Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populatie van de zandhagedis en de rugstreeppad in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
Het onderzoek is conform de Kennisdocumenten Zandhagedis en Rugstreeppad uitgevoerd en er is van uitgegaan dat de soorten aanwezig zullen zijn, daar waar het plangebied op het circuitterrein geschikt habitat vormt. Omdat aldus is uitgegaan van een worst-case scenario is een voorafgaande inventarisatie om de aanwezigheid van individuen te kunnen aantonen of uitsluiten niet vereist. Om te voorkomen dat de werkzaamheden afbreuk doen aan het streven de populaties van de rugstreeppad en de zandhagedis in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan wordt rekening gehouden met het voortplantingsseizoen, het sparen van overwinteringslocaties, het afschermen van winterhabitat en het instellen van reservaatgebieden. In de afgeschermde gebieden worden de rugstreeppad en de zandhagedis weggevangen en elders weer uitgezet, waarbij rekening wordt gehouden met de kwetsbare periode. Door deze maatregelen blijft de omvang van de populatie gelijk. Van belang is verder dat binnen het circuitterrein leefgebied beschikbaar zal blijven buiten de locaties van de werkzaamheden en dat het leefgebied van de ontheven soorten niet is begrensd tot het circuitterrein maar juist grotendeels ligt in het aangrenzende Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, waar zich ook het belangrijkste en meest optimale leefgebied voor deze soorten bevindt.
Verweerder is uitgegaan van de uitgangspunten van het ecologisch onderzoek van Econsultancy. Met het overleggen in bezwaar van de tegenrapportage van Ecologisch Adviesbureau Mulder van 8 oktober 2019 is niet aannemelijk gemaakt dat aan deze uitgangspunten moet worden getwijfeld. Omdat Econsultancy en verweerder in afzonderlijke reacties van 10 oktober 2019 een aantal onvolkomenheden in het rapport van Mulder hebben benoemd, kon verweerder uitgaan van de juistheid van het rapport van Econsultancy. Nu eiseres sub 1 haar stelling in beroep dat meer leefgebied verloren gaat dan waarvan Econsultancy is uitgegaan niet met een ander of nader tegenadvies heeft onderbouwd, gaat verweerder nog immer uit van de onderzoeksresultaten van Econsultancy. Dit betekent dat verweerder er in de besluitvorming van uitgaat dat er binnen het circuitterrein totaal 36 hectare geschikt leefgebied ligt en dat door de geplande werkzaamheden ongeveer 11,6 hectare ongeschikt raakt, waarvan maximaal 2 hectare permanent aan de soorten zal worden onttrokken.
Verweerder volgt eiseressen sub 2 tot en met 5 niet in hun stelling dat voor de effectbeoordeling, vanwege de langdurige ongeschiktheid als gevolg van de werkzaamheden, zou moeten worden uitgegaan van een permanent verlies van 11,6 hectare leefgebied. Het door hen aangehaalde KWR-rapport ziet volgens verweerder op de ontwikkeling van behoud en ontwikkeling van soortenrijke duingraslanden (grijze duinen). Voor het circuitterrein geldt evenwel niet de doelstelling dat soortenrijke duingraslanden worden behouden en ontwikkeld. Het circuitterrein is immers geen Natura 2000-gebied. De rugstreeppad is een pionierssoort, die zich ook vaak vestigt op bouwterreinen en dergelijke. Deze zal dus ook kunnen leven op de vergraven gebieden. De zandhagedis zoekt een mozaïek van bedekking met zon beschenen kaal zand. Uit het KWR-rapport blijkt in dat verband dat in kalkrijke duinen bij een startsituatie van kaal zand na drie jaar een bedekking van 2l% en na 9 jaar 50% te zien is.
Verweerder wijst er verder op dat in de ontheffing geen voorschriften zijn opgenomen die zien op het herstel van het leefgebied omdat het verlies aan leefgebied grotendeels tijdelijk is en er voldoende alternatief leefgebied is buiten het CZ. Verder zullen de plekken waar de werkzaamheden plaatsvinden door natuurlijke successie weer begroeien en geschikt worden voor de soorten. In het rapport van Econsultancy van 15 november 2019 is bovendien aangegeven dat bij een permanent verlies van minder dan 25% van het oorspronkelijk leefgebied (zoals hier het geval is), herstelmaatregelen niet zijn vereist.
Nu het verlies aan leefgebied binnen het circuitgebied vooral tijdelijk is, het gedeelte dat permanent verloren gaat in omvang zeer beperkt is en het leefgebied voor de beschermde soorten niet tot het circuitgebied is begrensd, is er geen reden om aan te nemen dat door de werkzaamheden die de ontheffing mogelijk maakt afbreuk wordt gedaan aan het streven de populatie van de zandhagedis en de rugstreeppad in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten.
8.3.1De rechtbank is van oordeel dat verweerder, voor zover de ontheffing ziet op het opzettelijk verstoren van exemplaren van de rugstreeppad en zandhagedis, afdoende heeft gemotiveerd dat en op welke wijze wordt voorkomen dat de werkzaamheden afbreuk doen aan het streven de populaties van de rugstreeppad en de zandhagedis in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
8.3.2Voor wat betreft de ontheffing voor beschadiging of vernieling van de voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaatsen, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft zich in de besluitvorming voor de vraag naar de omvang van het leefgebied en - zowel tijdelijk als permanent - verlies aan leefgebied van de betrokken soorten gebaseerd op het rapport van Econsultancy van 30 juli 2019. Econsultancy en verweerder hebben in afzonderlijke reacties van 10 oktober 2019 gereageerd op het tegenrapport van Ecologisch Adviesbureau Mulder van 8 oktober 2019 en per locatie inzichtelijk en ook afdoende gemotiveerd dat en om welke reden Mulder niet in zijn standpunt kan worden gevolgd. Nu eiseressen in beroep niet zijn ingegaan op deze nadere reacties, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder zich bij de besluitvorming niet heeft mogen baseren op het rapport van Econsultancy van 30 juli 2019 en aangevuld met een rapport van 15 november 2019. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, onder bespreking van de aan het leefgebied binnen de grenzen van het circuit voor de soorten te stellen eisen, afdoende gemotiveerd weerlegd dat het leefgebied dat tijdelijk verloren gaat voor de effectbeoordeling als permanent onttrokken leefgebied zou moeten worden aangemerkt.
De rechtbank stelt verder vast dat stellingen van eiseressen die verband houden met aan de ontheffing te verbinden voorschriften die zien op herstelmaatregelen, zijn ingegeven door en verband houden met hun stellingen dat een groter oppervlakte aan leefgebied permanent verloren gaat dan waar verweerder van uitgaat. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank mocht baseren op de uitgangspunten die volgen uit het rapport van Econsultancy van 30 juli 2019, waaronder ook de oppervlakte van het leefgebied dat permanent verloren gaat, en het aanvullende rapport van Econsultancy van 15 november 2019. De rechtbank is van oordeel dat verweerder verder afdoende heeft gemotiveerd waarom geen herstelmaatregelen zijn voorgeschreven.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het streven om de populaties van de rugstreeppad en de zandhagedis in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.
9.1.1Eiseres sub 1 voert aan dat de reservaatgebieden bij de locaties 10, 4 en 6 door verweerder noodzakelijk worden geacht om geen afbreuk te doen aan de gunstige staat van instandhouding van de zandhagedis en de rugstreeppad. Uit videobeelden van maart 2020 blijkt evenwel dat een deel van de reservaatgebieden is afgegraven waardoor 1,35 hectare leefgebied ongeschikt is geworden en verloren is gegaan voor beide soorten. Nu de reservaatgebieden deels niet langer geschikt leefgebied zijn, is onvoldoende gemotiveerd dat met de ontheffing geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de zandhagedis en de rugstreeppad in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan.