3.2.In het bestreden besluit heeft verweerder eiseres subsidiair ontslag verleend op grond van artikel 8:8, eerste lid, van de CAR/UWO. Verweerder stelt dat een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan die een onoverbrugbare impasse en een onherstelbare verstoring van de arbeidsverhouding tot gevolg heeft.
Verweerder baseert het ontslag op die grond enerzijds op de gedragingen van eiseres in het kader van de voorliggende redenen van het strafontslag en anderzijds het gegeven dat eiseres heeft aangegeven dat zij reeds vanaf 2017 geen vertrouwen meer heeft in de leiding en/of het management van BUCH, dat verweerder niet integer is en dat verschillende functionarissen van BUCH liegen of aanzetten tot liegen. Volgens verweerder bestaat ook daarom geen concreet zicht meer op een goede samenwerking en herstel van wederzijds vertrouwen. Verweerder meent dat de positie van eiseres daardoor onhoudbaar is geworden. In het kader van een passende regeling meent verweerder dat daartoe geen aanleiding is omdat het ontslag in overwegende mate aan eiseres is te wijten.
4. In beroep voert eiseres tegen het bestreden besluit het volgende aan:
- Ten tijde van de eerste raadpleging van de GBA-V op 17 september 2019 was zij reeds vanaf 1 september 2019 op vakantie. Zij is op 23 september 2019 teruggekomen van vakantie. Direct na terugkomst op 24 september 2019 heeft zij contact opgenomen met de vertrouwenspersoon en heeft daarmee een afspraak gemaakt. Eiseres meent dat zij daarmee heeft gehandeld volgens de gedragscode.
- Ten aanzien van het meekijken op 25 september 2019 voert eiseres aan dat een collega haar bij zich riep om haar iets op het scherm te laten zien. Zij wist niet wat zij te zien zou krijgen. De betreffende collega ( [naam 7] ) heeft ook verklaard dat het raadplegen toen door haar eigenstandig is gedaan. Dit kan eiseres niet worden toegerekend.
- Eiseres heeft na haar vakantie gelijk contact opgenomen met de vertrouwenspersoon en heeft het advies van de vertrouwenspersoon opgevolgd door daarna direct contact op te nemen met het hoger management. Op 1 oktober 2019 heeft zij tijdens een werkoverleg gemeld dat collega’s in de GBA-V hadden gekeken.
- Eiseres betwist dat verweerder haar op 17 oktober 2019 s een dienstopdracht heeft gegeven. De dienstopdracht was niet redelijk, is onvoldoende duidelijk gecommuniceerd en niet schriftelijk bevestigd.
- Het niet respecteren van een dienstopdracht die is gegeven aan collega’s levert geen plichtsverzuim op en kan niet aan eiseres worden toegerekend. Het verzoek om op vrijdag 18 oktober 2019 te komen heeft zij afgewezen, dit was haar vrije dag. Verweerder heeft het een dienstopdracht gemaakt om alsnog op 21 oktober 2019 te komen nadat eiseres had gezegd niet te willen komen zonder haar advocaat. Het had overigens op de weg van verweerder gelegen om hierover contact op te nemen met de gemachtigde. Een en ander valt eiseres niet toe te rekenen.
- Eiseres voelde zich tijdens het gesprek op 22 oktober 2019 in de steek gelaten, was onzeker en heeft geantwoord zo goed ze zich een en ander kon herinneren, maar meent dat haar kan niet worden aangerekend dat zij niet alles meer precies wist.
- Eiseres betwist verder ooit de gegevens van de GBA-V ten aanzien van de [functie 3] te hebben geraadpleegd.
Eiseres meent dat geen sprake is van plichtsverzuim, zodat geen bevoegdheid tot strafontslag bestaat. Een strafontslag of een ongeschiktheidsontslag is bovendien niet evenredig en staat niet in verhouding tot hetgeen eiseres wordt verweten. Er is geen sprake van een deugdelijke belangenafweging. Eiseres is reeds 29 jaar in dienst van verweerder en 35 jaar in dienst van de overheid. Zij heeft een onberispelijke staat van dienst.