Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Lecc Exploitatie De Horn B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
“KOOPOVEREENKOMST UITBREIDING KAVEL …..OP HET PARK DE HORN TE DIRKSHORN VOOR STENEN BUNGALOWS”. Boven de stippellijn is met de hand geschreven G7. Verder vermeldt de koopovereenkomst dat de koop betrekking heeft op een uitbreiding ter grootte van ongeveer 30 centiare van de kavel met nummer G7, en is beschreven dat de koopprijs voor die uitbreiding € 1.350,00 bedraagt, en de koopprijs voor twee (niet nader omschreven) parkeerplaatsen € 2.800,00. Ten slotte bepaalt artikel 17 van de koopovereenkomst dat de parkbijdrage zal worden verlaagd tot € 450,00. [eiser] heeft gelijk waar hij stelt dat hierin aanknopingspunten gevonden kunnen worden voor zijn stelling dat huisje G7, de extra grond en parkeerplaats(en) door partijen voor wat betreft de parkbijdrage als een geheel werden beschouwd. Dat [eiser] geen parkbijdrage voor de parkeerplaats hoeft te betalen kan hieruit echter niet worden afgeleid. Vervolgens is in de leveringsakte van 22 december 2013 duidelijk bepaald dat [eiser] een parkbijdrage van € 450,00 verschuldigd is. Dit is in lijn met de inhoud van de koopovereenkomst.
“dat de eigenaren gehouden zijn tot betaling aan Lecc Exploitatie van een parkbijdrage per object of samenstel van objecten dat aan hen is geleverd bij een afzonderlijke leveringsakte waarin het kettingbeding is opgenomen”, waarbij de geobjectiveerde partijbedoeling als maatstaf is genomen. [YY] zijn hiertegen in cassatie opgekomen, en hebben aangevoerd dat de bijdrage van € 450,00 uit de akte van de parkeerplaats, naar de bedoeling van de partijen bij die akte, in de plaats is gekomen van de bijdrage in de leveringsakte van het huisje, althans dat [YY] niet beide bijdragen verschuldigd zijn. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd is voorbijgegaan aan het bewijsaanbod van [YY] Daarbij overwoog de Hoge Raad dat de leveringsakte van de parkeerplaats met het parkbijdragebeding tussen de partijen bij die akte weliswaar dwingend bewijs oplevert van de waarheid van hetgeen in de akte door hen omtrent de inhoud van hun contractuele afspraken is verklaard, maar dat daartegen tegenbewijs open staat, welk tegenbewijs gelet op de hier toepasselijke (volle) Haviltex-maatstaf betrekking kan hebben op alle omstandigheden van het geval. Vervolgens hebben [YY] en Lecc hun geschil alsnog in onderling overleg geregeld, zodat in cassatie geen inhoudelijk oordeel is gegeven over het standpunt van [YY]