ECLI:NL:RBNHO:2021:6907

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/317855 / HA RK 21/123
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 14 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Smit. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was door een verzoek om een nadere akte af te wijzen en geen mondelinge behandeling te bepalen. De wrakingskamer oordeelde dat procesbeslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen, en dat het verzoek om wraking tardief was, aangezien het niet direct na het tussenvonnis van 26 mei 2021 was ingediend. De rechter had niet in de wraking berust en had schriftelijk gereageerd op het verzoek. Tijdens de openbare zitting op 8 juli 2021 zijn zowel verzoekster als de wederpartij in de hoofdzaak gehoord, maar de rechter was afwezig. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de rechter om het verzoek van mr. Smit af te wijzen, werd niet als partijdig beschouwd, en de gronden voor wraking die door verzoekster werden aangevoerd, waren niet voldoende om het verzoek te honoreren. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak bevolen voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLANDFout! De documentvariabele ontbreekt.
/Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Fout! Dedocumentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C / 15 / 317855 HA RK 21-123
Beslissing van 14 juli 2021
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verzoekster] ,
gevestigd te Elburg,
verzoekster
hierna te noemen: [naam verzoekster]
advocaat mr. H.J. Smit
Het verzoek is gericht tot:
mr. A.K. Korteweg
behandelend rechter in de hoofdzaak [naam] / [naam verzoekster]
(C/15/303373 / HA ZA 20-335)
hierna te noemen: de rechter.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 30 juni 2021 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton & Insolventie, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/303373 / HA ZA 20-335 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 8 juli 2021. Verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster en de wederpartij in de hoofdzaak hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid te worden gehoord. De rechter was bij de zitting niet aanwezig.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek gebaseerd op de volgende gronden.
2.2.
De beslissing van de rechter om het verzoek van 23 juni 2021 van verzoekster om een nadere akte te mogen nemen af te wijzen is zeer ten voordele van de wederpartij in de hoofdzaak en ten nadele van verzoekster en is daardoor partijdig. Verder is de door de rechter opgegeven reden voor de afwijzing (stand van de procedure) nietszeggend en niet concludent. De stand van de procedure verzet zich niet tegen indiening van de akte en tegen een nieuwe mondelinge behandeling.
Er zijn klemmende redenen om de geweigerde akte alsnog toe te laten.
De schijn van partijdigheid bleek al uit het (tussen-)vonnis van 26 mei 2021. Het was verzoekster door haar voormalig advocaat echter afgeraden een wrakingsverzoek te doen. Tot slot zijn er merkwaardige omstandigheden op grond waarvan het vermoeden gewettigd is dat sprake is van samenspanning tussen de voormalig advocaat van verzoekster en de advocaat van de wederpartij.
2.3.
Ter zitting heeft verzoekster nader toegelicht dat de rechter het verzoek – ondanks de in de nieuwe akte genoemde omstandigheden (die verband houden met een verkeerde advocaatkeuze) ‘kil en clean’ heeft afgewezen vanwege de stand van de procedure, terwijl er geen contra-indicatie was om het verzoek te honoreren. Verzoekster wil niet de hele zaak opnieuw doen, maar wil slechts een zitting van een uur. Het onder deze omstandigheden niet toestaan van de akte en een nieuwe mondelinge behandeling duidt volgens verzoekster op vooringenomenheid.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
Het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Dat de beslissing - om het verzoek van mr. Smit om een nadere akte te nemen af te wijzen – niet in zijn voordeel is en wel in het voordeel van de wederpartij in de hoofdzaak, maakt de beslissing nog niet partijdig. Datzelfde geldt voor de motivering daarvan. Voor zover die gebrekkig of te summier zou zijn, maakt dat de beslissing ook niet partijdig.
Er zijn geen of onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die maken dat de inhoud of de motivering van de processuele beslissing om de akte te weigeren, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft niet de bevoegdheid om procesbeslissingen te nemen die de hoofdzaak inhoudelijk raken, zodat het verzoek om de geweigerde akte wegens klemmende redenen alsnog toe te laten, in deze procedure niet kan worden beoordeeld.
De gronden waarom uit het tussenvonnis de schijn van partijdigheid al zou blijken, zijn te laat aangevoerd. Bovendien zien die gronden op inhoudelijke beslissingen, terwijl wraking geen verkapt rechtsmiddel kan vormen. Het verwijt dat tijdens de mondelinge behandeling geen proces-verbaal is opgesteld is niet terecht, omdat hiertoe op grond van artikel 90 lid 1 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) geen verplichting bestaat.
Het vermoeden van samenspanning tussen de voormalige advocaat van verzoekster en de advocaat van de wederpartij in de hoofdzaak, kan geen wrakingsgrond opleveren.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (de objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoeker is hierbij echter niet doorslaggevend.
4.2
De beslissingen van de rechter om het verzoek van mr. Smit om een nadere akte toe te laten af te wijzen en geen mondelinge behandeling te bepalen betreffen procesbeslissingen. Het is vaste rechtspraak dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking kan vormen (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). De vraag of een procesbeslissing al dan niet juist moet worden geacht, mag niet door de wrakingskamer worden beantwoord. De motivering van een procesbeslissing kan geen grond vormen voor wraking, ook niet indien wordt aangevoerd dat die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier zou zijn of een motivering ontbreekt. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procesbeslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
4.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat van vooringenomenheid geen sprake is. Het nemen van de onderhavige procesbeslissingen, noch de daaraan ten grondslag liggende motivering, impliceert dat de rechter vooringenomenheid koestert of dat een vrees voor partijdigheid voor andere door de rechter te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Het gegeven dat verzoekster zeer ontevreden is over de wijze waarop haar voormalig advocaat haar belangen tot dan toe heeft behartigd, rechtvaardigt niet de conclusie dat uit de procesbeslissingen van de rechter blijkt van vooringenomenheid. Door verzoekster zijn ook geen andere feiten en omstandigheden gesteld die maken dat de inhoud of de motivering van de processuele beslissingen om de akte te weigeren en geen mondelinge behandeling te bepalen, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
4.4.
Dat de schijn van partijdigheid ook zou blijken uit het tussenvonnis, zoals door verzoekster is gesteld, kan niet tot toewijzing van het wraking verzoek leiden. Voor zover verzoekster in het tussenvonnis van 26 mei 2021 aanleiding heeft gezien de rechter wegens (schijn van) partijdigheid te wraken, had het wrakingsverzoek direct na bekendwording van het vonnis ingediend moeten worden (artikel 37 Rv). Voor zover dit wrakingsverzoek betrekking heeft op het tussenvonnis, is het dus tardief.
4.5.
Ook het vermoeden van verzoekster dat sprake is van samenspanning tussen haar voormalig advocaat en de advocaat van de wederpartij in de hoofdzaak, kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden. Dit is een kwestie tussen de advocaten waar de rechter buiten staat, die bovendien geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid koestert jegens een der procespartijen. De vrees voor partijdigheid is (ook) hierdoor niet objectief gerechtvaardigd.
4.6.
De slotsom is dat het verzoek om wraking van de rechter moet worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de kantonrechter af;
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door de leden van de wrakingskamer mr. C.A.M. van der Heijden, mr. W.J. van Andel en mr. E.C.M. van Mierlo, in tegenwoordigheid van mr. N. Kampert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
Bij ontstentenis van de griffier alleen getekend door de voorzitter.
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.