Poiesz, heeft een perceel grond met een bedrijfspand gekocht van de verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J. van der Aart. De verzoeker stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de levering van het pand vrij van huur, terwijl in de koopovereenkomst staat dat het pand gedeeltelijk verhuurd is. De verzoeker heeft een bodemprocedure aangespannen en wenst getuigen te horen om zijn stellingen te onderbouwen.

De verweerder voert verweer en stelt dat de verzoeker misbruik van recht maakt door meerdere procedures te starten en dat de persoonlijke omstandigheden van de verweerder een bezwaar vormen tegen het verzoek. De rechtbank oordeelt echter dat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank benadrukt dat een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor ook kan worden gedaan tijdens een aanhangige procedure.

De rechtbank wijst het verzoek toe en bepaalt dat er rekening moet worden gehouden met de tijdsduur van het verhoor en dat de namen van de getuigen tijdig moeten worden opgegeven. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. S.M. Auwerda.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/315736 / HA RK 21-78
Beschikking van 12 augustus 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ( [gemeente] ),
verzoeker,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Heemskerk,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. S.J. van der Aart te Koog aan de Zaan.
Partijen zullen hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerder] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 26 april 2021, strekkende tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor;
  • het verweerschrift ontvangen door de rechtbank op 25 juni 2021;
  • de mondelinge behandeling van 1 juli 2021, waar zijn verschenen [verzoeker] , bijgestaan door mr. Poiesz voornoemd, en mevrouw [xxx] , de dochter van [verweerder] , bijgestaan door mr. Van der Aart voornoemd.
1.2.
Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Op 21 januari 2021 heeft [verzoeker] een perceel grond met een bedrijfspand met bovenwoning en verdere aanhorigheden, aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (kadastraal bekend gemeente [plaats] , sectie [letter] , nr. [nummer] ) (hierna: het pand) gekocht van [verweerder] tegen een koopsom van € 420.000,00.
2.2.
In artikel 7.1 van de koopovereenkomst is, voor zover hier van belang, het navolgende opgenomen:
“(…) koper is op de hoogte dat het pand gedeeltelijk (3e verdieping) in verhuurde staat wordt verkocht. (…)”
2.3.
[verzoeker] heeft eind mei 2021 ten laste van [verweerder] beslag onder de notaris laten leggen op een deel van de koopsom (€ 55.000).
2.4.
Het pand is 1 juni 2021 in verhuurde staat aan [verzoeker] geleverd.
2.5.
Op 11 juni 2021 heeft [verzoeker] [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank. In deze procedure (hierna: de bodemprocedure) maakt hij aanspraak op de contractuele boete van € 42.000.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Aan dit verzoek legt [verzoeker] het volgende ten grondslag.
3.2.
Hoewel in de koopovereenkomst is opgenomen dat de koper ( [verzoeker] ) op de hoogte is dat het pand gedeeltelijk in verhuurde staat wordt verkocht is tussen partijen afgesproken dat het pand vrij van huur zou worden geleverd, aldus [verzoeker] . In het kader van een door [verzoeker] jegens [verweerder] aanhangig gemaakte bodemprocedure rust op [verzoeker] de bewijslast met betrekking tot het feit dat het pand leeg en ontruimd, dat wil zeggen vrij van huur, zou worden geleverd.
Om zijn juridische procespositie te kunnen bepalen, wenst [verzoeker] daarom de makelaar, [verweerder] , de heer [yyy] (de aannemer van Sea Totaalbouw) en de heer [zzz] (de architect) als getuigen te horen.
3.3.
[verweerder] voert verweert tegen het verzoek van [verzoeker] . [verweerder] is een man op leeftijd en er wordt grote druk op hem uitgeoefend doordat [verzoeker] meerdere procedures (naast deze procedure ook het beslag en de bodemprocedure) heeft gestart. De indruk ontstaat dat [verzoeker] hiermee wil bewerkstelligen dat [verweerder] de strijd zal opgeven en de contractuele boete zal betalen. [verzoeker] maakt hiermee misbruik van recht. Indien de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van misbruik van recht dan vormen de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] een zwaarwichtig bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. De ontstane situatie is eigenlijk te ingewikkeld voor [verweerder] en het handelen van [verzoeker] levert hem veel spanningsklachten op. Bovendien heeft hij het geld waarop beslag is gelegd nodig.
3.4.
Daarnaast kan [verweerder] zich niet voorstellen dat de door [verzoeker] verzochte getuigen verklaren dat de afspraken tussen hemzelf en [verzoeker] anders zouden zijn dan in de koopovereenkomst zijn vastgelegd.

4.De beoordeling

4.1.
Een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor dient voldoende concreet en ter zake dienend te zijn en feiten te bevatten die zich lenen voor een getuigenverhoor. Indien het verzoek aan deze eisen voldoet, dient het in beginsel te worden toegewezen. Volgens vaste rechtspraak kan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor niettemin worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt [1] , op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft [2] .
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] voldoet aan de wettelijke vereisten. [verzoeker] heeft afdoende de aard en het beloop van de vordering en de feiten die hij wil bewijzen vermeld.
4.3.
Van misbruik van bevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Een voorlopig getuigenverhoor dient ertoe degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. Dat de bodemprocedure al aanhangig is gemaakt leidt niet tot misbruik van bevoegdheid. Een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor kan immers ook worden gedaan tijdens een geding dat al aanhangig is [3] . In deze procedure ligt de toewijsbaarheid van de voorgenomen vordering niet ter toetsing voor. Voorts hoeft voor beantwoording van de vraag of het verzoek tot het horen van getuigen kan worden toegewezen, niet vast te staan dat de stellingen waarop [verzoeker] zich beroept feitelijk juist zijn.
4.4.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hem door of namens [verweerder] is toegezegd dat het pand vrij van huur zou worden geleverd. In dat kader rust op [verzoeker] in een door hem jegens [verweerder] aanhangig te maken of gemaakte procedure de bewijslast met betrekking tot die stelling. In het kader van deze bewijslast wenst [verzoeker] enkele getuigen te horen die daarover kunnen verklaren. [verzoeker] heeft dit verzoek voldoende gemotiveerd en concreet toegelicht. Het belang van [verzoeker] bij het voorlopig getuigenverhoor is dan ook duidelijk. Naar het oordeel van de rechtbank wegen de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] , die hij in dat kader heeft aangevoerd, daar niet tegen op.
4.5.
[verweerder] heeft bij wijze van verweer verder aangevoerd zich niet te kunnen voorstellen dat de door [verzoeker] verzochte getuigen verklaren dat de afspraken tussen hemzelf en [verzoeker] anders zouden zijn dan in de koopovereenkomst zijn vastgelegd. In het algemeen geldt dat een getuigenbewijsaanbod niet mag worden gepasseerd op grond van een prognose omtrent het resultaat van de bewijslevering [4] . Dit geldt ook bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Dit verweer van [verweerder] - wat daar ook van zij - kan dan ook niet slagen.
4.6.
Op grond van de vorenstaande overwegingen zal de rechtbank het verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor toewijzen.
4.7.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2,
5.4.
bepaalt dat partijen
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk de verhinderdagen van partijen en de getuigen in de maanden september tot en met december 2021 moeten opgeven, waarna de dag en het tijdstip van het voorlopig getuigenverhoor zullen worden bepaald,
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2021. [5]

Voetnoten

1.Artikel 3:13 BW
2.Artikel 3:303 BW en HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250, NJ 2018/45
3.Artikel 186 lid 2 Rv
4.zie onder meer arrest Hoge Raad 4 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7925
5.type: DdD