Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet in beginsel het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
Echter, in dit geval is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] geen recht heeft op een billijke vergoeding omdat hij zelf ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter ligt dit oordeel als volgt toe. Vaststaat dat [verzoeker] als algemeen directeur eindverantwoordelijk was, ook over het financiële reilen en zeilen van het bedrijf van Buigstaal. Dat [verzoeker] geen financiële gegevens van [zzz] (de controller van Buigstaal) kreeg ontslaat hem niet van die verantwoordelijkheid. Bovendien is het niet duidelijk waarom hij die voor een Algemeen directeur onwerkbare situatie bijna een jaar heeft laten voortbestaan. Ook al zou de stelling van [verzoeker] dat [yyy] betaalopdrachten gaf juist zijn, dan nog is het in stand houden en groter laten worden van een rekening-courant positie tussen Buigstaal en [yyy] in afwachting van een niet-nader geconcretiseerde herfinanciering evident niet in het belang van Buigstaal. Dit klemt temeer nu [verzoeker] naar eigen zeggen in ieder geval vanaf november 2020 op de hoogte gebracht was van het feit dat [yyy] niet in het belang van Buigstaal handelde. Zoals [verzoeker] zelf ter zitting heeft verklaard: ‘toen ging de beerput open’. Het had daarbij op de weg van [verzoeker] gelegen om nader te concretiseren hoe de herfinanciering in zijn werk zou gaan. [verzoeker] heeft dit echter niet gedaan.
De als productie 23 bij het verweerschrift overgelegde facturen die niet op de bedrijfsvoering van Buigstaal zien, zijn allemaal van na november 2020, toen [verzoeker] bekend was met het bestaan van een ‘beerput’ Deze facturen zijn voorzien van een paraaf van [verzoeker] . De stelling dat dat alleen maar betekent dat hij de facturen ‘heeft gezien’ vindt de kantonrechter niet aannemelijk. [verzoeker] heeft zelf ook ter zitting verklaard dat hij een rekening waarvan hij vond dat die niet betaald moest worden, nooit van een paraaf zou hebben voorzien. Dat hij de factuur die zag op de huur van de kantoorruimte van de Royal Schouten Group op dringende instructie van de heer [www] (de CFO van Royal Schouten Group en hierna te noemen: [www] ) heeft betaald is evenmin geloofwaardig nu deze factuur dateert van 9 februari 2021 en [www] vanaf november 2020 geen bemoeienis meer had met Buigstaal.
Bij het voorgaande komt dat toen [verzoeker] per mail van 20 april 2021 en per brief van 22 april 2021 te kennen was gegeven dat er grote onttrekkingen bij Buigstaal hadden plaatsgevonden en hem gevraagd werd om een toelichting, hij ervoor heeft gekozen zijn opgedane kennis ter zake niet te delen met [xxx] . Dat had van hem als algemeen directeur welverwacht mogen worden. Dat hij op non-actief was gesteld doet daar onder deze omstandigheden, die om een verklaring vroegen niet aan af. Zo heeft hij bijgedragen aan de ontstane patstelling. Dat [verzoeker] geen informatie heeft gedeeld omdat hij bang was voor [xxx] maakt dat niet anders nu hij er ook voor had kunnen kiezen schriftelijk enige openheid van zaken te geven, dan wel een gesprek onder begeleiding had kunnen voorstellen. Bovendien is niet begrijpelijk dat [verzoeker] in het licht van de verwijten die hem werden gemaakt over financieel wanbeheer ervoor koos zijn kennis over het financiële wanbeheer van [yyy] voor zichzelf te houden. Dit, in de wetenschap dat dat hem zijn baan zou kosten.