ECLI:NL:RBNHO:2021:7682

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
20/4650
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag na onbevoegd inzien van GBA-V gegevens van collega

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een disciplinaire straf van ontslag. Eiseres, werkzaam bij de Werkorganisatie BUCH, had onterecht GBA-V gegevens van een collega geraadpleegd. De rechtbank oordeelde dat het ontslag, dat was gebaseerd op een samenstel van gedragingen, onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. Eiseres had 17 jaar in dienst en een onberispelijke staat van dienst. De rechtbank nam in overweging dat de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim plaatsvond, uitzonderlijk waren en dat eiseres niet de intentie had om zich te bevoordelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en legde in plaats daarvan een voorwaardelijk ontslag op, dat niet ten uitvoer zal worden gelegd als eiseres zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed en werden de proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4650

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Bakker),
en

het bestuur van de Werkorganisatie BUCH, verweerder

(gemachtigde: mr. F.I.M. Tevette).

Procesverloop

In het besluit van 4 december 2019 (primaire besluit) heeft verweerder eiseres bij wijze van disciplinaire straf met ingang van 5 december 2019 onvoorwaardelijk ontslag verleend.
In het besluit van 16 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft nadere stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] (Domeinmanager Inwoners & Ondernemers (I&O) en [naam 2] (medewerker HRM).

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres is sedert 1 januari 2003 werkzaam bij (de rechtsvoorganger van) verweerder in de functie van [functie 1] . Het team waarin eiseres werkt bestaat uit acht personen. Medio 217 is [naam 3] (hierna: [naam 3] ) in dienst getreden bij de gemeente Bergen. Per 4 mei 2019 is [naam 3] de [functie 2] van het team geworden.
De direct leidinggevende is [naam 4] , teammanager, (hierna: [naam 4] ) en de verantwoordelijk manager is de hiervoor genoemde [naam 1] , domeinmanager I & O (hierna: [naam 1] )
1.2.
Verweerder heeft eiseres in het kader van de uitoefening van haar functie
autorisatie toegekend voor de toegang tot de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). Zij heeft daartoe een beveiligings- en geheimhoudingsverklaring ondertekend.
Bij de overgang per 1 januari 2017 van de gemeente Bergen naar de
werkorganisatie BUCH is eiseres aangesteld in de functie met de werknaam [functie 3] ), voor 23 uur per week (inschaling; schaal 7, periodiek 11 van de salaristabel gemeenteambtenaren). Eiseres is werkzaam in Bergen.
1.3.
Op 17 september 2019 en 25 september 2019 hebben enkele leden van het team het
GBA-V (de centrale component van de Basisregistratie Personen) geraadpleegd ten aanzien van [functie 2] [naam 3] , omdat – naar zij later hebben verklaard – binnen het team ernstige twijfel bestond over het waarheidsgehalte van hetgeen [naam 3] over een aantal zeer ingrijpende gebeurtenissen in haar leven had verteld. Ook hebben (een aantal) leden van het team contact gezocht met de externe vertrouwenspersoon en hiermee op 25 september 2019 gesproken. De vertrouwenspersoon heeft geadviseerd hiervan intern werk te maken. Daarop hebben ze op 26 september 2019 contact opgenomen met de gemeentesecretaris van Bergen, [naam 5] .
Op 26 september 2019 hebben een tweetal leden van het team een gesprek gehad met de heer [naam 6] , gemeentesecretaris van Uitgeest en portefeuillehouder P&O en hem gemeld dat [naam 3] eerder door de gemeente [plaats] op non-actief was gesteld wegens fraude en zij het daar ook niet zo nauw met de waarheid had genomen. Die middag heeft domeinmanager I&O [naam 1] toegezegd een nader onderzoek in te stellen naar deze melding.
Op 30 september 2019 hebben [naam 1] en HRM-medewerker [naam 2] (hierna: [naam 2] ) een gesprek gehad met [naam 3] , maar niet over de vermeende life-events. Na contact door leden van het team met [naam 1] is dat alsnog gebeurd.
Op 1 oktober 2019 heeft een teamoverleg plaatsgevonden in aanwezigheid van
[naam 1] en [naam 2] . In dat gesprek is gemeld dat het GBA-V was geraadpleegd omdat vanuit de leiding niets was gedaan met de noodsignalen vanuit het team over [naam 3] .
Op 3 oktober 2019 heeft opnieuw een teamoverleg plaatsgevonden waarbij is besproken om het team te laten bijstaan door een psycholoog.
Op 10 oktober 2019 hebben een drietal leden van het team, waaronder eiseres, een gesprek gehad met [naam 3] .
Op 14 en 21 oktober 2019 heeft het team gesprekken gevoerd met drs. [naam 7] van [bedrijf] . [naam 7] heeft vervolgens op 21 oktober 2019 een advies gegeven aan verweerder over het oplossen van de ontstane problematiek.
1.4.
Op 17 oktober 2019 en 22 oktober 2019 zijn de acht medewerkers van het team, waaronder eiseres, individueel gehoord door [naam 1] en [naam 2] over het niet-functioneel of onbevoegd raadplegen van de GBA-V om persoonlijke gegevens van [naam 3] en/of één of meer leden van haar familieleden op te zoeken, waardoor mogelijk sprake is geweest van een data-lek. Daarbij is gemeld dat met betrekking tot dit (mogelijke) data-lek een voorlopige melding is gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Vijf van de acht medewerkers hebben vervolgens op 18 oktober 2019 een klacht ingediend tegen [naam 1] omdat zij op 17 oktober 2019 een kruisverhoor hebben moeten ondergaan en zij eisen dat de verklaringen worden vernietigd.
De Algemeen directeur GR van verweerder heeft de klacht op 23 december 2019 ongegrond verklaard.
1.5.
Bij brieven van 30 oktober 2019 is aan vijf medewerkers van het team, waaronder eiseres, het voornemen kenbaar gemaakt hen wegens zeer ernstig plichtsverzuim de disciplinaire straf van ontslag op te leggen en aan drie medewerkers een berisping te gegeven. Eiseres heeft op dit voornemen schriftelijk gereageerd en er heeft een mondelinge verantwoording plaats gevonden.
1.6.
Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder, gelet op het voornemen tot een disciplinaire straf, eiseres per direct geschorst voor de duur van de nadere besluitvorming over de disciplinaire straf en heeft verweerder eiseres voor die periode ook de toegang tot en verblijf in de kantoren, werkplaatsen en andere arbeidsterreinen van BUCH ontzegd.
1.7.
Bij het primaire besluit is eiseres met ingang van 5 december 2019 'per direct' onvoorwaardelijk ongevraagd ontslag verleend bij wijze van disciplinaire straf op grond van artikel 8:13 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO). Verweerder heeft daarbij onmiddellijke tenuitvoerlegging bevolen.
2. Aan het ontslag ligt het volgende ten grondslag:
a. Eiseres heeft niet op juiste wijze overeenkomstig de gedragscode de twijfels over het gedrag van een collega – de [functie 2] – met deze collega besproken noch met een leidinggevende.
b. Eiseres heeft eigenstandig, tezamen met collega’s, bepaald of en hoe de ontstane twijfels te onderzoeken, waaronder het niet-functioneel raadplegen van de GBA-V.
c. Eiseres heeft verklaard op 17 september 2019 eenmaal de GBA-V te hebben geraadpleegd op de gegevens van de [functie 2] , hiermee heeft zij haar autorisatie misbruikt, en door daar met haar collega’s over te spreken heeft zij gehandeld in strijd met de geheimhoudings- en beveiligingsverklaring.
d. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij op 25 september 2019 ook samen met collega [naam 8] . de gegevens in GBA-V van de [functie 2] dan wel haar familieleden niet functioneel heeft geraadpleegd.
e. Nadat zij op 17 september 2019 de GBA-V had geraadpleegd, heeft zij niet overeenkomstig de gedragscode alsnog zo spoedig mogelijk hiervan melding gemaakt bij de leidinggevende.
f. Verweerder acht het aannemelijk dat zowel eiseres als collega [naam 8] . op twee data, respectievelijk 17 en 25 september 2019, de GBA-V hebben geraadpleegd dan wel meegekeken naar zowel de [functie 2] als ook haar familieleden.
g. Het niet melden van het niet-functioneel raadplegen van de GBA-V door andere collega’s van het team waarvan eiseres op de hoogte was.
h. Het zich niet houden aan de dienstopdracht om het op 17 oktober 2019 besprokene geheim te houden en ook niet te bespreken met de collega’s.
Verweerder meent dat eiseres zeer ernstig plichtsverzuim heeft gepleegd.
3. In beroep voert eiseres, kort samengevat, de volgende gronden aan:
- Eiseres erkent dat zij de naam van [naam 3] heeft opgezocht in de GBA-V, maar stelt dat zij niet heeft doorgeklikt in het systeem; ze heeft alleen de naam en het adres gezien, dat adres was al bekend en openbaar. Eiseres betwist dat zij de GBA-V meerdere malen niet-functioneel heeft geraadpleegd. Zij stelt slechts éénmaal het GBA-V onrechtmatig te hebben geraadpleegd.
- Niet is komen vast te staan dat zij samen met één van haar collega’s op
25 september 2019 heeft meegekeken.
- Verweerder negeert het advies van de bezwarencommissie.
- Verweerder steekt ten onrechte niet de hand in eigen boezem.
- Het strafontslag is niet evenredig, zeker gelet op haar leeftijd, de lange duur van het dienstverband en het jarenlang probleemloos functioneren.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De sanctie van het onvoorwaardelijk strafontslag berust op een samenstel van gedragingen, waarbij de rechtbank drie (hoofd)verwijten onderscheidt:
- het niet-functioneel raadplegen van / meekijken in de gegevens van [naam 3] in de GBA-V,
- het niet onverwijld melden van deze gedraging van haarzelf en/of haar collega’s en
- het schenden van een dienstopdracht.
De overige verwijten en gedragingen die eiseres worden aangerekend hangen hiermee nauw samen of zijn hieraan rechtstreeks gerelateerd. Dit samenstel van verwijten is een opeenstapeling van gedragingen die niet los van elkaar kunnen worden gezien en in rechtstreeks verband staan met het inzien van de GBA-V.
4.2.
Niet in geschil is dat eiseres gegevens van [functie 2] [naam 3] in de GBA-V heeft opgezocht. Eiseres heeft erkend dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het niet-functioneel raadplegen van GBA-V gegevens. Eiseres wist wat ze deed en ze heeft ook erkend dat ze wist dat wat ze deed niet mocht. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het eiseres gelet op haar functie duidelijk had kunnen en moeten zijn dat zij de GBA-V niet mocht inzien om gegevens van [functie 2] [naam 3] te verifiëren. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Er is verder geen grond voor het oordeel dat dit plichtsverzuim haar niet kan worden toegerekend of dat haar gedrag niet verwijtbaar was. Verweerder was dan ook bevoegd eiseres een disciplinaire straf op te leggen.
4.3.
De rechtbank ziet in de bijzondere – verzachtende – omstandigheden van het geval evenwel redenen om de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig te achten aan de aard en de ernst van het plichtsverzuim. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
De rechtbank neemt als vaststaand aan dat [functie 2] [naam 3] binnen het team een aantal zeer ingrijpende gebeurtenissen uit haar leven heeft gedeeld. Eiseres en haar collega’s hebben ter zitting uitgebreid verklaard wat de verhalen van [naam 3] bij haar en haar collega’s teweeg hebben gebracht, zowel in de verhoudingen op het werk als ook in hun privéleven. Dat kwam mede omdat het een klein en hecht team was, waarbij een groot deel van de medewerkers elkaar al vele jaren kenden en lief en leed met elkaar werd gedeeld. De vele heftige en intense verhalen die [naam 3] vertelde over hetgeen haar was overkomen in haar privéleven hadden hun weerslag op de afdeling. Zoals ter zitting uiteen is gezet, resulteerden die verhalen aanvankelijk in een sterk gevoel van medeleven met en bezorgdheid over het welzijn van [naam 3] , maar later rees naar aanleiding van een filmpje op Facebook binnen het team ernstige twijfel over het waarheidsgehalte daarvan. Omdat eiseres en haar collega’s niet wisten hoe ze hiermee moesten omgaan, ontstond veel onrust binnen het team, te meer ook omdat [naam 3] als [functie 2] zich, aldus eiseres, min of meer een leidinggevende rol had toegeëigend binnen het team. Teneinde na te gaan of de verhalen van [naam 3] op waarheid berustten, is er toen voor gekozen om enkele gegevens te verifiëren in de GBA-V.
Eiseres en haar collega’s zagen dit – naar zij hebben verklaard - als een noodoplossing omdat zij zich niet gehoord en niet gesteund voelden door de (leiding van de) organisatie. Zo heeft collega [naam 9] gesteld dat zij tijdens een gesprek met teammanager [naam 4] op 13 september 2019 heeft gesproken over het gevoel van onbehagen binnen het team omdat ernstige vraagtekens werden gezet bij de verhalen van [naam 3] , maar dat dit signaal door de teammanager werd weggewuifd, althans dat hiermee niets werd gedaan. Ter zitting heeft [naam 9] . uitgebreid uiteengezet wat zij bij die gelegenheid aan de teammanager heeft verteld. Ook al kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen wat er nu precies is besproken en met welke urgentie - mede omdat de teammanager in haar reactie heeft verklaard dat zij niets wist van de onrust op de afdeling en dat op 13 september 2019 met [naam 9] . en alleen is gesproken over haar uren - ziet de rechtbank onvoldoende reden om wezenlijk te twijfelen aan de door [naam 9] . geschetste gang van zaken. De rechtbank sluit daarbij zeker niet uit dat [naam 9] . en de teammanager een andere herinnering aan het gesprek hebben, maar - wat daarvan verder ook zij - de rechtbank neemt wel als vaststaand aan dat ten tijde in geding (medio september 2019) binnen het team flinke beroering was ontstaan over de vraag of de verhalen van [naam 3] wel op waarheid berustten en dat die onzekerheid niet alleen een zware wissel trok op de sfeer binnen het team, maar ook de collegiale verhouding met [naam 3] op scherp zette. Te billijken valt dat eiseres en haar collega’s zich in die situatie uiterst ongemakkelijk hebben gevoeld waarbij zij zich kennelijk – of dit terecht was laat de rechtbank in het midden – onvoldoende gesteund voelden door de eigen organisatie. De hiervoor geschetste gang van zaken disculpeert eiseres, noch haar collega’s, weliswaar niet van de door hen gekozen route om de GBA-V op informatie over [naam 3] in te zien, maar geeft naar het oordeel van de rechtbank wel een verzachtende verklaring van hetgeen is gebeurd.
4.5.
Hoewel van eiseres als ambtenaar in haar functie als [functie 3] een hoge mate van integriteit, professionaliteit en zorgvuldigheid mag worden verwacht bij gebruikmaking van de gegevens van de GBA-V en de schending daarvan is aan te merken als plichtsverzuim, is het inzien van de gegevens van [naam 3] in de GBA-V niet los te zien van de zeer uitzonderlijke omstandigheden die de afdeling toen beheersten en de onrust die deze veroorzaakte binnen het team en waaronder het inzien of meekijken is geschied.
De rechtbank neemt ten aanzien van de verzachtende omstandigheden verder in aanmerking dat eiseres de verkregen informatie niet voor privédoeleinden heeft aangewend, zich daarmee ook anderszins niet persoonlijk heeft bevoordeeld en ook niet heeft bedoeld zich daarmee te bevoordelen. Ook is niet aannemelijk geworden dat eiseres de informatie die zij over haar collega in de GBA-V heeft gezien verder buiten de organisatie heeft gebracht, waardoor het niet-functioneel inzien van de GBA-V gegevens ook verdere externe werking zou hebben gekregen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de stelling van eiseres in twijfel te trekken dat zij met het inzien van de GBA-V enkel en alleen heeft willen verifiëren of de verhalen van [naam 3] wel of niet op waarheid berustten en om [naam 3] er daarna mee te confronteren.
Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres al 17 jaar in dienst was bij (de rechtsvoorganger van) verweerder en zij een onberispelijke staat van dienst had.
De rechtbank komt het geheel overziende tot de conclusie dat, hoewel eiseres anders had kunnen en moeten handelen, in het licht van de zeer bijzondere omstandigheden die de afdeling beheersten en waarbinnen dit inzien van de gegevens van de GBA-V is geschied, een onvoorwaardelijk strafontslag - ook al zouden de andere onder 3 genoemde plichtsverzuimen eveneens komen vast te staan en aan eiseres toegerekend kunnen worden - niet evenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
4.6.
De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. In het kader van de finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien.
4.7.
De rechtbank ziet gelet op de aard en de ernst van het plichtsverzuim aanleiding om aan eiseres de straf van voorwaardelijk ontslag op te leggen. Daarbij zal worden bepaald dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd indien eiseres zich gedurende een termijn van twee jaar niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim. De rechtbank zal de termijn van twee jaar laten aanvangen op de datum van bekendmaking van deze uitspraak.
4.8.
De rechtbank zal het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
4.9.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht ter hoogte van € 178,- aan eiseres te worden vergoed.
4.10.
De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting ter waarde van € 534,- per punt en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting ter waarde van € 748,- per punt, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • legt op de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag, aan te vangen op de datum van bekendmaking van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres proceskosten tot een bedrag van € 2.564,-
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.N. Nijhuis, voorzitter, en mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. W.B. Klaus, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Riemeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.