ECLI:NL:RBNHO:2021:7698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
9130260 \ CV EXPL 21-1786
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan gehuurde touringcar

In deze zaak vordert Van der Valk Touringcars B.V. schadevergoeding van [gedaagde] voor schade aan het dak van een gehuurde touringcar. De schade werd geconstateerd op 17 september 2018, na de huurperiode van 10 tot en met 14 september 2018. Van der Valk heeft de schade direct via WhatsApp gemeld aan [gedaagde]. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade, omdat de schade vermoedelijk is ontstaan door een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst het verweer van [gedaagde] af, dat eerder vonnis van de kantonrechter in Haarlem bindend zou zijn voor deze schadeclaim. De kantonrechter stelt vast dat Van der Valk tijdig melding heeft gemaakt van de schade en dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd om het vermoeden van aansprakelijkheid te weerleggen. De vordering van Van der Valk tot schadevergoeding van € 3.307,83 wordt toegewezen, evenals de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter wijst de vordering voor het overige af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9130260 \ CV EXPL 21-1786 WD
Uitspraakdatum: 15 september 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van der Valk Touringcars B.V.
gevestigd te IJmuiden
eiseres
verder te noemen: Van der Valk
gemachtigde: S. Azouagh
tegen
[gedaagde] ,handelend onder de naam
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Wagenmakers

1.Het procesverloop

1.1.
Van der Valk heeft bij dagvaarding van 30 maart 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Van der Valk heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in de periode van 10 tot en met 14 september 2018 een dubbeldekker touringcar van Van der Valk gehuurd voor een bedrag van € 6.042,00. [gedaagde] heeft dit bedrag aan Van der Valk betaald.
2.2.
Op 17 september 2018 heeft Van der Valk geconstateerd dat het dak van de bewuste touringcar was beschadigd. Op dezelfde datum heeft Van der Valk deze schade door middel van een WhatsApp bericht bij [gedaagde] gemeld. Partijen hebben in de periode van 17 september 2018 tot en met 20 september 2018 over deze schade via WhatsApp gecommuniceerd. Van der Valk heeft daarbij een foto van een beschadigde bus aan [gedaagde] gezonden met daarbij het volgende bericht:
“Uitleg aub”.[gedaagde] heeft daarop het volgende geantwoord:
“Takken van de bomen”.
2.3.
Op 14 april 2019 heeft een derde in opdracht van Van der Valk (herstel)werkzaamheden uitgevoerd en Van der Valk hiervoor een bedrag van € 3.307,83 in rekening gebracht.
2.4.
Bij vonnis van 30 september 2020 heeft de kantonrechter van deze rechtbank (locatie Haarlem) op vordering van [gedaagde] Van der Valk veroordeeld tot betaling van een totaalfactuurbedrag van € 4.140,11. Dit bedrag ziet op de betaling in verband met door [gedaagde] in opdracht van Van der Valk uitgevoerde busritten. Het vonnis bevat de volgende passage:

De kantonrechter begrijpt het overig gevoerde verweer van Van der Valk aldus, dat zij een beroep doet op verrekening. Van der Valk heeft aangevoerd dat zij een schadepost heeft van € 3.307,83 in verband met dakschade van de door Van der Valk (lees: [gedaagde] ; toevoeging kantonrechter)
gehuurde bus (…). Voor verrekening is ingevolge artikel 6:136 BW geen plaats nu de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. (…) Dit verweer wordt dan ook verworpen.”
2.5.
Van der Valk heeft [gedaagde] gesommeerd om een bedrag van € 3.307,83 ten titel van schadevergoeding aan Van der Valk te voldoen. [gedaagde] heeft geweigerd hieraan gevolg te geven.

3.De vordering

3.1.
Van der Valk vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.307,83 in hoofdsom, te vermeerderen met een bedrag van € 1.114,23 aan rente, een bedrag van € 480,78 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede te vermeerderen met rente en proceskosten.
3.2.
Van der Valk voert hiertoe, kort gezegd, als volgt aan. [gedaagde] is tekortgeschoten in de uitvoering van de huurovereenkomst. Als gevolg daarvan is het dak van de touringcar beschadigd en heeft Van der Valk voor een bedrag van € 3.307,83 (herstelkosten) aan schade geleden. [gedaagde] dient deze schade aan Van der Valk te vergoeden. Desondanks weigert hij hiertoe over te gaan. Vanwege deze wanbetaling dient [gedaagde] daarnaast nog aan Van der Valk te vergoeden de gemaakte buitengerechtelijke kosten en de contractuele rente van 1,5% per maand.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden.
De kantonrechter te Haarlem heeft in het vonnis van 30 september 2020 al over de door Van der Valk geclaimde schade beslist. Deze beslissing is tussen partijen bindend en in dit geding kan hiervan niet worden afgeweken (gezag van gewijsde).
Van der Valk levert geen bewijs van haar stelling dat de gevorderde schade is ontstaan gedurende de periode dat [gedaagde] de touringcar heeft gehuurd. Het door [gedaagde] overgelegde fotomateriaal is onduidelijk en kan ook zien op een andere bus.
Bij gebrek aan bewijs betwist [gedaagde] de schade aan de touringcar te hebben veroorzaakt.
Nadat partijen in september 2018 kort via WhatsApp over de beschadiging hadden gecommuniceerd, heeft Van der Valk pas in de in 2020 gevoerde procedure bij de kantonrechter te Haarlem jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op vergoeding van schade. Door dit tijdsverloop heeft [gedaagde] niet de mogelijkheid gehad om een expertise in te stellen, eventueel zelf tot herstel over te gaan of een beroep te doen op zijn verzekering.
Daarnaast is het vreemd dat Van der Valk deze volgens haar in september 2018 veroorzaakte beschadiging pas in april 2019 laat herstellen. [gedaagde] betwijfelt of de in april 2019 gedane reparatie ziet op de in september 2018 beschadigd geraakte touringcar. De factuur van deze reparatiekosten voldoet niet aan de door de Belastingdienst gestelde eisen.
De algemene voorwaarden van Van der Valk heeft [gedaagde] nimmer aanvaard en [gedaagde] is geen contractuele rente verschuldigd.

5.De beoordeling

5.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van de door Van der Valk geconstateerde schade aan het dak van de door [gedaagde] van Van der Valk gehuurde touringcar.
5.2.
Anders dan [gedaagde] meent, heeft de kantonrechter van de locatie Haarlem van deze rechtbank geen inhoudelijk oordeel gegeven of inhoudelijke beslissing genomen over de eventuele aanspraak van Van der Valk op vergoeding van deze schade door [gedaagde] . In het vonnis van 30 september 2020 heeft de kantonrechter van deze rechtbank (locatie Haarlem) zich onthouden van een inhoudelijk oordeel daarover, omdat de gegrondheid van deze aanspraak in die procedure niet op eenvoudige wijze was vast te stellen. Het vonnis van 30 september 2020 bevat daarmee geen bindende beslissing over deze schade. Het beroep van [gedaagde] op gezag van gewijsde van het vonnis faalt.
5.3.
De kantonrechter komt daarmee toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering en overweegt als volgt.
5.4.
Vast is komen te staan dat de touringcar tijdens de huurperiode beschadigd is geraakt aan het dak. Van der Valk heeft daags na de inlevering van de touringcar de beschadiging daarvan vastgesteld en direct contact hierover met [gedaagde] gezocht via WhatsApp. Uit de correspondentie blijkt dat [gedaagde] – al dan niet na navraag bij de betreffende chauffeur – Van der Valk heeft ingelicht over de feitelijke toedracht van de beschadiging. Dat [gedaagde] hierop in deze procedure probeert terug te komen, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor.
Daarbij komt dat de factuur van de herstelwerkzaamheden melding maakt van het kenteken van de touringcar en [gedaagde] niet heeft betwist dit kenteken hoort bij de betreffende touringcar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de factuur op dit punt te twijfelen. Dat Van der Valk enige tijd heeft gewacht met het herstellen van deze schade, doet hier niet aan af. Van der Valk heeft hierover aangevoerd dat zij de touringcar niet eerder kon missen, vanwege aanvragen van klanten. Deze uitleg komt de kantonrechter niet onlogisch voor. Ook [gedaagde] is na het ontstaan van de beschadiging gebruik blijven maken van de touringcar.
5.5.
Een huurder als [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade aan de touringcar als die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Behoudens aanwijzingen die op het tegendeel duiden, wordt [gedaagde] vermoed de touringcar in goede staat, dus onbeschadigd, te hebben ontvangen en de schade aan het dak van de touringcar wordt vermoed te zijn ontstaan door een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] . [1]
5.6.
Het in de vorige alinea omschreven vermoeden is weerlegbaar, maar hiervoor is ten minste vereist dat het verweer van de huurder ( [gedaagde] ) voldoende concrete aanknopingspunten bevat die dit vermoeden kunnen weerleggen. De kantonrechter stelt vast dat het verweer van [gedaagde] dergelijke aanknopingspunten niet bevat. Hiermee is komen vast te staan dat de beschadiging aan het dak van de touringcar het gevolg is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] en dat [gedaagde] in beginsel aansprakelijk is voor de hierdoor ontstane schade.
5.7.
Van der Valk heeft het schadebedrag onderbouwd door overlegging van een factuur die ziet op de herstelkosten. [gedaagde] heeft de hoogte van dit schadebedrag niet gemotiveerd weersproken en deze hoogte komt de kantonrechter niet onredelijk voor. [gedaagde] is aansprakelijk tot vergoeding van dit schadebedrag. Hetgeen [gedaagde] voor het overige hiertegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5.8.
Dat de factuur niet zou voldoen aan de door de Belastingdienst gestelde eisen, is voor de beoordeling van dit geschil niet relevant.
5.9.
De kantonrechter stelt vast dat Van der Valk tijdig melding heeft gemaakt van de door haar vastgestelde beschadiging. In geschil is of Van der Valk in de periode tussen september 2018 en haar beroep op verrekening in de in 2.4. bedoelde procedure jegens [gedaagde] aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van de schade. [gedaagde] betwist dat dit het geval is en is van mening dat het “stilzitten” van Van der Valk afdoet aan haar vorderingsrecht, omdat [gedaagde] hierdoor niet in staat zou zijn geweest om (contra)- expertiseonderzoek te laten verrichten, de schade bij zijn verzekeraar te melden en/of eigenhandig tot herstel over te gaan.
5.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ook indien ervan uit moet worden gegaan dat in de genoemde periode tussen partijen geen contact is geweest over de schade, doet dit in dit geval niet af aan het vorderingsrecht van Van der Valk. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop onvoldoende voor het verlies van een dergelijk vorderingsrecht. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij ( [gedaagde] ) gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende (Van der Valk) haar aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt [2] . Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval geen sprake.
5.11.
In dat kader acht de kantonrechter van belang dat de beschadiging voor [gedaagde] al kenbaar was ten tijde van het ontstaan daarvan. Dat niet [gedaagde] zelf, maar een door hem ingeschakelde chauffeur bij het ontstaan van de schade betrokken was, komt voor risico van [gedaagde] en doet aan het voorgaande niet af. Desondanks heeft [gedaagde] verzuimd om de schade zelf te melden bij Van der Valk. Dat Van der Valk vergoeding van de schade zou wensen was voor [gedaagde] , evenals Van der Valk een professional in de branche, voorzienbaar. Onder de gegeven omstandigheden moet [gedaagde] al vanaf het moment van het ontstaan van de schade in staat worden geacht deze schade te melden bij zijn verzekeraar, een onderzoek hiernaar te laten verrichten en/of (al dan niet in samenspraak met Van der Valk) over te gaan tot eigenhandig herstel. Dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan, komt voor zijn risico.
5.12.
De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 3.307,83 ligt voor toewijzing gereed.
5.13.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan als zijnde onweersproken worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 455,78.
5.14.
Van der Valk vordert betaling van een contractuele rente van 1,5% per maand en beroept zich daarbij op de door haar gebruikte algemene voorwaarden (de Algemene vervoer- en reisvoorwaarden van de KNV Busvervoer). [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat deze voorwaarden niet van toepassing zijn. De kantonrechter overweegt als volgt. Van der Valk heeft de algemene voorwaarden overgelegd. Daaruit blijkt dat deze voorwaarden zien op vervoer- en reisovereenkomsten en niet op huurovereenkomsten. De bepaling waarnaar Van der Valk verwijst (artikel 4.5), heeft betrekking op niet tijdige betaling van ritprijzen of reissommen en niet op niet tijdige betaling van facturen die zien op schadevergoeding uit hoofde van een huurovereenkomst. De onderhavige zaak valt daarmee niet onder de reikwijdte van de door Van der Valk aan zijn rentevordering ten grondslag gelegde bepaling. Gelet daarop bestaat geen contractuele grondslag voor de gevorderde contractuele rente. De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen.
5.15.
Van der Valk stelt dat ze aanspraak maakt op de rente vanaf de vervaldag van de factuur van 2 oktober 2020. Omdat de factuur ziet op de vergoeding van schade vanwege een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, is voor verschuldigdheid van wettelijke rente geen nadere ingebrekestelling vereist [3] . De wettelijke rente is daarmee toewijsbaar vanaf de op de factuur gemelde vervaltermijn van 14 dagen, derhalve vanaf 17 oktober 2020.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Van der Valk van een bedrag van € 3.763,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.307,83 vanaf 17 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van der Valk tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 94,25
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 7:218 lid 1, 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Vgl. onder meer HR 24 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2635, NJ 1998/621 en HR 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY0543, NJ 2013/317.
3.Zie artikel 6:83 sub b BW