ECLI:NL:RBNHO:2021:5323
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsuitkering en terugvordering door schending inlichtingenplicht
In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, dat hun bijstandsuitkering heeft herzien en een bedrag van € 5.780,- heeft teruggevorderd. De herziening was gebaseerd op kasstortingen die door verweerder als inkomen zijn aangemerkt. Eisers hebben vanaf 20 mei 2015 een bijstandsuitkering ontvangen op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een melding over vermoedelijke fraude heeft verweerder een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere bankafschriften en loonstroken zijn opgevraagd. Uit dit onderzoek bleek dat er in de periode van 3 juni 2015 tot en met 31 december 2018 meerdere stortingen op de bankrekening van eisers hebben plaatsgevonden, die door verweerder als inkomen zijn aangemerkt.
Eisers betwisten dat deze stortingen als inkomen kunnen worden aangemerkt en hebben aangevoerd dat zij contant geld hebben ontvangen uit loonbetalingen en belastingteruggave. De rechtbank overweegt dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de stortingen niet als middelen kunnen worden aangemerkt. De rechtbank volgt de redenering van verweerder dat de stortingen in beginsel als inkomen moeten worden beschouwd, en dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door deze stortingen niet te melden. De rechtbank concludeert dat de herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van het bedrag terecht zijn gedaan.
De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.