2.8.Omdat verweerder eerst op 16 juli 2020 op het bezwaar heeft beslist en eiseres verweerder tijdig en geldig in gebreke heeft gesteld, heeft verweerder als gevolg daarvan de bestuurlijke dwangsom over een periode van 37 dagen aan eiseres verbeurd. Het beroep wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar is daarom gegrond en op grond van artikel 4:17, tweede lid, van de Awb bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige negen dagen € 45,- per dag, in totaal € 1.217,-.
Het bestreden besluit van 16 juli 2020
3. Aan het ontslag lig het volgende ten grondslag:
a. het niet op de juiste wijze reageren, overeenkomstig de gedragscode, naar aanleiding van twijfels ontstaan over de integriteit van de [functie 2] ;
b. eigenstandig, met enkele directe collega’s, bepalen of en hoe de ontstane twijfels over de integriteit van de [functie 2] te onderzoeken;
c. gezien de eigen verklaringen van eiseres en die van collega [naam 8] , afgezet tegen de resultaten van het GBA-onderzoek en het overige feitencomplex, heeft verweerder de overtuiging gekregen dat zij op 17 september 2019 met collega [naam 8] meekeek in de GBA-V, terwijl zij raadpleegde, alsmede dat [naam 8] op 25 september 2019 met eiseres meekeek in de GBA-V, terwijl eiseres raadpleegde;
d. eiseres heeft op 17 september 2019 meegekeken in de GBA-V met collega [naam 8] , die de gegevens van de [functie 2] raadpleegde;
e. eiseres heeft op 25 september 2019 zes keer niet-functioneel, onrechtmatig, de GBA-V geraadpleegd en de gegevens van de [functie 2] en twee van haar familieleden ingezien tussen 9.17 uur en 9.43 uur. Eiseres heeft de informatie, in strijd met de geheimhoudings- en beveiligingsverklaring, gedeeld met haar collega’s. Na de onrechtmatige raadpleging in de GBA-V op 17 september 2019 heeft zij niet alsnog zo spoedig mogelijk melding gemaakt en/of de situatie intern bespreekbaar gemaakt en zo spoedig mogelijk gemeld dat zij in strijd met de voorschriften had gehandeld. Dit is wel wat van haar als goed ambtenaar had mogen worden verwacht;
f. gezien de verschillen in haar verklaring van 17 oktober 2019 en die van haar directe collega’s op diezelfde dag en hetgeen volgt uit het GBA-onderzoek, heeft eiseres niet volledig openheid van zaken verschaft op 17 oktober 2019. Aannemelijk is dat eiseres niet volledig en niet geheel feitelijk juist heeft verklaard;
g. collega’s [naam 10] , [naam 8] en [naam 9] hebben eiseres geïnformeerd over hun onrechtmatige raadplegingen. Eiseres heeft ten onrechte een melding hiervan verzuimd;
f. eiseres heeft de op 17 oktober 2019 gegeven dienstopdracht genegeerd.
4. In beroep tegen het bestreden besluit voert eiseres – kort samengevat - het volgende aan:
- eiseres betwist dat de gedragsregels zijn overtreden. Er is immers op 13 september 2019 al contact gezocht met de teamleider over de escalerende situatie en op 23 september is nogmaals de teamleider benaderd met het verzoek om in te grijpen op de afdeling. Op 25 september 2019 heeft zij de GBA-V geraadpleegd waarna direct de vertrouwenspersoon is ingeschakeld. Geen rekening wordt gehouden met de kern van de bezwaren van eiseres dat zij zich niet serieus genomen voelde;
- eiseres betwist dat zij als doel heeft gehad de [functie 2] weg te krijgen uit de organisatie. Zij wilde zekerheid alvorens naar de leidinggevende of het hoger management te gaan met deze ernstige beschuldigingen tegen [naam 3] . Het raadplegen van de GBA-V was noodzakelijk. Dat gebeurde eerst toen bleek dat het verzamelde bewijs over het gedrag van de [functie 2] niet serieus werd genomen. Zonder de GBA-V raadpleging naar de gegevens van de [functie 2] zou er nooit passende actie zijn ondernomen. Op 26 september 2019 is de melding gedaan dat er geen vertrouwen meer was in de [functie 2] . Eiseres handelde in het belang van de organisatie;
- eiseres betwist dat zij collega [naam 8] heeft laten meekijken of met iemands anders te hebben meegekeken;
- zij heeft op 25 september 2019 de gegevens van [naam 3] in de GBA-V geraadpleegd, dit is dezelfde dag gemeld bij de vertrouwenspersoon en op 1 oktober 2019 bij het management;
- eiseres beoordeelde de handelingen van haar collega’s als rechtmatig en noodzakelijk en zag daarom geen noodzaak om dit te melden bij het management;
- de informatie is binnen de organisatie gebleven en daarmee vertrouwelijk en functioneel behandeld. De raadpleging was noodzakelijk en geboden;
- eiseres betwist dat er sprake is van plichtsverzuim;
- eiseres betwist dat er sprake is van het niet opvolgen van een dienstopdracht. En voor zover daarvan wel sprake was, is deze niet redelijk en onvoldoende duidelijk gecommuniceerd en niet schriftelijk bevestigd;
- drie collega’s hebben hiervoor slechts een berisping gekregen;
- voor zover er sprake is van plichtsverzuim, meent eiseres dat deze haar niet valt aan te rekenen, zij kon onder de gegeven omstandigheden niet anders. Zij heeft meerdere keren geprobeerd de misstanden op de juiste manier aan de orde te stellen. Tijdens haar vakantie is de situatie geëscaleerd. De dynamiek van het team wordt haar ten onrechte aangerekend. Zij heeft gehandeld uit wanhoop.
5. De rechtbank overweegt als volgt.