ECLI:NL:RBNHO:2021:6940

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/310923 / FA RK 20-6827
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door wensvader en juridische vaststelling van vaderschap in het kader van een draagmoederconstructie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure waarbij de wensvader van de minderjarige [de minderjarige] verzocht om adoptie. De minderjarige is geboren uit een draagmoeder in Canada, waarbij de vader en de wensvader betrokken zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten en dat de vader, volgens Canadees recht, de enige ouder is. De wensvader heeft verzocht om adoptie van de minderjarige, waarbij de rechtbank de internationale aspecten van de zaak heeft beoordeeld, gezien de verschillende nationaliteiten van de betrokken partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van de minderjarige is en dat aan de voorwaarden voor adoptie volgens het Nederlandse recht is voldaan, ondanks dat de verzorgingstermijn van een jaar niet volledig was nageleefd. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de inschrijving van de Canadese geboorteakte in de Nederlandse registers gelast, evenals de erkenning van de Surrogacy Order als gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige en de draagmoeder in overweging genomen en geconcludeerd dat de adoptie en de inschrijving van de geboorteakte niet in strijd zijn met de Nederlandse openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/310923 / FA RK 20-6827
beschikking van 18 augustus 2021 betreffende adoptie
gegeven op het verzoek van:
[de vader],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Canada,
en
[de wensvader],
geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
beiden wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader respectievelijk de wensvader,
advocaat: mr. N. van der Storm, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vader en de wensvader, ingekomen op 9 december 2020;
- het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) van 23 december 2020;
- de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] (verder: de ambtenaar), ingekomen op 18 maart 2021;
- de brief, tevens houdende wijziging van het verzoek, met bijlage, van de vader en de wensvader, ingekomen op 14 april 2021;
- het e-mailbericht van de Raad van 22 april 2021;
- de brief van de Raad, ingekomen op 29 april 2021;
- de brief van de ambtenaar, ingekomen op 25 mei 2021.
1.2
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De minderjarige [de minderjarige] is geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Canada (verder: [de minderjarige] ), uit [de draagmoeder] , wonende te [plaats] , Canada (verder: de draagmoeder).
2.2
De draagmoeder is op [datum] in het huwelijk getreden met [naam] . Dit huwelijk is ontbonden op [datum] door inschrijving van een uitspraak van de “Court of Queen’s Bench of Alberta” te [plaats] , Canada (court file no. [no.] ).
2.3
[de minderjarige] is via zogenaamd hoogtechnologisch draagmoederschap ter wereld gekomen, waarbij de eicel afkomstig is van een voor de vader, de wensvader en de draagmoeder onbekende donor uit Toronto en waarbij het zaad afkomstig is van de vader.
2.4
Bij de stukken bevindt zich een, op 8 juli 2020 afgegeven, overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door de daartoe bevoegde instantie opgemaakt “Birth Certificate/Certificat de naissance” van [de minderjarige] (Registration No.: [no.] ). Op dit stuk staat de draagmoeder als moeder vermeld en de vader als vader.
2.5
Bij de stukken bevindt zich het stuk Surrogacy Order van de Court Queen’s Bench of Alberta te [plaats] , Canada van 15 juni 2020. Hieruit blijkt dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar rechten als moeder, waardoor de vader conform Canadees recht enig ouder (sole parent) is geworden van [de minderjarige] .
2.6
De vader en de wensvader wonen sinds [datum] samen. Zij zijn met elkaar gehuwd op [datum] in de gemeente [gemeente] .
2.7
[de minderjarige] wordt vanaf zijn geboorte verzorgd en opgevoed door de vader en de wensvader en hij staat sinds [datum] ingeschreven op hun adres.
2.8
[de minderjarige] is het eerste kind tot wie de vader en de wensvader in familierechtelijke betrekking komen te staan.
2.9
Bij de stukken bevindt zich een verklaring van de draagmoeder van 1 november 2020, waaruit blijkt dat zij instemt met het verzoek tot adoptie.
2.1
Uit de stukken blijkt dat de Raad geen bezwaar heeft tegen het verzochte en dat de Raad geen onderzoek zal doen.
2.11
Uit het hierboven onder 2.5 weergegeven stuk kan worden afgeleid dat de vader naar Canadees recht is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .

3.Verzoek

3.1
De vader en de wensvader hebben, na wijziging van het verzoek, verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. voor recht te verklaren dat de door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de plaatselijke voorschriften in Alberta (Canada) opgemaakte geboorteakte van [de minderjarige] , eventueel met de beslissing van de Court of Queen’s Bench of Alberta in [plaats] van 18 juni 2020, waarin het vaderschap van de vader is bevestigd, naar haar c.q. respectievelijk hun aard vatbaar zijn voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand;
b. de adoptie van [de minderjarige] door de wensvader uit te spreken en daarbij te gelasten dat de ambtenaar de in Alberta (Canada) opgemaakte geboorteakte als genoemd onder a. zal inschrijven in de daartoe bestemde registers en te gelasten dat de ambtenaar vervolgens ook aan deze geboorteakte zal toevoegen een latere vermelding betreffende de uitspraak van de Court of Queen’s Bench of Alberta in [plaats] van 18 juni 2020, waarin vastgesteld c.q. bevestigd is dat de vader de juridische vader is van [de minderjarige] , alsook de latere vermelding van de adoptie;
c. te bepalen c.q. voor recht te verklaren dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] “ [geslachtsnaam] ” zal blijven, zodat hij na de adoptie zal blijven heten: [de minderjarige] ;
d. te bepalen c.q. voor recht te verklaren dat de vader en de wensvader op grond van artikel 1:251, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) (voor huwelijk) gezamenlijk met de uitoefening van het ouderlijk gezag worden belast over [de minderjarige] , vanaf het moment dat de te geven beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair:
e. de geboortegegevens als volgt vast te stellen: Naam: [naam] ; dag van geboorte: [dag van geboorte] ; plaats van geboorte: [plaats van geboorte] (Canada); geslacht: mannelijk; zoon van: moeder: [moeder] , en de inschrijving daarvan te gelasten;
f. voor recht te verklaren dat de vaststelling c.q. bevestiging van het vaderschap van de vader door de Court of Queen’s Bench of Alberta in [plaats] van 18 juni 2020 van rechtswege wordt erkend op grond van artikel 10:100 in samenhang met artikel 1:26 BW;
g. de ambtenaar te gelasten een latere vermelding aan de daarvoor in aanmerking komende geboorteakte toe te voegen betreffende de Court Queen’s Bench of Alberta in [plaats] van 18 juni 2020, waarin bevestigd althans vastgesteld is dat de vader de juridische vader is van [de minderjarige] ;
h. de adoptie van [de minderjarige] door de wensvader uit te spreken en daarbij de ambtenaar te gelasten een latere vermelding betreffende adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende geboorteakte toe te voegen;
i. te bepalen c.q. voor recht te verklaren dat de geslachtsnaam van [de minderjarige] zal blijven “ [geslachtsnaam] ”, zodat hij na de adoptie zal blijven heten: [de minderjarige] ;
j. te bepalen c.q. voor recht te verklaren dat de vader en de wensvader op grond van artikel 1:251, eerste lid, BW (voor huwelijk) gezamenlijk met de uitoefening van het ouderlijk gezag worden belast over [de minderjarige] , vanaf het moment dat de te geven beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat de draagmoeder nog met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] is belast:
k. te bepalen dat de vader eenhoofdig oftewel met uitsluiting van de draagmoeder met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zal worden belast;
l. de behandeling van de verzoeken b, c en d (primair) c.q. h, i en j (subsidiair) aan te houden voor drie maanden, zodat deze behandeld kunnen worden nadat de beslissing omtrent (de toewijzing van) het eenhoofdig gezag aan de vader in kracht van gewijsde is gegaan.

4.Beoordeling

4.1
Door de omstandigheid dat de vader de Griekse en Canadese nationaliteit heeft, de draagmoeder en [de minderjarige] de Canadese nationaliteit hebben en de wensvader de Nederlandse nationaliteit heeft, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2
Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in bevestigende zin worden beantwoord, nu de vader, de wensvader en [de minderjarige] allen in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben.
adoptie
4.3
Vervolgens komt aan de orde de vraag welk rechtsstelsel op het verzoek van toepassing is. Op grond van het bepaalde in artikel 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie, behoudens het bepaalde in lid, 2, het Nederlandse recht van toepassing. Artikel 10:105, tweede lid, BW bepaalt dat op de toestemming dan wel raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk is het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Volgens het Canadese recht, zijnde het recht van de staat waarvan [de minderjarige] de nationaliteit bezit, dienen de ouder(s) of voogd(en) van het kind en het te adopteren kind als het kind twaalf jaar of ouder is, toestemming te geven voor de adoptie.
4.4
De vader en de wensvader hebben altijd de wens gehad samen een kind te krijgen. Zij hebben gekozen voor de mogelijkheid van draagmoederschap in Canada. Met dit land voelden de vader en de wensvader zich verbonden, gezien de nationaliteit van de vader. De vader en de wensvader hebben met de voor hen onbekende eiceldonor op 6 september 2017 een overeenkomst gesloten, waarin is opgenomen dat de eiceldonor ermee heeft ingestemd dat het voor het kind in de toekomst, vanaf zijn achttienjarige leeftijd, mogelijk is te achterhalen van wie hij afstamt. In 2018 kwamen zij in contact met de draagmoeder. Met hulp van Canadese advocaten is met de draagmoeder een draagmoederschapscontract opgesteld en getekend in mei 2019. Hieruit blijkt dat er geen commercieel oogpunt is. De draagmoeder en de eiceldonor hebben hun keuze louter uit ideëel oogpunt gemaakt.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat draagmoederschap tot op heden in Nederland wettelijk niet is geregeld. Gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel [de minderjarige] als de draagmoeder acht de rechtbank het in het kader van de openbare ordetoets van belang te beoordelen of het draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, met voldoende inachtneming van de belangen van [de minderjarige] en de draagmoeder. Daarbij is mede van belang, zoals door de Staatscommissie Herijking Ouderschap in haar rapport “Kind en ouders in de 21e eeuw” van 7 december 2016 is verwoord, dat de belangen van de draagmoeder en [de minderjarige] voorop staan, in die zin dat de draagmoeder goed voorbereid en begeleid wordt en [de minderjarige] in staat zal zijn te achterhalen van wie hij afstamt. Aan deze voorwaarden dient naar het oordeel van de rechtbank zoveel mogelijk te zijn voldaan, nu de vader en de wensvader bij toepassing van hoogtechnologisch draagmoederschap in Nederland aan deze eisen zouden hebben moeten voldoen en in het algemeen voorkomen moet worden dat aan de Nederlandse eisen kan worden ontkomen door te kiezen voor draagmoederschap in het buitenland. De Nederlandse eisen zijn immers opgesteld ter bescherming van de rechten van de zwakkeren, zoals de kinderen die uit draagmoederschap geboren worden (en onder omstandigheden ook de draagmoeder). Deze bescherming acht de rechtbank van groot belang.
4.6
Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het traject van draagmoederschap in Canada is omkleed met waarborgen die grotendeels overeenkomen met de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking Ouderschap van 7 december 2016. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de overgelegde stukken vast komen te staan dat het hier geen commercieel draagmoederschap betreft. Voorts is komen vast te staan dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden jegens [de minderjarige] en zij de wensvader toestemming geeft [de minderjarige] te adopteren. De draagmoeder, de vader en de wensvader zijn in Canada ondersteund door deskundigen.
4.7
Eén van de in het rapport van de Staatscommissie Herijking Ouderschap “Kind en ouders in de 21ste eeuw” geformuleerde nadere eisen voor draagmoederschap is dat geen gebruik mag zijn gemaakt van anonieme donoren. Dit sluit aan bij de Nederlandse wetgeving over inzage in donorgegevens, welke wetgeving weer aansluit bij het internationale recht van elk kind om zijn ouders te kennen. In deze zaak is gebruik gemaakt van de eicellen van een voor de vader en de wensvader anonieme donor en van spermacellen van de vader. Uit de overeenkomst tussen de vader, de wensvader en de eiceldonor blijkt dat het voor [de minderjarige] mogelijk is om in de toekomst, vanaf zijn achttienjarige leeftijd, te achterhalen van wie hij, naast de vader, genetisch afstamt. De rechtbank acht dit niet in strijd met de rechten van [de minderjarige] .
4.8
Om te komen tot toewijzing van dit verzoek, te weten adoptie naar Nederlands recht, dient te zijn voldaan aan de in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie, alsmede aan de in artikel 1:228 BW weergegeven voorwaarden voor adoptie.
4.9
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken de overtuiging dat de gevraagde adoptie in het kennelijk belang van [de minderjarige] is. Tevens is komen vast te staan dat [de minderjarige] thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de draagmoeder als ouder te verwachten heeft. Ook aan de overige in artikel 1:227 BW genoemde gronden voor adoptie is voldaan.
4.1
Artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW stelt als voorwaarde dat de adoptant of adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed. Indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden.
4.11
[de minderjarige] staat sinds [datum] ingeschreven op het adres van de vader en de wensvader. Als van deze gegevens zou worden uitgegaan staat vast dat op het moment van indiening van het verzoekschrift niet is voldaan aan de verzorgingstermijn van een jaar, een en ander zoals genoemd in artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW.
4.12
De wetgever heeft, naast het in artikel 1:227, tweede lid, BW genoemde vereiste dat de vader en de wensvader ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd, voormelde verzorgingstermijn gesteld opdat een zekere stabiliteit van de verzorgings- en opvoedingssituatie van [de minderjarige] kan worden getoetst. Naast het gegeven dat de vader en de wensvader aan voormelde samenlevingstermijn voldoen, is de rechtbank van oordeel dat gemelde stabiliteit voldoende is komen vast te staan. [de minderjarige] is biologisch gezien het kind van de vader; de vader en de wensvader zijn gedurende de zwangerschap intensief betrokken geweest bij de draagmoeder en [de minderjarige] en zij hebben [de minderjarige] vanaf zijn geboorte verzorgd en opgevoed. Voorts wordt aannemelijk geacht dat de vader en de wensvader [de minderjarige] zullen blijven verzorgen en opvoeden. Bovendien is het steeds de wens van de vader, de wensvader en de draagmoeder geweest dat de wensvader [de minderjarige] zou adopteren. Overigens wordt naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen rechtens te respecteren belang geschaad als aan deze voorwaarde wordt voorbij gegaan.
4.13
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de wettelijke termijn van verzorging en opvoeding van ten minste een jaar als bedoeld in artikel 1:228, eerste lid, onder f, BW in deze specifieke situatie niet verenigbaar met het bepaalde in artikel 8 in samenhang met artikel 14 EVRM. De rechtbank zal daarom deze termijn buiten beschouwing laten.
4.14
Artikel 1:228, eerste lid, onder g, BW bepaalt dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
4.15
Uit de hierboven onder 2.5 vermelde beslissing blijkt dat de draagmoeder afstand heeft gedaan van haar rechten als ouder. Daargelaten wat deze beslissing betekent in afstammingsrechtelijke zin naar Nederlands recht, is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat de draagmoeder naar Nederlands recht niet of niet langer het gezag over [de minderjarige] heeft. Daarmee is voldaan aan hetgeen hierboven onder 4.14 is weergegeven.
4.16
Met inachtneming van het vorenstaande, en nu voorts is voldaan aan de overige in artikel 1:228 BW gestelde voorwaarden voor adoptie, zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen. De rechtbank heeft hierbij nog in aanmerking genomen dat de Raad heeft aangegeven akkoord te zijn met het adoptieverzoek en nader onderzoek niet nodig te achten.
geslachtsnaam [geslachtsnaam]
4.17
[de minderjarige] is het eerste kind tot wie de vader en de wensvader in familierechtelijke betrekking komen te staan. De vader en de wensvader hebben er voor gekozen en verklaard dat [de minderjarige] de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zal (blijven) dragen. De vermelding van deze verklaring is gelet op hetgeen bepaald is in artikel 5, derde lid, BW voldoende om [de minderjarige] de gewenste geslachtsnaam te laten dragen.
gezag
4.18
De vader en de wensvader zijn gehuwd. Op het moment dat de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal op grond van het bepaalde in artikel 1:251, eerste lid, BW sprake zijn van gezamenlijk gezag van de vader en de wensvader.
4.19
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
inschrijving buitenlandse geboorteakte c.q. vaststelling geboortegegevens en verklaring voor recht met betrekking tot voormelde “surrogacy order”
4.2
De vader en de wensvader stellen zich, anders dan de ambtenaar heeft aangegeven, op het standpunt dat het overgelegde “Birth Certificate” vatbaar is voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand, omdat dit stuk voldoet aan de in artikel 1:25 BW genoemde voorwaarden.
4.21
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat inschrijving van het “Birth Certificate” niet mogelijk is, omdat er een draagmoederovereenkomst is en het Nederlands recht geen mogelijkheid biedt om buitenlands draagmoederschap te erkennen. Voorts blijkt uit dit stuk niet wie de oorspronkelijke ouders zijn en ontbreekt een chronologische volgorde van de afstammingsgegevens.
De ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de geboortegegevens van [de minderjarige] moeten worden vastgesteld en heeft daarvoor een voorstel gedaan.
4.22
De rechtbank zal het standpunt van de vader en de wensvader volgen en overweegt dienaangaande als volgt.
Ingevolge artikel 1:25, tweede lid, BW worden buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte op bevel van het openbaar ministerie of op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente [gemeente] , indien de akte een persoon van vreemde nationaliteit betreft en op grond van enige bepaling van dit boek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Het belang van de vader en de wensvader is erin gelegen dat het in Canada door de bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte “Birth Certificate” wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Het belang van de ambtenaar is erin gelegen te komen tot een Nederlandse geboorteakte die zoveel als mogelijk overeenkomstig de Nederlandse voorschriften betreffende de burgerlijke stand is opgemaakt. Met het oog hierop acht de ambtenaar het het meest zuiver om de geboortegegevens van [de minderjarige] vast te stellen in die zin dat de gegevens van [de minderjarige] worden vastgesteld en vervolgens alleen de gegevens van de draagmoeder. De ambtenaar heeft verder aangegeven dat, mits voormelde “Surrogacy Order” wordt gekwalificeerd als een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vader en de rechtbank oordeelt dat dit stuk voor erkenning in Nederland in aanmerking komt, vervolgens een last kan worden gegeven tot het toevoegen van een latere vermelding betreffende de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vader, waarna eveneens een latere vermelding betreffende de adoptie van [de minderjarige] door de wensvader kan worden toegevoegd.
4.23
Ingevolge artikel 10:101, eerste lid, in samenhang met artikel 10:100, eerste lid onder b en c en tweede en derde lid, BW wordt een buitenlands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing, waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte in Nederland erkend, tenzij: a. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of b. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
4.24
Niet in geschil is dat sprake is van een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte geboorteakte. Tevens is niet in geschil dat er een behoorlijk onderzoek en een behoorlijke rechtspleging heeft plaatsgevonden. In casu gaat het er slechts om of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van het in het buitenland opgemaakte “Birth Certificate” van [de minderjarige] .
4.25
Naar Nederlands recht, artikel 1:198 BW, is, voor zover hier van belang, moeder van een kind de vrouw uit wie het kind is geboren. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze regel een beginsel weer van juridische en sociale aard dat in de Nederlandse samenleving als fundamenteel wordt beschouwd. Gelezen in samenhang met artikel 7 IVRK (een kind heeft het recht om, voor zover mogelijk, zijn of haar ouders te kennen) en artikel 8 IVRK (eerbiediging van het recht van het kind zijn identiteit te behouden) acht de rechtbank dit beginsel, dat blijkens de wetgeschiedenis onverkort van toepassing is indien het genetische materiaal niet afkomstig is van de vrouw die het kind heeft gebaard, van openbare orde. Een kind moet, indien mogelijk, aan de hand van de geboorteakte in staat worden gesteld zijn afstamming te kennen.
4.26
Ingevolge artikel 1:199 BW is vader van een kind - voor zover hier van belang - de man van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld.
De vader en de wensvader hebben onweersproken gesteld dat het traject van draagmoederschap in Canada is omkleed met waarborgen die grotendeels overeenkomen met de aanbevelingen van de Nederlandse Staatscommissie herijking ouderschap van december 2016. In Canada wordt gewerkt met een draagmoederovereenkomst. Een overeenkomst van commerciële aard is verboden. Er is sprake van een rechterlijke toetsing, waarbij het belang van het kind voorop staat. De draagmoeder en de vader en de wensvader hebben in Canada ondersteuning gehad van deskundigen. Voorts is gebleken dat de vader en de wensvader in overeenstemming met het eerdergenoemde in artikel 7 IVRK verankerde recht en aanbeveling 52 van de Staatscommissie herijking ouderschap, hebben gewaarborgd dat de ontstaansgeschiedenis van [de minderjarige] op termijn voor hem volledig is te achterhalen. Zij hebben voor een onbekende eiceldonor gekozen en met deze donor is overeengekomen dat [de minderjarige] vanaf zijn achttiende verjaardag kennis kan nemen van de identiteit van de donor.
Voorts is niet in geschil dat in de Canadese geboorteakte van [de minderjarige] de gegevens van de draagmoeder zijn opgenomen en dat de hierboven onder 2.5 weergegeven “Surrogacy Order” waarbij het vaderschap van de vader is vastgesteld kan worden erkend.
4.27
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat inschrijving van de Canadese geboorteakte niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Hierbij overweegt de rechtbank dat [de minderjarige] in staat is om op latere leeftijd zijn afstamming na te gaan, nu de gegevens van de draagmoeder en de gegevens van de vader in de geboorteakte zijn opgenomen en tevens is gewaarborgd dat hij vanaf zijn achttiende jaar kennis kan nemen van de identiteit van de eiceldonor (zie de beschikking van de rechtbank Den Haag van 10 juli 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7583).
Hierbij kan nog worden aangetekend dat vaststelling van de geboortegegevens op grond van artikel 1:25c BW alleen mogelijk is indien geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd. Die situatie is hier niet aan de orde.
4.28
De rechtbank is verder van oordeel dat de Surrogacy Order van de Court Queen’s Bench of Alberta te [plaats] , Canada van 15 juni 2020 gekwalificeerd kan worden als een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de vader nu daarin is opgenomen dat de vader ingevolge het Canadees recht met terugwerkende kracht tot de geboorte van [de minderjarige] ouder is van [de minderjarige] .
4.29
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijk geslacht:
[de minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Canada,
door [de wensvader] voornoemd;
5.2
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’ [gemeente] de hierboven onder 2.4 weergegeven akte van geboorte van [de minderjarige] in te schrijven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand;
5.3
verklaart voor recht dat de Surrogacy Order van de Court Queen’s Bench of Alberta te [plaats] , Canada van 15 juni 2020 voor wat betreft de vaststelling van het vaderschap van de vader vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
5.4
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een latere vermelding van voormelde vaststelling van het vaderschap en van voormelde adoptie toe te voegen aan de geboorteakte van [de minderjarige] ;
5.5
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
5.6
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
5.7.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.