ECLI:NL:RBNHO:2021:6414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
8859017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over toepasselijkheid CAO Gemeenten versus CAO GEO voor chauffeurs bij HVC

In deze zaak gaat het om de arbeidsvoorwaarden van zes chauffeurs in dienst van HVC, voorheen Huisvuilcentrale Noord-Holland. HVC heeft de chauffeurs geïnformeerd dat per 1 januari 2020 de CAO GEO van toepassing is, maar de chauffeurs vorderen dat de CAO Gemeenten moet worden toegepast. De kantonrechter heeft de vordering van de chauffeurs afgewezen. De rechter oordeelt dat uit een sociaal plan van 2007 niet volgt dat HVC verplicht is de CAO Gemeenten toe te passen. Het sociaal plan staat HVC toe om haar eigen CAO GEO toe te passen, wat ook redelijk is gezien de toepassing van deze CAO voor de overige medewerkers van HVC. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsvoorwaarden van de CAO GEO gelijkwaardig zijn aan die van de chauffeurs en dat HVC hen een persoonlijke toelage biedt om eventuele nadelige gevolgen te compenseren. De kantonrechter wijst de vordering van de chauffeurs af en oordeelt dat HVC niet verplicht is om de CAO Gemeenten toe te passen. De proceskosten worden aan de chauffeurs opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8859017 \ CV EXPL 20-5957
Uitspraakdatum: 4 augustus 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1] , wonende te [woonplaats]

2. [eiser 2]wonende te [woonplaats]
3. [eiser 3]wonende te [woonplaats]
4. [eiser 4]wonende te [woonplaats]
5. [eiser 5]wonende te [woonplaats]
6. [eiser 6]wonende te [woonplaats]
eisende partijen
verder te noemen: de werknemers
gemachtigde: mr. H.C.S. van Deijk-Amzand
tegen
de naamloze vennootschap HVC(voorheen N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland, N.V.), gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: HVC
gemachtigde: mr. W.M. Hes
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over de arbeidsvoorwaarden van zes werknemers die als chauffeur in dienst zijn bij HVC, voorheen Huisvuilcentrale Noord-Holland. HVC heeft aan de chauffeurs meegedeeld dat vanaf 1 januari 2020 de arbeidsvoorwaarden van de eigen collectieve arbeidsovereenkomst van HVC, de CAO GEO, van toepassing zijn. De chauffeurs zijn het daar niet mee eens en vorderen dat voor recht wordt verklaard dat HVC de CAO Gemeenten moet toepassen per 1 januari 2020.
De kantonrechter geeft de chauffeurs ongelijk en wijst hun vordering af. Volgens het oordeel van de kantonrechter volgt uit een sociaal plan van 2007 niet dat HVC de CAO Gemeenten moet toepassen per 1 januari 2020. Uit dat sociaal plan volgt juist dat HVC na 2017 haar eigen CAO GEO mag toepassen. Verder oordeelt de kantonrechter dat het ook redelijk is dat HVC de CAO GEO toepast ten aanzien van de chauffeurs, onder andere omdat de CAO GEO ook al geldt voor de overige (ruim) 1.000 medewerkers van HVC. Voor de kantonrechter weegt mee dat de arbeidsvoorwaarden van de CAO GEO gelijkwaardig zijn aan de arbeidsvoorwaarden die de chauffeurs voorheen hadden. Daarbij is van belang dat HVC de chauffeurs een persoonlijke toelage geeft om nadelige gevolgen voor de chauffeurs weg te nemen en dat HVC heeft toegezegd dat eventuele negatieve gevolgen ten aanzien van de pensioenopbouw worden weggenomen.

1.Het procesverloop

1.1.
De werknemers hebben bij dagvaarding van 19 oktober 2020 een vordering tegen HVC ingesteld. HVC heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 22 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben de werknemers met een brief van 7 juni 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
HVC is een energie- en afvalbedrijf van verschillende gemeenten en waterschappen. HVC heeft ruim 1.000 medewerkers in dienst.
2.2.
De werknemers zijn allen als chauffeur werkzaam bij HVC.
2.3.
De werknemers waren tot medio 2007 als ambtenaar in dienst van een publiekrechtelijke organisatie, ReinUnie, die zich ook bezighield met afvalinzameling- en verwerking. Voor de werknemers gold de arbeidsvoorwaardenregeling voor gemeenten, de zogenoemde CAR-UWO.
2.4.
In juni 2007 heeft de privaatrechtelijke naamloze vennootschap N.V. ReinUnie de activiteiten van de publiekrechtelijke organisatie ReinUnie overgenomen, waarna de werknemers bij N.V. ReinUnie in dienst traden. Vanaf dat moment waren de werknemers geen ambtenaar meer.
2.5.
In verband met de overgang van de werknemers van de publiekrechtelijke organisatie ReinUnie naar N.V. ReinUnie is op 28 maart 2007 een sociaal plan overeengekomen (hierna: het Sociaal Plan).
2.6.
Artikel 3 van het Sociaal Plan, voor zover hier van belang, luidt als volgt:
“1. De werkgever garandeert toepassing van de afspraken in dit Sociaal Plan voor de duur van het dienstverband van de medewerker met de werkgever Deze garantie geldt ook voor de
(eventuele) rechtsopvolgers van de werkgever.
2. Mocht op grond van artikel 5, derde lid, in de toekomst besloten worden tot overgang naar een andere CAO, dan zal het Sociaal Plan, in overleg met de werknemersorganisaties, zodanig aangepast worden, dat er sprake blijft van een gelijkwaardige rechtspositie en een gelijke salarispositie.
3. De werkgever garandeert voor de duur van de concessie geen gedwongen ontslag op grond van reorganisaties. Dit laat toepassing van de normale ontslagprocedures, zoals bijvoorbeeld op grond van disfunctioneren, ontslag op staande voet of wegens langdurige arbeidsongeschiktheid onverlet.”
2.7.
In artikel 5 van het Sociaal Plan staat het volgende:
1. Op het personeel in dienst van de werkgever is van toepassing de CAR-UWO en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bedrijfsregelingen, met inachtneming van hetgeen in dit
Sociaal Plan is vastgelegd.
2. Van de toepassing van de CAR-UWO worden uitgezonderd die bepalingen die afwijkend zijn van of strijdig zijn met de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Een overzicht van deze uitzonderingen is opgenomen in bijlage 1.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van toepassing over de in artikel 3, derde lid
genoemde periode. Bij continuering van de dienstverlening na deze periode aan de gemeenten Velsen, Beverwijk en Heemskerk door de NV Huisvuilcentrale Noord-Holland, zal
uit oogpunt van verdere integratie en harmonisatie in principe aansluiting gezocht worden bij de voor HVC geldende CAO en bedrijfsregelingen.”
2.8.
N.V. ReinUnie is met de werknemers arbeidsovereenkomsten aangegaan. In die arbeidsovereenkomsten is bepaald dat de CAR-UWO en – met uitzondering van één van de werknemers – het Sociaal Plan van toepassing is.
2.9.
De eerste
“concessie”bedoeld in artikel 3 lid 3 van het Sociaal Plan, te weten de dienstverleningsovereenkomst tussen N.V. ReinUnie en verschillende gemeenten, liep van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2016. De gemeenten, althans in ieder geval de gemeenten Heemskerk, Beverwijk en Velsen, zijn met ingang van 1 januari 2017 een nieuwe dienstverleningsovereenkomst aangegaan met NV ReinUnie.
2.10.
Op 31 december 2017 zijn HVC en N.V. ReinUnie gefuseerd. Als gevolg daarvan gingen de werknemers per 1 januari 2018 van rechtswege over van N.V. ReinUnie naar HVC. De arbeidsvoorwaarden van de werknemers, waaronder de toepasselijkheid van de CAR-UWO, zijn toen ongewijzigd gebleven.
2.11.
Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (hierna: Wnra) in werking getreden. In verband daarmee is de CAR-UWO per 1 januari 2020 (grotendeels) komen te vervallen. Ten aanzien van medewerkers werkzaam bij gemeenten is per 1 januari 2020 de collectieve arbeidsovereenkomst voor gemeenten (hierna: de CAO Gemeenten) tot stand gekomen.
2.12.
Bij HVC is op het merendeel van de overige medewerkers, ruim 1.000, de collectieve arbeidsovereenkomst Grondstoffen, Energie en Omgeving van toepassing (hierna: de CAO GEO).
2.13.
HVC heeft in een brief aan de werknemers van 5 november 2019 meegedeeld dat de CAR-UWO per 1 januari 2020 komt te vervallen en dat HVC niet gebonden is aan de CAO Gemeenten. HVC heeft in die brief het aanbod gedaan om op de werknemers per 1 januari 2020 de CAO GEO te gaan toepassen, waarbij aanvullende garanties worden gegeven, waaronder de standplaatsgarantie van het Sociaal Plan. Aan de werknemers is gevraagd om in te stemmen met het aanbod van HVC.
2.14.
Nadat de werknemers hadden laten weten dat zij niet konden instemmen met het aanbod, heeft HVC in een brief van 8 januari 2020 meegedeeld dat zij de CAO GEO toch per 1 januari 2020 gaat toepassen op de werknemers.

3.De vordering, het verweer en de tegenvordering

3.1.
De werknemers vorderen dat voor recht wordt verklaard dat HVC gehouden is om per 1 januari 2020 de CAO Gemeenten op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers toe te passen. Ook wordt gevorderd om HVC te veroordelen tot toepassing en uitbetaling van de in de CAO Gemeenten voorgeschreven loonsverhogingen. De werknemers leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat HVC op grond van de arbeidsovereenkomsten van de werknemers en de daarin opgenomen verwijzing naar de CAR-UWO en het Sociaal Plan, verplicht is om de CAO Gemeenten als opvolger van de CAR-UWO toe te passen. Verder stellen de werknemers dat de wens van HVC om te komen tot harmonisering van de arbeidsvoorwaarden in strijd is met de regels ten aanzien van overgang van ondernemingen.
3.2.
HVC vindt dat de vordering van de werknemers moet worden afgewezen. HVC stelt – samengevat – dat uit de arbeidsovereenkomsten en het Sociaal Plan niet volgt dat HVC vanaf 1 januari 2020 de CAO Gemeenten zou moeten toepassen en dat HVC in ieder geval de arbeidsvoorwaarden van de werknemers per 1 januari 2020 rechtsgeldig heeft gewijzigd door de CAO GEO van toepassing te verklaren. Voor het geval de vordering van de werknemers wordt toegewezen, vordert HVC terugbetaling van bedragen die onverschuldigd zijn betaald.

4.De beoordeling

waar gaat het om in deze zaak?
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of HVC verplicht is om per 1 januari 2020 de CAO Gemeenten op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers toe te passen.
4.2.
Daarbij moet met name worden beoordeeld of HVC na het vervallen van de CAR-UWO per 1 januari 2020 de arbeidsvoorwaarden van de werknemers mocht wijzigen door per die datum de CAO GEO toe te passen, dan wel of HVC de CAO Gemeenten als ‘opvolger’ van de CAR-UWO moet gaan hanteren.
zijn de regels voor overgang van ondernemingen van toepassing?
4.3.
De werknemers leggen aan hun vordering mede ten grondslag dat HVC door toepassing van de CAO GEO op de werknemers per 1 januari 2020 de regels voor overgang van ondernemingen schendt. Volgens de werknemers moet HVC de CAO Gemeenten toepassen op de werknemers, maar wil HVC haar arbeidsvoorwaarden harmoniseren door voor de werknemers, net als voor de overige medewerkers van HVC, de CAO GEO te hanteren. Dat is bij overgang van ondernemingen niet toegestaan, aldus de werknemers.
4.4.
Volgens de regels voor overgang van ondernemingen in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Europese Richtlijn inzake overgang van ondernemingen, gaan door een overgang de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever in de onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer, van rechtswege over op de verkrijger (artikel 7:663 BW en artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/23/ EG).
4.5.
Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) volgt dat de wens van een werkgever tot harmonisering van arbeidsvoorwaarden geen grond kan opleveren om af te wijken van de wettelijke regels bij overgang van ondernemingen, en evenmin een grond kan zijn voor wijziging van die arbeidsvoorwaarden (zie: HvJ EU, 6 november 2003, C-4/01, gepubliceerd op www.curia.europa.eu (
Martin/SBU)).
4.6.
Maar in dit geval is geen sprake van een overgang van onderneming en ook geen sprake van een harmonisering of wijziging van arbeidsvoorwaarden in verband met zo’n overgang. In 2007 was er een ‘echte’ overgang van onderneming, toen de werknemers overgingen naar N.V. ReinUnie, en in 2018 was er een overgang naar HVC vanwege de fusie van N.V. ReinUnie en HVC. In deze zaak gaat echter hem om een wijziging van arbeidsvoorwaarden per 1 januari 2020 en toen was er geen sprake van een overgang van onderneming. De beslissing van HVC om per 1 januari 2020 de CAO GEO toe te passen op de werknemers heeft ook niet te maken met een overgang van onderneming, maar heeft als reden het vervallen van de CAR-UWO per 1 januari 2020.
4.7.
De kantonrechter komt daarom tot de conclusie dat de regels voor overgang van ondernemingen in dit geval niet van toepassing zijn. De wens van HVC om te komen tot een harmonisering van de arbeidsvoorwaarden wordt dus niet verhinderd door de regels voor overgang van ondernemingen.
volgt uit het Sociaal Plan dat HVC de CAO Gemeenten moet toepassen?
4.8.
De werknemers stellen dat HVC op grond van het Sociaal Plan de CAO Gemeenten moet toepassen, omdat volgens de afspraken van dat Sociaal Plan de CAR-UWO blijft gelden voor de duur van de concessie. Volgens de werknemers is die concessie tot op heden voortgezet, doordat met ingang van 1 januari 2017 een nieuwe dienstverleningsovereenkomst is afgesloten. Dat betekent ook dat de CAO Gemeenten als logische ‘opvolger’ van de CAR-UWO door HVC moet worden toegepast, aldus de werknemers.
4.9.
De kantonrechter volgt de werknemers niet in hun stelling, om de volgende reden.
4.10.
De bepalingen en afspraken in het Sociaal Plan moeten worden uitgelegd volgens de zogenoemde cao-norm. Dat betekent dat aan een bepaling van het Sociaal Plan een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van het Sociaal Plan, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt dus niet aan op de bedoelingen van de partijen die het Sociaal Plan tot stand hebben gebracht (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 4 mei 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2018:678 (
FNV/X B.V.)).
4.11.
Bij deze uitleg kan ook rekening worden gehouden met de elders in het Sociaal Plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Als de bedoeling van de partijen bij het Sociaal Plan naar objectieve maatstaven volgt uit de bepalingen daarvan en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
4.12.
In artikel 5 lid 3 van het Sociaal Plan staat dat de CAR-UWO op de werknemers van toepassing blijft over de periode genoemd in artikel 3 lid 3 van het Sociaal Plan. Volgens artikel 3 lid 3 van het Sociaal Plan garandeert de werkgever
“voor de duur van de concessie”geen gedwongen ontslag op grond van reorganisaties.
4.13.
Met de
“de duur van de concessie”van artikel 5 lid 3 en artikel 3 lid 3 van het Sociaal Plan kan gelet op de tekst van die artikelen geen andere periode zijn bedoeld dan de periode van de eerste, oorspronkelijke concessie, te weten de eerste dienstverleningsovereenkomst tussen destijds N.V. ReinUnie en verschillende gemeenten. Dat was immers de concessie die destijds aan de orde was. Vast staat dat die eerste, oorspronkelijke concessie een duur had van 1 januari 2007 tot 1 januari 2017. Dit betekent dat het Sociaal Plan inhoudt dat de CAR-UWO op de werknemers van toepassing blijft tot 1 januari 2017. Het Sociaal Plan verplicht HVC dus niet om de CAR-UWO ook na 1 januari 2017 te blijven toepassen.
4.14.
Dat artikel 5 lid 3 van het Sociaal Plan zo moet worden uitgelegd dat HVC niet verplicht is om de CAR-UWO na 1 januari 2017 toe te (blijven) passen, volgt ook uit de tweede zin van artikel 5 lid 3 van het Sociaal Plan. Daarin staat namelijk dat in geval van
“continuering van de dienstverlening na deze periode (...) uit oogpunt van verdere integratie en harmonisatie in principe aansluiting gezocht[zal]
worden bij de voor HVC geldende CAO en bedrijfsregelingen.”Deze bewoordingen maken nog eens duidelijk dat het Sociaal Plan ervan uitgaat dat HVC na 1 januari 2017, in geval van
“continuering van de dienstverlening”na de eerste concessie, de CAR-UWO niet meer hoeft te volgen of toe te passen. Bovendien volgt daaruit dat HVC na die periode en na 1 januari 2017 aansluiting mag zoeken bij de voor HVC geldende collectieve arbeidsovereenkomst. De voor HVC geldende collectieve arbeidsovereenkomst is de CAO GEO, die ook ten aanzien van alle overige medewerkers van HVC van toepassing is.
4.15.
Anders dan de werknemers menen, brengt de omstandigheid dat de gemeenten de concessie na 1 januari 2017 hebben vernieuwd dus niet mee dat de CAR-UWO is blijven gelden. Zoals hiervoor is overwogen, volgt uit het Sociaal Plan juist dat HVC na voortzetting en continuering van de concessie na 1 januari 2017 haar eigen CAO GEO mocht gaan hanteren.
4.16.
De conclusie moet daarom zijn dat HVC op grond van het Sociaal Plan niet verplicht is om de CAR-UWO toe te (blijven) passen op en na 1 januari 2017 en 1 januari 2020, maar dat het HVC vrijstond om na die data de CAO GEO te gaan hanteren.
is de CAO Gemeenten van toepassing vanwege een ‘dynamisch incorperatiebeding’?
4.17.
Verder voeren de werknemers aan dat in hun arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk staat vermeld dat de CAR-UWO en het Sociaal Plan van toepassing zijn, zodat gesteld kan worden dat de arbeidsovereenkomst een zogenoemd ‘dynamisch incorporatiebeding’ kent ten aanzien van de CAR-UWO. Daarmee bedoelen de werknemers dat de CAR-UWO en alle opvolgers daarvan deel uitmaken van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsvoorwaarden, en daarmee ook de CAO Gemeenten.
4.18.
De kantonrechter overweegt dat uit de arbeidsovereenkomst van de werknemers blijkt dat de CAR-UWO daarop van toepassing is, waaronder ook kan worden begrepen een toekomstige wijziging van de CAR-UWO. Maar niet valt in te zien dat daaronder ook moet worden begrepen de CAO Gemeenten. De CAR-UWO was een publiekrechtelijke arbeidsvoorwaardenregeling en uitwerkingsovereenkomst voor gemeenteambtenaren die per 1 januari 2020 (grotendeels) is vervallen door inwerkingtreding van de Wnra. De CAO Gemeenten is een privaatrechtelijke, collectieve arbeidsovereenkomst, die sinds 1 januari 2020 geldt voor werknemers in dienst van gemeenten. Hoewel in praktische zin de CAO Gemeenten zou kunnen worden aangemerkt als een ‘opvolger’ van de CAR-UWO, kan niet worden aangenomen dat partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst in 2007 door het van toepassing verklaren van de CAR-UWO hebben bedoeld dat ook de CAO Gemeenten van toepassing zou worden per 1 januari 2020. Daarvoor zijn de CAR-UWO en de CAO Gemeenten ook te verschillend van aard en karakter, omdat de CAR-UWO een publiekrechtelijke regeling was voor medewerkers van gemeenten met een aanstelling als ambtenaar en de CAO Gemeenten een collectieve arbeidsovereenkomst is voor werknemers in dienst van gemeenten, zoals hiervoor is overwogen.
4.19.
Partijen kunnen in 2007 ook niet hebben bedoeld om overeen te komen dat de CAO Gemeenten per 1 januari 2020 van toepassing zou worden op de arbeidsovereenkomst, omdat die collectieve arbeidsovereenkomst destijds nog niet bestond, terwijl toen evenmin was te voorzien dat de Wnra in werking zou treden en de CAR-UWO zou vervallen.
4.20.
Verder is van belang dat uit het voorgaande blijkt dat de CAR-UWO in de arbeidsovereenkomst van de werknemers van toepassing is verklaard in samenhang met het Sociaal Plan. De toepasselijkheid van de CAR-UWO moet dus ook worden beoordeeld in samenhang met dat Sociaal Plan. Zoals hiervoor al is overwogen, volgt uit het Sociaal Plan dat HVC na 1 januari 2017 haar eigen CAO GEO mocht gaan hanteren en niet verplicht was om de CAR-UWO toe te (blijven) passen op en na 1 januari 2017 en 1 januari 2020. Ook gelet hierop kan niet worden aangenomen dat partijen hebben bedoeld om overeen te komen dat de CAO Gemeenten per 1 januari 2020 van toepassing zou worden op de arbeidsovereenkomst.
heeft HVC een redelijk voorstel gedaan tot wijziging van de arbeidsovereenkomst, te weten de toepassing van CAO GEO per 1 januari 2020?
4.21.
HVC heeft toegelicht dat zij op 1 januari 2020 werd geconfronteerd met het vervallen van de CAR-UWO en dat het vervallen daarvan tot gevolg had dat de CAR-UWO na 1 januari 2020 in ‘bevroren’ toestand van toepassing zou blijven ten aanzien van de werknemers, dus zonder toekomstige wijzigingen zoals loonsverhogingen, indexeringen en andere wijzigingen en verbeteringen van arbeidsvoorwaarden. HVC heeft daarin aanleiding gezien om aan de werknemers het voorstel te doen om de arbeidsovereenkomst vanaf 1 januari 2020 te wijzigen en de CAO GEO te gaan toepassen.
4.22.
In bepaalde gevallen kan van een werknemer worden gevergd dat een voorstel van de werkgever tot wijziging van arbeidsvoorwaarden wordt aanvaard. Bij de beoordeling daarvan gaat het om de vraag of sprake is van een wijziging van omstandigheden waarin de werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden en of het door de werkgever gedane voorstel redelijk is (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juli 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2008:BD1847 (
Stoof/Mammoet)).
4.23.
In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden, de aard van het voorstel en het belang van de werknemer bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden. Ook moet worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden.
4.24.
Vast staat dat de CAR-UWO op 1 januari 2020 is vervallen en dat de vervallen CAR-UWO na 1 januari 2020 alleen nog maar in ‘bevroren’ toestand van toepassing kan blijven, dus zonder toekomstige wijzigingen zoals loonsverhogingen, e.d. Dat is een relevante wijziging van omstandigheden waarin HVC aanleiding heeft kunnen zien om een voorstel te doen aan de werknemers voor een wijziging van de arbeidsvoorwaarden. HVC stelt terecht dat zij de CAR-UWO na 1 januari 2020 niet in ‘bevroren’ toestand kon blijven toepassen op de werknemers. Dat willen de werknemers zelf overigens ook niet.
4.25.
Hiervoor is al geoordeeld dat HVC niet verplicht was om de CAO Gemeenten toe te passen per 1 januari 2020.
4.26.
De kantonrechter kan HVC gelet op het voorgaande volgen in haar stelling dat haar voorstel tot toepassing van CAO GEO redelijk is. HVC was immers genoodzaakt om een alternatief te bieden voor het vervallen van de CAR-UWO en door toepassing van de CAO GEO voorkomt HVC dat de arbeidsvoorwaarden van de werknemers ‘bevroren’ zouden blijven op het niveau van de vervallen CAR-UWO.
4.27.
HVC heeft ook voldoende aannemelijk gemaakt dat de werknemers er niet op achteruit gaan door toepassing van de CAO GEO. Het is ook niet denkbaar dat de werknemers erop achteruitgaan, want het toepassen van de CAO GEO met toekomstige wijzigingen zoals loonsverhogingen, indexeringen en andere verbeteringen van arbeidsvoorwaarden zal per definitie gunstiger zijn voor de werknemers dan het blijven toepassen van een ‘bevroren’ en vervallen CAR-UWO, zonder loonsverhogingen en indexeringen na 1 januari 2020, zeker op langere termijn. De vergelijking die de werknemers maken tussen de CAO GEO en de CAO Gemeenten is in dit kader niet relevant, omdat HVC niet gehouden was de CAO Gemeenten te gaan toepassen.
4.28.
Verder weegt mee dat HVC, zoals zij heeft aangevoerd, er een belang bij heeft dat zij ten aanzien van al haar medewerkers de CAO GEO kan hanteren, en dat zij niet voor een beperkte groep, de werknemers, daarop een uitzondering hoeft te maken door toepassing van een andere collectieve arbeidsovereenkomst.
4.29.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt ook dat van de werknemers in redelijkheid kan worden gevergd om het voorstel van HVC tot toepassing van de CAO GEO per 1 januari 2020 te aanvaarden. Daarbij is ook van belang dat de werknemers niet hebben betwist dat zij
naast de toepassing van de CAO GEO door HVC zijn gecompenseerd voor mogelijke negatieve effecten daarvan door persoonlijke toelagen. Bovendien heeft HVC op de zitting toegezegd dat zij een eventueel negatief gevolg van toepassing van de CAO GEO ten aanzien van de pensioenopbouw van de werknemers zal repareren dan wel compenseren. Daarmee is ook het kennelijk belangrijkste bezwaar van de werknemers tegen toepassing van de CAO GEO weggenomen.
4.30.
Tot slot neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat aanvaarding van het voorstel van HVC ook in redelijkheid van de werknemers gevergd kan worden, omdat in het Sociaal Plan is afgesproken dat HVC na 1 januari 2017 aansluiting mocht zoeken bij de CAO GEO.
is sprake van een gelijkwaardige rechtspositie en een gelijke salarispositie?
4.31.
Naar de kantonrechter begrijpt, doen de werknemers ook een beroep op artikel 3 lid 2 van het Sociaal Plan, waarin staat dat bij een overgang naar een andere collectieve arbeidsovereenkomst sprake moet blijven van een gelijkwaardige rechtspositie en een gelijke salarispositie.
4.32.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt al dat de kantonrechter van oordeel is dat de CAO GEO aan de werknemers een gelijkwaardige rechtspositie en een gelijke salarispositie biedt ten opzichte van de CAR-UWO, en zeker op langere termijn een juist gunstiger rechts- en salarispositie. Daaruit volgt ook dat de door de werknemers gemaakte vergelijking met de CAO Gemeenten onjuist is en niet opgaat.
de conclusie
4.33.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de werknemers moet afwijzen.
4.34.
De tegenvordering van HVC hoeft niet te worden beoordeeld. Die tegenvordering is voorwaardelijk ingesteld, namelijk voor het geval de vordering van de werknemers geheel of deels wordt toegewezen. Dat laatste is niet het geval. De voorwaarde voor de tegenvordering is dus niet vervuld.
de proceskosten
4.35.
De proceskosten komen voor rekening van de werknemers, omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden de werknemers ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door HVC worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de werknemers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor HVC worden vastgesteld op een bedrag van € 622,00 aan salaris van de gemachtigde van HVC en € 124,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter