Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.LECC VASTGOED B.V.,
2. [geïntimeerde sub 2] ,
3. [geïntimeerde sub 3] ,
4. [geïntimeerde sub 4] ,
9. [geïntimeerde sub 9] ,
10. [geïntimeerde sub 10] ,
11. [geïntimeerde sub 11] ,
12. vervallen)
13. [geïntimeerde sub 13] ,
14. [geïntimeerde sub 14] ,
15. [geïntimeerde sub 15] ,
18. [geïntimeerde sub 18] ,
[geïntimeerde sub 20],
21. [geïntimeerde sub 21] ,
22. [geïntimeerde sub 22] ,
[geïntimeerde sub 23], wonend te [woonplaats 2] , ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd in het kader van de onderbewindstelling van 16 maart 2000 door haar ouders [A] en [B] ,
25. [geïntimeerde sub 25] ,
26. [geïntimeerde sub 26] ,
27. [geïntimeerde sub 27] ,
30. [geïntimeerde sub 30] ,
31. [geïntimeerde sub 31] ,
1.Het geding in hoger beroep
in het principaal appelgeconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen waar het betreft de afwijzing van de vorderingen van Lecc en opnieuw rechtdoende voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het incidenteel appelheeft Lecc geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van de eigenaren in de kosten, inclusief de nakosten en met rente.
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief 9 in incidenteel appelfaalt bij gebrek aan belang. De door groep B ingestelde vordering onder h. wordt reeds hierom afgewezen.
grief 1 in incidenteel appel, als eerste te behandelen.
grief 4 in principaal appel, is echter dat de eigenaren gehouden zijn tot betaling van een hogere parkbijdrage voor de in het kettingbeding opgenomen voorzieningen dan voortvloeit uit het kettingbeding in hun akten van levering en wel een bedrag van € 1.200,-- per jaar, zoals 80% van de huisjeseigenaren betaalt op grond van de door hen met Lecc Exploitatie gesloten Beheerovereenkomst.
“belastingen en dergelijke”worden omgeslagen, geeft evenmin grond voor het opleggen van een hogere jaarlijkse bijdrage ten behoeve van de renovatie van de voorzieningen van het park. Renovatie van de voorzieningen is immers een geheel andere kwestie dan belastingheffing.
grief 3 in principaal appel, die zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat de eigenaren geen hogere parkbijdrage hoeven te betalen voor de in het kettingbeding opgenomen voorzieningen dan zoals vastgesteld in de respectieve aktes van levering van de eigenaren, met grief 4 in principaal appel samenhangt, faalt zij op dezelfde gronden.
grief 1 in principaal appel. Die grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat Lecc tot op heden kosten heeft gemaakt met betrekking tot de algemene delen die niet in de parkbijdrage zitten.
grief 3 in incidenteel appeltegen de overweging van de rechtbank dat de kosten van vervanging van voorzieningen dan wel het aanbrengen van nieuwe voorzieningen niet in de parkbijdrage zijn inbegrepen en bij de eigenaren in rekening mogen worden gebracht. Volgens de eigenaren geldt dat, indien een voorziening is afgeschreven of wegens veranderde wetgeving moet worden vervangen, de kosten daarvan in de parkbijdrage zijn inbegrepen en voor risico van Lecc blijven. Volgens hen is de formulering van de rechtbank te breed en biedt deze teveel ruimte voor discussie.
“en dergelijke”op kosten duiden die niet vanwege de overheid worden opgelegd en geïnd. Met inachtneming van hetgeen hierboven in 3.6.3 is gezegd kan dit niet worden aangenomen. Grief 1 in principaal appel en het hier besproken onderdeel van grief 3 in principaal appel falen dus. De vordering A subsidiair van Lecc wordt in zoverre afgewezen. Grief 3 (uitmondend in vordering d.) in incidenteel appel slaagt voor zover het gaat om de vervanging van voorzieningen. De beslissing van de rechtbank dat de kosten daarvan niet onder de parkbijdrage vallen houdt geen stand. De grief faalt voor zover het gaat om het aanbrengen van nieuwe voorzieningen. In zoverre heeft de vordering onder d. geen succes.
grief 5 in principaal appelricht Lecc zich tegen het oordeel van de rechtbank dat niet duidelijk is gemaakt wat de grondslag is voor vergoeding van een vast en een variabel bedrag ter zake en dat geen inzicht is gegeven in die kosten. Lecc is van oordeel dat die kosten betaald moeten worden door de vervuiler en dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking als Lecc die kosten betaalt, terwijl ook de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat de eigenaren die kosten verschuldigd zijn. Zij heeft een overzicht van de kosten verstrekt en volgens dit overzicht bedragen deze ruim € 22.000,-- per jaar. Daarvan brengt Lecc een vast bedrag aan afvalstoffenbijdrage van € 50,-- per bungalow per jaar in rekening omdat zij kosten voor de containers heeft ongeacht de mate van gebruik van de bungalows. Voor de rest worden de kosten wegens afvalstoffenverbruik omgeslagen naar rato van het gebruik door de eigenaar, op basis van het watergebruik. Die methode heeft de VVE De Horn in 2008 zelf vastgesteld, aldus telkens Lecc.
grief 4 in incidenteel appelkomen de eigenaren op tegen het oordeel van de rechtbank dat voor kabelgebruik moet worden betaald. Zij stellen dat er geen onderscheid te maken is tussen aansluiting op de kabel en het gebruik van het signaal en dat verbruik ook niet te meten valt. Verder blijkt volgens hen niet van kosten.
grief 2 in incidenteel appeltegen het oordeel van de rechtbank op dit punt en koppelen daar ook op hun beurt een wijziging van eis aan.
Grief 5 in incidenteel appelbetreft de afwijzing van vordering XXII van de eigenaren die ertoe strekt dat Lecc wordt veroordeeld tot hervatting (kosteloos) van de levering van gas, water en elektriciteit aan een aantal nader genoemde eigenaren, die stellen door Lecc te zijn afgesloten van die voorzieningen, (met betrekking tot een ontploft huisje omvat de vordering ook riolering en kabel tv) en die levering vervolgens te continueren. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat (i) de meeste van de huisjes alweer zijn aangesloten en onvoldoende is gebleken welk belang de desbetreffende eigenaren nog hebben bij de gevorderde veroordeling, (ii) voor zover nog huisjes zijn afgesloten, waarover partijen twisten, onvoldoende vast staat dat dit is te wijten aan Lecc Vastgoed en (iii) Lecc Vastgoed met betrekking tot het ontplofte huisje de bereidheid heeft uitgesproken dit op de collectieve voorzieningen aan te sluiten zodra dat huisje daarvoor klaar is. Grief 5 is ook gericht tegen de afwijzing van de onder XXIII gevorderde verklaring voor recht dat Lecc aansprakelijk is voor de door deze eigenaren wegens de afsluiting geleden schade, met verwijzing van de schadevordering naar de schadestaat procedure. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen omdat onvoldoende concreet is aangevoerd dat de desbetreffende eigenaren schade hebben geleden, nog daargelaten dat niet vaststaat dat Lecc voor die schade aansprakelijk is.
grief 8 in incidenteel appelbeogen de eigenaren hun door de rechtbank verworpen stelling dat de weg op het bungalowpark een openbare wegen is andermaal ingang te doen vinden.