Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[zoon] ,
2.[schoondochter] ,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de dagvaarding van 11 september 2020
- het herstelexploot van 15 september 2020
- de conclusie van antwoord van 13 januari 2021
- het tussenvonnis van 27 januari 2021
- de akte overlegging producties van [moeder]
- de akte overlegging nadere producties van [schoondochter]
- de mondelinge behandeling op 17 juni 2021, waar [moeder] , [schoondochter] en hun advocaten zijn verschenen. Mr. Kesnich heeft daarbij een pleitnota voorgedragen.
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
in de zaak tussen [moeder] en [schoondochter]
“in geval van staking of beëindiging van de bedrijfsuitoefening of het kennelijke voornemen daartoe”.Vast staat dat de vof in 2019 haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd en een groot deel van het vermogen te gelde heeft gemaakt. Dat [moeder] maar moet wachten tot de vof geheel is afgewikkeld, zoals [schoondochter] bepleit, is nergens op gebaseerd.
4.982,00(2,0 punt × tarief € 2.491,00)
6.De beslissing
€ 202.897,69(tweehonderdtweeduizend achthonderdzevenennegentig euro en negenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 29 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
€ 6.726,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
€ 163,-aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [zoon] en [schoondochter] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en met een bedrag van
€ 85,-aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,