Op 22 september 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, tegen de rechter mr. B. van Walderveen. De verzoekster had in een e-mail van 8 september 2021 de wraking aangevraagd in verband met aanhangige hoofdzaken bij de rechtbank. De wrakingskamer heeft besloten om de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege te laten, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was.
De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor wraking, die voornamelijk bestonden uit ongefundeerde stellingen en grove beledigingen aan het adres van de rechter, niet voldoende waren om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De kamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. In dit geval waren er geen feiten of omstandigheden die deze vrees konden rechtvaardigen.
De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekster misbruik had gemaakt van de wrakingsprocedure door ongefundeerde en onwelvoeglijke aantijgingen te uiten. Daarom werd besloten dat verdere verzoeken tot wraking in de hoofdzaken niet meer in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.