ECLI:NL:RBNHO:2021:5855

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
C/15/313264 / HA ZA 21-89
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onteigening van perceel gemeente Haarlemmermeer ten behoeve van bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een onteigeningsprocedure tussen de gemeente Haarlemmermeer en Kennemerland Beheer B.V. De gemeente vorderde de onteigening van een perceel kadastraal bekend als gemeente Haarlemmermeer sectie AI nummer 205, ter grootte van 3 hectare 98 are en 20 centiare, ten behoeve van de realisatie van het bestemmingsplan ‘Badhoevedorp Lijnden-Oost’. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente een verzoek tot onteigening heeft ingediend en dat Kennemerland Beheer als eigenaar van het perceel is aangewezen in een Koninklijk Besluit van 1 september 2020. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de onteigening uitvoerig besproken, inclusief de argumenten van beide partijen over de noodzaak en de rechtmatigheid van de onteigening. De gemeente heeft een schadeloosstelling van € 1.100.000,- aangeboden, wat door Kennemerland Beheer als onvoldoende werd beschouwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onteigening rechtmatig is en heeft de vordering van de gemeente toegewezen, met de bepaling dat de eigendom van het perceel overgaat op de gemeente, vrij van alle rechten, lasten, huren en pacht. Tevens is het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op het aangeboden bedrag, zonder dat zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld in de proceskosten van het incident en heeft de beslissing over de hoogte van deze kosten aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/313264 / HA ZA 21-89
Vonnis van 14 juli 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KENNEMERLAND BEHEER B.V.,
gevestigd te Overveen,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.E. van der Werf te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de gemeente en Kennemerland Beheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 8 februari 2021;
  • de akte depot no. 18/2021 d.d. 17 februari 2021;
  • het exploot van overbetekening van 15 februari 2021 aan de publieke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Onteigeningswet (Ow);
  • het exploot van overbetekening van 15 februari 2021 aan de commanditaire vennootschap Amsterdam Schiphol Pijpleiding C.V., als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Ow;
  • het exploot van overbetekening van 12 februari 2021 aan de naamloze vennootschap Liander Infra N.V., als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Ow;
  • de incidentele vordering ex artikel 843a en 22 Rv tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv;
  • de akte van de zijde van Kennemerland Beheer;
  • de brief van 1 juni 2021 met producties 1 tot en met 5 van de gemeente;
  • het proces-verbaal van de op 11 juni 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 1 september 2020, nummer 2020001611, gepubliceerd in de Staatscourant van 30 september 2020, no. 48545 (hierna: KB), is op grond van artikel 77 en 78 Ow ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan ‘Badhoevedorp Lijnden-Oost’ ter onteigening aangewezen een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie AI nummer 205, ter grootte van 3 hectare 98 are en 20 centiare, zoals weergegeven op de grondplantekening die ter inzage heeft gelegen met grondplannummer 1 (hierna: het perceel). Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van een deel van de Groene As, een ecologische verbindingszone aan de zuidzijde van de Schipholweg te Badhoevedorp.
2.2.
In het KB is Kennemerland Beheer aangewezen als eigenaar van het perceel.
2.3.
De gemeente heeft op 15 juli 2020 op de voet van artikel 54a en volgende Ow ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot opneming van de ligging en de gesteldheid van het te onteigenen voor de aanvang van het geding.
2.4.
Bij beschikking van 14 oktober 2020, hersteld bij beschikking van 12 november 2020, heeft de rechtbank drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd en is tevens een datum voor de plaatsopneming bepaald.
2.5.
Op 11 december 2020 heeft de plaatsopneming plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2.6.
Bij beschikking van 5 juli 2021 is één van de door de rechtbank benoemde deskundigen vervangen. Partijen hebben aangegeven dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat de nieuw benoemde deskundige zelf de gesteldheid van het perceel opneemt, zonder aanwezigheid van de rechter-commissaris.
2.7.
Partijen zijn betrokken bij een andere onteigeningsprocedure, waarbij het gaat om de onteigening van het overblijvende perceel ter grootte van 11 ha 55 a 90 ca ten behoeve van de realisatie van sportpark De Veldpost. De rechtbank heeft de onteigeningsvordering van de gemeente in die zaak toegewezen bij vonnis van 10 februari 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:1239). Tegen dat vonnis is door Kennemerland Beheer cassatie ingesteld.

3.Het geschil

In de hoofdzaak

3.1.
De gemeente vordert samengevat dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1.
bij vervroeging de onteigening uitspreekt ten name van en ten laste van de gemeente van het perceel, met de bepaling dat door inschrijving van het vonnis in de daartoe bestemde registers de eigendom zal overgaan op de gemeente, vrij van alle rechten, lasten, huren en pacht;
3.1.2.
bij aanvaarding van het aanbod bij antwoord het bedrag van de schadeloosstelling zal vaststellen op het aangeboden bedrag van € 1.100.000,- (zegge: één miljoen één honderdduizend euro);
3.1.3.
indien het aanbod niet wordt aanvaard het voorschot van de schadeloosstelling voor Kennemerland Beheer zal bepalen op 100% van het aangeboden bedrag met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van schadeloosstelling nodig is;
3.1.4.
zal bepalen dat het in de procedure met rekestnummer C/15/305250 HA RK 20-132 uit te brengen voorlopig oordeel heeft te gelden als (concept)deskundigenrapport in de onderhavige procedure en ingevolge artikel 54j lid 2 Ow de data voor nederlegging van het (concept)deskundigenrapport vast zal stellen.
3.2.
Kennemerland Beheer voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In het incident
3.4.
Kennemerland Beheer vordert – na eisvermindering op de mondelinge behandeling – dat de rechtbank:
de gemeente ingevolge artikel 843a Rv gebiedt dat zij het volledige bij de Kroon aangeleverde en bij de Kroon berustende dossier overlegt, zulks met inbegrip van alle met de Kroon gewisselde correspondentie.
Voor zover de rechtbank zou oordelen dat toewijzing van deze incidentele vordering ex artikel 843a Rv niet in de rede ligt, verzoekt Kennemerland Beheer om de gemeente ingevolge artikel 22 Rv op te dragen dat zij het volledige bij de Kroon aangeleverde en bij de Kroon berustende dossier overlegt;
3.5.
De gemeente voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident

4.1.
De gemeente heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat Kennemerland Beheer geen belang heeft bij de incidentele vordering, omdat het dossier dat de gemeente in het kader van het voorliggende onteigeningsplan aan de Kroon heeft aangeleverd aan Kennemerland Beheer is toegezonden. De gemeente heeft in dit verband verwezen naar de stukken die zij in het kader van de door Kennemerland Beheer in 2019 en 2020 gedane WOB-verzoeken aan haar heeft doen toekomen. Verder heeft de gemeente verwezen naar de brief van 18 maart 2021 van haar advocaat waarbij in aanvulling daarop de door de gemeente met het tweede verzoekbesluit aangeleverde stukken aan Kennemerland Beheer (nogmaals) zijn verzonden, aldus de gemeente. Volgens de gemeente ontbreekt een rechtmatig belang bij de gevraagde stukken, zodat sprake is van een fishing expidition.
4.2.
Kennemerland Beheer heeft deze stellingen van de gemeente onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de gemeente het volledige bij de Kroon aangeleverde dossier heeft overgelegd en ook alle (direct en indirect) met de Kroon gewisselde correspondentie. Dit betekent dat Kennemerland Beheer geen belang heeft bij haar vordering en om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Voor zover Kennemerland Beheer heeft willen betogen dat de gemeente ook gehouden is het dossier over te leggen dat de Kroon in verband met het onteigeningsbesluit onder zich heeft, vindt dat betoog geen steun in het recht. Artikel 843a Rv, waar Kennemerland Beheer zich op beroept, kan in dit verband alleen zien op bescheiden die ter beschikking van de gemeente staan of die de gemeente zelf onder haar berusting heeft. Anders dan Kennemerland Beheer heeft betoogd kan in het kader van artikel 843a Rv niet worden gesteld dat ook alle stukken aan de zijde van de Kroon (het door Kennemerland Beheer bedoelde ‘kroondossier’) ter beschikking van de gemeente staan enkel omdat de gemeente het in haar macht heeft deze stukken bij de Kroon op te vragen. Niet valt in te zien waarom de Kroon zonder meer gehouden zou zijn om het door haar opgebouwde dossier desgevraagd integraal aan de gemeente af te geven.
Een vordering tot inzage is bovendien – anders dan Kennemerland Beheer meent – niet bedoeld om het bij de Kroon berustende dossier te bestuderen, zodat zij kan kijken of zij wellicht iets nuttigs aantreft dat zij kan gebruiken bij haar verweer tegen de onteigening. Het is in strijd met de ratio van het vereiste van rechtmatig belang en bepaalde bescheiden dat een procespartij inzage vordert van één of meerdere mogelijk bestaande bescheiden waarvan men vermoedt dat de wederpartij deze onder zich zou kunnen hebben (of krijgen) en waarvan men voorts hoopt dat deze op enigerlei wijze gunstige nieuwe feiten aan het licht brengen.
4.3.
Ook het subsidiaire beroep van Kennemerland Beheer op artikel 22 Rv kan haar niet baten, omdat zij niet heeft gesteld dat de gemeente bepaalde bescheiden onder zich heeft gehouden die van belang zijn voor de beslissing in deze zaak. Het betoog van Kennemerland Beheer dat het merkwaardig, opmerkelijk en vreemd is dat de rechter die het titelbesluit moet toetsen niet de beschikking krijgt over het dossier waarop de Kroon zijn besluit neemt, treft geen doel. De wet schrijft voor welke procedure door de onteigenende partij gevolgd moet worden en welke stukken daarvoor moeten worden overgelegd. De gemeente heeft aan die wettelijke voorschriften voldaan. Evenmin kan de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 december 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:14308) Kennemerland Beheer baten. De gemeente is in die procedure, zo leidt de rechtbank af uit de rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 in samenhang bezien, niet bevolen tot overlegging van het gehele kroondossier maar tot -kort gezegd- de stukken die ná de hoorzitting bij de Kroon zijn gewisseld tussen de Kroon en elk van partijen. Het bevel zag dus op concrete stukken naar aanleiding van een concreet verweer, hetgeen ook volgt uit de ter zitting door mr. Van der Werf namens Kennemerland Beheer gegeven toelichting, waarbij mr. Van der Werf overigens heeft opgemerkt dat hij in voornoemde zaak de desbetreffende gemeente bijstond.
4.4.
Kennemerland Beheer wijst nog op artikel 21 Rv, maar de rechtbank is van oordeel dat de gemeente dit artikel niet heeft geschonden. De verplichting die ex artikel 21 Rv op de gemeente rust om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, brengt namelijk niet mee dat de gemeente stukken moet overleggen die volgens haar niet relevant zijn en zij bovendien niet in haar bezit heeft. Evenmin brengt artikel 6 EVRM als algemene regel met zich mee dat de rechtbank over het hele kroondossier moet beschikken. Door Kennemerland Beheer zijn geen argumenten genoemd die maken dat dat in dit geval een vereiste is.
4.5.
De kosten van het incident komen ingevolge artikel 50 Ow ten laste van de gemeente. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de aard van de onteigeningsprocedure zich, anders dan de gemeente heeft aangevoerd, niet zonder meer verzet tegen een vordering op grond van artikel 843a Rv. De gemeente heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die in deze zaak tot het oordeel zouden moeten leiden dat de incidentele vordering zich niet verhoudt tot de in de onteigeningsprocedure gewenste voortvarendheid. De kosten aan de zijde van Kennemerland Beheer zullen bij het eindvonnis worden begroot.
In de hoofdzaak
Planologische grondslag
4.6.
Kennemerland Beheer heeft zich op het standpunt gesteld dat een deugdelijke planologische grondslag voor de onteigening ontbreekt. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij het volgende aangevoerd.
Op het onteigende vigeert nu het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost, 1e herziening uit 2016 (verder: het bestemmingsplan 1e herziening). De Kroon heeft het oorspronkelijke verzoekbesluit van de gemeente teruggestuurd, omdat het bestemmingsplan 1e herziening onvoldoende grondslag bood voor deze onteigening. Dit bestemmingsplan kent immers aan de te onteigenen gronden uitsluitend een gebiedsaanduiding toe waarmee hoogtebeperkingen van het Luchthavenindelingsbesluit (LIB) voor Schiphol zijn geïmplementeerd. Een nadere planregeling ontbreekt in het bestemmingsplan 1e herziening. De raad van de gemeente heeft vervolgens een nieuw verzoekbesluit genomen met als planologische grondslag het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost uit 2013. In dit bestemmingsplan is de natuurbestemming aan de te onteigenen gronden toegekend.
Zowel de gemeente als de Kroon zijn daarbij uitgegaan van de onjuiste premisse dat het bestemmingsplan uit 2013 nog van kracht is en dat het bestemmingsplan 1e herziening slechts aanvullende werking heeft. Dat is onjuist, omdat in het bestemmingsplan 1e herziening verzuimd is het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost en de bijbehorende planregeling van overeenkomstige toepassing te verklaren, voor zover daarvan met de planregeling in het bestemmingsplan 1e herziening niet uitdrukkelijk werd afgeweken. De toelichting in het bestemmingsplan 1e herziening lijkt wel van die aanvullende werking uit te gaan, maar omdat de planregels prevaleren boven de toelichting komt aan die toelichting op dat punt geen betekenis toe, aldus nog steeds Kennemerland Beheer.
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat de onteigeningsrechter ingevolge de taakverdeling tussen de Kroon en de onteigeningsrechter op een daartoe strekkend verweer de rechtmatigheid van het onteigeningsbesluit ten volle moet toetsen. Het betoog van de gemeente dat het verweer van Kennemerland Beheer op dit punt betrekking heeft op de doelmatigheid van de voorgenomen onteigening en dus slechts marginaal getoetst moet worden, is niet juist. Immers, als zou komen vast te staan dat de onteigening niet geschiedt ter uitvoering van een bestemmingsplan, omdat het desbetreffende bestemmingsplan (Badhoevedorp Lijnden-Oost) ter plaatse niet (meer) het vigerende bestemmingsplan is, is er voor deze onteigening geen wettelijke grondslag. Het oordeel over de vraag of de onteigening geschiedt ter uitvoering van een vigerend bestemmingsplan past daarmee binnen de rechtmatigheidstoets van het onteigeningsbesluit en dat oordeel komt daarmee de onteigeningsrechter toe.
4.8.
Bij uitspraak van 2 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het besluit van de raad van de gemeente tot vaststelling van het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost vernietigd onder meer voor zover het kort gezegd betreft twaalf deelgebieden die niet het te onteigenen perceel betreffen. Vervolgens heeft de gemeente de bestemming voor een aantal van deze deelgebieden herzien in het bestemmingsplan 1e herziening. Daarbij is ook een omissie op de verbeelding van het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost gecorrigeerd. Die omissie betrof de aanduiding “Luchtverkeerszone” waarnaar in artikel 43 van de planvoorschriften werd verwezen. Deze zone was niet op de verbeelding terechtgekomen.
4.9.
Anders dan in artikel 3.39 Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor de verhouding tussen bestemmingsplan en beheersverordening is geregeld, bestaat er geen wettelijke bepaling waaruit volgt dat door het enkele in werking treden van een bestemmingsplan de werking aan het voorgaande bestemmingsplan wordt ontnomen. Uit het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost en het bestemmingsplan 1e herziening in onderlinge samenhang bezien kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat bestemmingsplan 1e herziening voor wat betreft (onder meer) het te onteigenen perceel niets heeft toegevoegd aan het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost. Het bestemmingsplan Badhoeveodorp Lijnden-Oost is voor wat betreft de bestemming van het te onteigenen perceel niet gewijzigd en geldt nog onverkort. Gelet op beide bestemmingsplannen kan voor het te onteigenen perceel dan ook geen misverstand bestaan over de bestemming, zodat in zoverre de rechtszekerheid niet in geding is.
4.10.
Alleen als twee onherroepelijke bestemmingsplannen in samenhang bezien tot onduidelijkheid leiden is de rechtszekerheid in het geding. In zoverre verschilt deze casus van de gevallen die aan de orde waren in de door Kennemerland Beheer aangehaalde jurisprudentie, zodat Kennemerland Beheer aan die jurisprudentie geen argumenten kan ontlenen voor haar stelling dat met het onherroepelijk worden van bestemmingsplan 1e herziening het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost haar gelding heeft verloren. Dat geldt te meer nu die opvatting tot gevolg zou hebben dat een groot deel van het plangebied onbestemd zou zijn. Die consequentie volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit (het systeem van) de Wro.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat het betoog van Kennemerland Beheer dat de onteigening geen deugdelijke planologische grondslag heeft, wordt verworpen.
Strijd met artikel 17 Ow?
4.12.
Artikel 17 Ow bepaalt dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst tracht te verwerven.
4.13.
Kennemerland Beheer heeft in de eerste plaats als verweer tegen de onteigening van het perceel aangevoerd dat de gemeente in de periode tussen het definitief worden van het KB en het uitbrengen van de dagvaarding geen serieuze poging heeft gedaan om het perceel minnelijk te verwerven en aldus niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 17 Ow. Het aanbod dat de gemeente haar heeft gedaan kan volgens Kennemerland Beheer niet serieus worden genomen, aangezien de Afdeling in haar tussenuitspraak van 20 mei 2020 naar aanleiding van het beroep van Kennemerland Beheer tegen het exploitatieplan ‘Badhoevedorp De Veldpost’ heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gronden in het exploitatieplan met de daarbij vereiste zorgvuldigheid zijn getaxeerd. In het exploitatieplan wordt uitgegaan van een grondprijs van € 25,- per m2. Hieruit volgt dat bij het aanbod van de gemeente, dat gebaseerd is op het desbetreffende taxatierapport, is uitgegaan van een evident onhoudbaar uitgangspunt. De gemeente heeft het aangeboden bedrag tot op heden ook niet toegelicht. De drie door Kennemerland Beheer ingeschakelde taxatiebureaus hebben veel hogere waarden bepaald (van € 615,- tot € 175,- per m2). Mede gezien de enorme verschillen tussen de waardes die de door Kennemerland Beheer ingeschakelde deskundigen hebben bepaald en het bedrag dat de gemeente heeft aangeboden kan dit aanbod niet anders dan als onzorgvuldig en kennelijk onwerkelijk en onredelijk worden aangemerkt. Van Kennemerland Beheer kan niet worden verwacht dat zij een dergelijk aanbod serieus neemt, aldus nog steeds Kennemerland Beheer.
4.14.
De gemeente heeft weersproken dat het oordeel van de Afdeling met zich brengt dat de gemeente geen serieus aanbod heeft gedaan. In de eerste plaats kent de taxatie voor het exploitatieplan een andere peildatum dan het aanbod van de gemeente. In de tweede plaats heeft de Afdeling niet geoordeeld dat de naastgelegen gronden een hogere waarde hebben dan € 25,-, maar alleen vastgesteld dat het exploitatieplan dat voor die naastgelegen gronden was vastgesteld op dit punt een nadere motivering behoeft. Die motivering is met een herstelbesluit inmiddels gegeven. Samengevat komt het erop neer dat verwachtingen voor de gronden in de zogenoemde buik van Badhoevedorp wegzakten nadat het tracé voor de omlegging van de A9 in 2012 kwam vast te staan. Dat wordt geïllustreerd door het feit dat de gemeente op 26 augustus 2014 de naastliggende percelen van een ontwikkelaar kon verwerven voor € 21,57 per m2. Dit perceel is qua ligging en ontsluiting goed vergelijkbaar met het perceel van Kennemerland Beheer, aldus steeds de gemeente.
4.15.
Aan het vereiste van artikel 17 Ow is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan als de onteigenende partij heeft gehandeld alsof het vereiste een niet serieus te nemen formaliteit betreft. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het aanbod van de gemeente, dat is gebaseerd op een grondprijs van € 25,- per m2, kan wellicht uiteindelijk te laag blijken te zijn, maar is niet zodanig laag dat nu gezegd kan worden dat de gemeente heeft gehandeld alsof het vereiste van artikel 17 Ow een niet serieus te nemen formaliteit betreft. Dit geldt te meer nu de gemeente haar aanbod heeft onderbouwd met een transactie uit 2014 van een naastgelegen perceel waarbij een grondprijs is betaald van € 21,57 m2.
4.16.
Daarbij verdient, naar de gemeente terecht heeft gesteld, opmerking dat mede acht wordt geslagen op wat zich met betrekking tot de verkrijging in der minne voorafgaand aan het definitief worden van het besluit tot onteigening tussen partijen heeft afgespeeld en op het daaruit blijkende standpunt van de eigenaar. Immers, uit dat een en ander kan blijken dat wat na het definitief worden van het besluit tot onteigening door de onteigenende partij is ondernomen, heeft te gelden als een poging die beantwoordt aan voormelde strekking van artikel 17 en niet louter als een ingevolge de wet te vervullen formaliteit (vgl. HR 08-04-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD2955, rov. 3.6). Niet in geschil is dat Kennemerland Beheer zich zowel in de Kroonfase als daarna op het standpunt heeft gesteld dat zij de beoogde bestemming van het perceel zelfstandig wenste te realiseren, al dan niet tezamen met de gronden voor het sportpark. Dat standpunt heeft zij tot op heden onverkort gehandhaafd, waaruit de gemeente heeft mogen afleiden dat de bereidheid om het perceel te vervreemden niet dan wel zeer beperkt aanwezig was en nog steeds is.
Het beroep op zelfrealisatie
4.17.
Kennemerland Beheer heeft zich bereid en in staat verklaard om de op het perceel rustende bestemming ‘Natuur en de dubbelbestemmingen Leiding – Brandstof en Leiding – Water’ zelf te realiseren, al dan niet in samenhang met het sportpark De Veldpost, waarbij zij zich zal conformeren aan de wijze van planuitvoering van de gemeente, zoals die is neergelegd in het ‘Definitief Stedenbouwkundig Ontwerp Park De Veldpost’ uit 2015 (hierna: DSO).
4.18.
Een beroep op zelfrealisatie wordt door de Kroon getoetst aan het zogenoemde noodzaakvereiste: als de onteigende de door de onteigenaar voorziene ontwikkeling zelf en op eigen kosten kan realiseren op de wijze zoals door de onteigenaar wordt voorgestaan binnen de planning zoals de onteigenaar dat wenst, dan is onteigening niet noodzakelijk. De Kroon heeft in het KB overwogen dat het beroep op zelfrealisatie niet afdoet aan de noodzaak tot onteigening van de beoogde gronden. Daartoe heeft de Kroon -voor zover hier van belang- het volgende overwogen:
“Uit het onderzoek en de overgelegde stukken is gebleken dat de gemeente het gedeelte van het bestemmingsplan Badhoevedorp Lijnden-Oost dat betrekking heeft op de thans te onteigenen onroerende zaak, integraal wil realiseren met het aangrenzende bestemmingsplan Badhoevedorp De Veldpost. In het ‘Definitief Stedenbouwkundig Ontwerp Park De Veldpost’ uit 2015 (hierna: DSO), waarover reclamante[rb: Kennemerland Beheer]
beschikt, is vastgelegd dat het hoofddoel is om beide plannen in samenhang met elkaar als één aantrekkelijke parkstructuur te ontwerpen. Het ontwerp voor de paden, ecologie, beplanting en de waterstructuur dienen daarbij nauw op elkaar te worden afgestemd. Wij zijn van oordeel dat daarmee de wens van de gemeente om genoemde plannen in samenhang nader uit te werken, te realiseren, te beheren en te onderhouden, gelet op het maatschappelijke karakter van deze functies reëel is. Dat voor sportpark De Veldpost enerzijds en voor de Groene As anderzijds afzonderlijke bestemmingsplannen zijn vastgesteld maakt dit niet anders. Ter realisering van het bestemmingsplan Badhoevedorp De Veldpost is door de gemeente in 2019 een afzonderlijk onteigeningsverzoek gedaan. Reclamante heeft ook in die procedure een beroep op zelfrealisatie gedaan. In Ons besluit van 3 april 2020[rb: KB van 3 april 2020, nr. 202000680 Stcrt. 2013, nr.23036]
gaf het desbetreffende beroep op zelfrealisatie Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Op de gronden van reclamante dient de bestemming Natuur gerealiseerd te worden.
Zoals hierboven reeds opgemerkt blijkt uit de onteigeningsstukken, onder meer de zakelijke beschrijving, het DSO en de tekeningen, dat realisering van de bestemming Natuur dient plaats te vinden in samenhang met de realisering van Sportpark De Veldpost. Anders dan reclamante betoogt, zien Wij geen grond voor het oordeel dat de voor de bestemming Natuur te onteigenen grond een afzonderlijk, zelfstandig uit te voeren onderdeel vormt van het totaal te realiseren Park De Veldpost, zoals het volgens het DSO door de gemeente is voorzien. Bovendien maakt de Groene As onderdeel uit van een ecologische en recreatieve verbinding tussen Spaarnwoude en Amstelland en sluit deze aan op de ecologische zone(s) langs de Westrandweg (A5) en op de Ringvaart en het gebied Nieuwe Meer nabij het Amsterdamse Bos. Wij kunnen verzoeker volgen in het standpunt dat het ondoelmatig is als de Groene As niet met het al gerealiseerde deel ten zuidwesten ervan rond de afrit van de A9 en het aan te leggen deel ten noordoosten tot aan de Sloterweg in één hand komt. De Groene As wordt immers een openbaar toegankelijk gebied waarin ook fiets- en wandelpaden zijn voorzien, die aansluiten op andere onderdelen van het grotere Park De Veldpost. Zie ook hetgeen Wij hiervoor onder Noodzaak en urgentie hebben vermeld. Tevens verwijzen Wij in dit verband naar Ons bestendig beleid inzake (een beroep op) zelfrealisatie, zoals onder meer weergegeven in Ons besluit van 17 november 2017, nr. 2017002004, Stcrt. 2017, nr. 69729 (Pijnacker-Nootdorp).
Los van Ons bovenstaand oordeel dat het niet doelmatig is om reclamante de op hun onroerende zaak rustende bestemming Natuur zelf te laten realiseren, verwijzen Wij ten aanzien van de kenbaarheid van de wijze van planuitvoering naar Ons besluit van 13 december 2012, nr. 12.003005, Stcrt. 2013, nr. 176 (Oss). Daarin is overwogen dat indien een eigenaar het bestemmingsplan zelf wil realiseren wat betreft zijn in het plan gelegen onroerende zaken, mag worden verwacht dat hij daartoe zelfstandig op basis van het bestemmingsplan concrete – op uitvoering gerichte – plannen ontwikkelt en deze kenbaar maakt aan de gemeente. Het bestemmingsplan en het DSO (met daarin onder meer een programma van eisen betreffende de Groene As) geven naar Ons oordeel voldoende inzicht voor een eigenaar om te beslissen of en hoe hij zijn eventuele wensen tot zelfrealisatie zal doorzetten.
Door reclamante zijn tot op heden geen concrete plannen strekkende tot zelfrealisatie aan de gemeente overgelegd. Ook heeft zij geen omgevingsvergunning aangevraagd. Dat dit voor reclamante niet mogelijk was, omdat essentiële informatie daarvoor ontbreekt, dan wel niet door de gemeente beschikbaar wordt gesteld, volgen Wij niet. Zoals volgt uit bestendig Kroonbeleid en het hiervoor genoemde KB van 13 december 2012 (Oss) kan de vorm van planuitvoering worden afgeleid uit de planregels en de toelichting van een bestemmingsplan alsmede in al dan niet daarvan deel uitmakende inrichtings- en verkavelingsschetsen. In dit geval waren ten tijde van het verzoekbesluit behalve het bestemmingsplan ook het eerder genoemde DSO (Park De Veldpost) alsmede het Definitief Stedenbouwkundig Ontwerp Sportpark De Veldpost uit 2015 beschikbaar. Volgens verzoeker is hierin de door haar voorgestane wijze van planuitvoering vastgelegd. Verzoeker heeft aangegeven dat meer gedetailleerde tekeningen, bestekken en een programma van eisen van de sportverenigingen, nog niet beschikbaar zijn en dus ook niet aan reclamante konden of kunnen worden verschaft. Beide DSO’s, waarover reclamante beschikt, bevatten een vrij gedetailleerd ontwerp van de Groene As. Het standpunt van verzoeker dat de wijze van planuitvoering uit deze openbare stukken voor reclamante voldoende kenbaar was, komt Ons dan ook niet onjuist voor. Er bestaat naar Ons oordeel dan ook geen reden om aan te nemen dat de gemeente niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Wij kunnen verzoeker volgen in het standpunt dat het op de weg van reclamante had gelegen om de stukken te vervaardigen die nodig zijn voor onder meer het aanvragen van een omgevingsvergunning en dat reclamante bereid en in staat moest worden geacht om concrete plannen tot zelfrealisatie in te dienen, maar dat zij dit niet heeft gedaan.”
4.19.
De rechtbank dient zich ten aanzien van de noodzaak tot onteigening te beperken tot de vraag of de Kroon in redelijkheid tot de aan het besluit ten grondslag liggende afweging, zoals hiervoor is weergegeven, heeft kunnen komen, en dient daarbij in beginsel alleen acht te slaan op feiten die in de bestuurlijke procedure tijdig naar voren zijn gebracht (vgl. ECLI:NL:HR:2018:7).
4.20.
Anders dan Kennemerland Beheer heeft aangevoerd, heeft de Kroon in redelijkheid het standpunt van de gemeente kunnen volgen dat zelfrealisatie ondoelmatig is. Uit het hiervoor onder 4.18 weergegeven citaat uit het KB, volgt dat de Kroon uitvoerig heeft gemotiveerd waarom volgens haar sprake is van een samenhang tussen de realisering van de bestemming natuur en sportpark De Veldpost en dat de voor de bestemming Natuur te onteigenen grond niet een zelfstandig onderdeel vormt van het totaal te realiseren Park De Veldpost. In het bijzonder heeft De Kroon gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het perceel -als onderdeel van het gelijktijdig in ontwikkeling te brengen Park De Veldpost- openbaar toegankelijk zal zijn waarin ook fiets- en wandelpaden zijn voorzien die aansluiten op andere delen van het Park De Veldpost. Tegen die achtergrond heeft de Kroon in redelijkheid kunnen overwegen dat het (ook) gelet op de samenhang met de Groene As vanuit een oogpunt van een doelmatige aanleg en beheer, alsmede van een integraal beheer, noodzakelijk is dat de gronden door de gemeente in één hand gehouden (moeten) worden.
4.21.
Dat de Kroon een samenhang aanneemt tussen de realisatie van de bestemming natuur en sportpark De Veldpost, geeft – anders dan Kennemerland Beheer meent – geen ruimte om in deze procedure opnieuw (of volgens Kennemerland Beheer alsnog) in te gaan op de mogelijkheid van zelfrealisatie van (een deel van) het sportpark, zoals door haar is aangevoerd in de onteigeningsprocedure genoemd in punt 2.7. en waarop in die procedure al is beslist. In deze procedure ligt wel voor of de Kroon in redelijkheid tot haar oordeel heeft kunnen komen dat de wens van de gemeente om de genoemde plannen in samenhang nader uit te werken, te realiseren, te beheren en te onderhouden, gelet op het maatschappelijke karakter van deze functies reëel is. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is: aan deze plannen liggen weliswaar twee verschillende bestemmingsplannen ten grondslag, maar het hoofddoel is om beide plannen in samenhang met elkaar als één aantrekkelijke parkstructuur te ontwerpen, dat bovendien aan moet sluiten bij de Groene As, waarbij het gebied als geheel een maatschappelijke functie heeft.
4.22.
Uit het voorgaande volgt dat de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het beroep op zelfrealisatie niet kan slagen.
Privaatrechtelijk alternatief (erfpacht)
4.23.
Anders dan Kennemerland Beheer heeft aangevoerd, doet de omstandigheid dat de gemeente bereid is gebleken om met Kennemerland Beheer in verdere onderhandeling te treden over het sluiten van een erfpachtovereenkomst aan het vorenstaande niet af.
Daargelaten dat ook in dat geval de gemeente om vorenstaande redenen het perceel zelf in ontwikkeling zal willen brengen, hebben partijen geen overeenstemming bereikt, onder andere over de canon. Bovenal betreft dit verweer een verweer waarmee bij de toetsing van het goedkeuringsbesluit in beginsel rekening moet worden gehouden. Kennemerland Beheer had dan echter wel dat verweer al in de administratieve procedure die aan het onteigeningsgeding voorafgaat, naar voren moeten brengen, zodat het in de bestuurlijke belangenafweging had kunnen worden betrokken. Het gaat hier immers niet om een bezwaar dat zonder enige belangenafweging aan de rechtmatigheid van de onteigening in de weg zou kunnen staan (zie 4.19 en HR 8 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD2955, NJ 1999/24 rov. 3.3 in verbinding met de daaraan voorafgaande conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5).
4.24.
Niet is vast komen te staan dat de mogelijke uitgifte in erfpacht onderdeel is geweest van de administratieve procedure. Kennemerland Beheer heeft in dit verband verwezen naar door haar met de gemeente gevoerde correspondentie in de periode 4 november 2020 - 8 maart 2021, dus in een periode dat het KB reeds een feit was. Verder haalt Kennemerland Beheer een gesprek aan dat zij op 9 oktober 2019 voerde met de wethouder, dus voor de datum van het KB. Uit het verslag van het gesprek blijkt dat de mogelijkheid van een huurovereenkomst is verkend en dat vervolgens in dat verband als andere vorm van gronduitgifte onder andere erfpacht is genoemd. Verder valt in het gespreksverslag niets te lezen over erfpacht, zodat dit verslag onvoldoende aanknopingspunten geeft om aan te nemen dat erfpacht als privaatrechtelijk alternatief onderdeel is geweest van de administratieve procedure bij de Kroon. Dat laatste geldt ook voor het door Kennemerland Beheer in dit verband aangehaalde logboek, waarin slechts melding wordt gemaakt van het gesprek met de wethouder op 9 oktober 2019, zonder dat daarbij het woord ‘erfpacht’ is genoemd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het KB het gesprek op 9 oktober 2019 wel noemt, maar daaraan niet verbindt dat Kennemerland Beheer zich bereid heeft verklaard de grond in erfpacht te geven.
Daarnaast heeft Kennemerland Beheer verwezen naar de notities van de gemeente die zijn opgesteld voor de hoorzitting van 5 december 2019 bij de Kroon. Uit deze notities blijkt volgens Kennemerland Beheer dat de gemeente de zienswijzen van Kennemerland Beheer zo heeft begrepen dat bij haar de bereidheid bestond om de gronden desnoods via erfpacht ter beschikking te stellen. Echter, de notities van de gemeente waarnaar Kennemerland Beheer verwijst, betreffen de andere onteigeningsprocedure ten behoeve van het sportpark (zie punt 2.7), zodat de rechtbank daarin geen onderbouwing leest dat de bereidheid tot erfpacht zou zijn ingebracht in de administratieve procedure ten aanzien van de onteigening die in deze procedure voorligt.
Voor zover Kennemerland Beheer heeft willen aanvoeren dat de ná het KB gevoerde discussie over een mogelijke uitgifte in erfpacht een nadere invulling is van haar stellingname in de administratieve procedure, kan zij daarin niet worden gevolgd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Kennemerland Beheer verwezen naar meerdere citaten zoals opgenomen in haar pleitnota ter zitting. Deze citaten zijn deels ontleend aan haar inspreeknotitie tegen het verzoekbesluit van 1 november 2018, haar zienswijze tegen het ontwerp KB van 24 februari 2020 en het verhandelde bij gelegenheid van de hoorzitting ex artikel 78 Ow. Wat daar verder van zij, deze citaten zien allemaal op de door Kennemerland Beheer voorgestane zelfrealisatie zonder dat deze enige vingerwijzing bevatten naar een privaatrechtelijk alternatief als erfpacht. De rechtbank gaat aan dit verweer dan ook voorbij.
Het werk waarvoor onteigend wordt: overheidswerk?
4.25.
Op de zitting heeft Kennemerland Beheer de vraag opgeworpen of (nog steeds) sprake is van een overheidswerk in de zin van artikel 40c Ow, omdat de gemeente heeft aangegeven dat een deel van de te verwerven gronden, bestemd voor de clubhuizen, na bouwrijp maken door middel van een opstalrecht zal worden uitgegeven aan de beoogde gebruikers/sportverenigingen. De gemeente heeft hierop geantwoord dat de gemeente eigenaar blijft van het sportpark, dat de verlening van opstalrechten niets nieuws betreft en dat het beheer ook dan voor rekening en risico van de gemeente blijft. De rechtbank merkt op dat de vraag van Kennemerland Beheer kennelijk op de verworven gronden voor de aanleg van het sportpark ziet en niet op de onteigening van de gronden die in deze procedure voorligt, zodat de rechtbank aan de opgeworpen vraag voorbij gaat.
Slotsom
4.26.
Uit het voorgaande volgt dat alle weren falen. Aangezien blijkens de inhoud van de stukken in het dossier alle op deze onteigening betrekking hebbende wettelijke voorschriften in acht zijn genomen en Kennemerland Beheer de aangeboden schadeloosstelling niet heeft aanvaard, zal de vordering tot een vervroegde uitspraak over de onteigening worden toegewezen. De vordering zal voor wat betreft de bepaling dat door inschrijving van dit vonnis in de daartoe bestemde registers de eigendom zal overgaan op de gemeente, worden afgewezen, aangezien dit al volgt uit de wet.
4.27.
De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling voor Kennemerland Beheer overeenkomstig de vordering van de gemeente vaststellen op 100% van het bij dagvaarding aangeboden bedrag, met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is, zoals dat ook subsidiair is geaccepteerd door Kennemerland Beheer.
4.28.
Nu de opneming door de deskundigen al heeft plaatsgehad, bepaalt de rechtbank mede in verband met de vervanging van een van de deskundigen in afwijking van wat naar aanleiding van de plaatsopneming is bepaald met betrekking tot de nederlegging van het deskundigenrapport het volgende. Een concept deskundigenbericht zal uiterlijk 17 september 2021 door de deskundigen aan partijen worden gezonden. Partijen hebben daarna tot uiterlijk 15 oktober 2021 de tijd om te reageren op het concept-rapport. Het definitieve deskundigenrapport zal uiterlijk 26 november 2021 ter griffie van de rechtbank moeten worden gedeponeerd.
4.29.
De door de gemeente gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal worden afgewezen. Kennemerland Beheer heeft terecht betoogd dat de onteigening pas plaatsvindt met de inschrijving van dit vonnis in de openbare registers en dat dat pas mogelijk is als het vonnis gezag van gewijsde heeft gekregen.
4.29
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart Kennemerland Beheer niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
veroordeelt de gemeente in de volledige proceskosten in incident;
5.3.
houdt de beslissing over de hoogte van de proceskosten in incident aan;
in de hoofdzaak
5.4.
spreekt vervroegd uit de onteigening ten algemene nutte, ten name en ten laste van de gemeente, vrij van alle bestaande rechten, lasten, huren en pacht, van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie AI nummer 205, ter grootte van 3 hectare 98 are en 20 centiare, zoals weergegeven op de grondplantekening die ter inzage heeft gelegen met grondplannummer 1,
5.5.
bepaalt het door de gemeente als onteigenende partij te betalen voorschot op de schadeloosstelling van Kennemerland Beheer op € 1.100.000,- (zegge: één miljoen éénhonderdduizend euro), rechtstreeks te betalen aan Kennemerland Beheer,
5.6.
bepaalt dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling van Kennemerland Beheer nodig is,
5.7.
bepaalt dat het voorlopig oordeel van de bij beschikking van 14 oktober 2020 in samenhang bezien met de beschikking van 5 juli 2021 van deze rechtbank met zaak-/rolnummer 305250 / HA RK 20-132 benoemde drie deskundigen zal gelden als een conceptdeskundigenrapport ter begroting van de schade in onderhavige procedure,
5.8.
bepaalt dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk 26 november 2021 ter griffie van de rechtbank dient te worden gedeponeerd,
5.9.
wijst het in de gemeente Haarlemmermeer verschijnende Haarlems Dagblad aan als nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden,
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, mr. A.K. Korteweg en mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.