In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2021 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van verzoeker, ingediend door zijn advocaat mr. M.J. Bouwman. Verzoeker vroeg om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en schadevergoeding ten laste van de Staat, na een vrijheidsbeneming die hij had ondergaan. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om vergoeding van de kosten van de raadsman, omdat hiervoor geen juridische basis bestaat. Dit geldt ook voor de standaardvergoeding voor de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechter-commissaris heeft echter wel een schadevergoeding van € 390,- toegekend voor de immateriële schade die verzoeker heeft geleden door de vrijheidsbeneming, die drie dagen heeft geduurd.
De zaak is ontstaan na een onherroepelijk vonnis van 16 december 2019, waarbij verzoeker wegens diverse (gewelds)misdrijven was veroordeeld en een vrijheidsbeperkende maatregel was opgelegd. Deze maatregel hield in dat verzoeker geen contact mocht hebben met een bepaalde persoon en zich niet binnen een straal van 50 meter van diens woning mocht bevinden. Op 5 maart 2021 werd verzoeker aangehouden op verdenking van overtreding van deze maatregel. De rechter-commissaris heeft op 8 maart 2021 de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel afgewezen, omdat er onvoldoende ernstige bezwaren waren.
De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in acht genomen, waaronder artikel 537, dat de mogelijkheid biedt om schadevergoeding toe te kennen voor geleden schade als gevolg van vrijheidsbeneming. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat verzoeker recht heeft op een vergoeding voor de immateriële schade, maar niet voor de kosten van rechtsbijstand, omdat deze kosten niet als schade in de zin van artikel 537, eerste lid, Sv kunnen worden aangemerkt. De beschikking is gegeven door mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van griffier M. Dambrink.