ECLI:NL:RBNHO:2021:6040
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Financiën over het recht op inzage in persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser had op 23 januari 2020 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens, maar dit verzoek werd door de Belastingdienst afgewezen. De Belastingdienst verwees eiser naar de online platforms 'mijn belastingdienst' en 'mijn toeslagen' voor inzage in zijn gegevens. Eiser ging hiertegen in beroep, omdat hij vond dat hij niet al zijn persoonsgegevens kon controleren zonder volledige inzage.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst onvoldoende had gemotiveerd waarom een zoekslag naar de meest gangbare persoonsgegevens niet mogelijk was. De rechtbank stelde dat, hoewel een verwerkingsverantwoordelijke kan vragen om precisering van een verzoek, dit niet in alle gevallen kan worden geëist. De rechtbank vond dat de Belastingdienst een zoekslag had moeten verrichten naar de meest gangbare persoonsgegevens, zoals NAW-gegevens en BSN-nummer, en dat de afwijzing van het verzoek om inzage niet deugdelijke motivering had.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Belastingdienst op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het verzoek om een dwangsom afgewezen, maar werd de Belastingdienst wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. Deze uitspraak benadrukt het recht van betrokkenen om hun persoonsgegevens in te zien en de verplichtingen van verwerkingsverantwoordelijken om hieraan te voldoen.