4.3.1.Vordering 3.1.I is ook tegen [gedaagde 2] ingesteld. De curator baseert deze vordering op onrechtmatige daad. Het onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] is volgens de curator gelegen in het ten onrechte in rekening brengen van de aanvullende managementvergoeding met als enige doel een curator in het ophanden zijnde faillissement van Source Food een rekening-courantvordering op Kromme Leek te ontnemen. Voordat de betreffende facturen op
30 september 2014 in rekening-courant werden verrekend, had Source Food immers nog een rekening-courantvordering op Kromme Leek. Omdat toen volgens de curator al duidelijk was dat Source Food failliet zou gaan en niet alle schuldeisers konden worden voldaan, stond het [gedaagde 2] bovendien als indirect bestuurder van Source Food niet meer vrij om facturen van een groepsvennootschap te voldoen.
4.3.3.De rechtbank stelt voorop dat het oordeel dat geen rechtsgrond bestond voor het in rekening brengen van de aanvullende managementvergoeding en dat ten onrechte is verrekend in rekening-courant, nog niet wil zeggen dat [gedaagde 2] onrechtmatig heeft gehandeld. Om [gedaagde 2] als indirect bestuurder van Source Food op grond van artikel 2:11 BW aansprakelijk te houden, moet de handelwijze van Kromme Leek als bestuurder van Source Food ten opzichte van de gezamenlijke schuldeisers (of niet betaalde schuldeisers in het geval van onrechtmatige selectieve betaling) zodanig onzorgvuldig zijn, dat haar daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal bijvoorbeeld in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat Kromme Leek wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door haar bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.In een geval als dit betekent dit concreet dat [gedaagde 2] aansprakelijk is als Kromme Leek (als bestuurder van Source Food) op 30 september 2014 wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat een faillissement te verwachten viel en dat de gezamenlijke schuldeisers door de voldoening van de ten onrechte verstuurde facturen middels verrekening in rekening-courant in hun verhaalsmogelijkheden zouden worden benadeeld.
4.3.4.Uit de gang van zaken in de maanden vóór het faillissement van Source Food volgt dat Kromme Leek en [gedaagde 2] als (indirect) bestuurder van Source Food vanaf 1 december 2014 (de peildatum) wisten, althans er rekening mee moesten houden dat niet alle schuldeisers van Source Food voldaan zouden kunnen worden en dat het faillissement van Source Food onvermijdelijk was. De rechtbank komt tot deze peildatum op grond van de volgende feiten en omstandigheden, die deels door de curator (onweersproken) zijn aangevoerd en voor een deel door [gedaagden] zelf naar voren zijn gebracht.
( i) Vanaf het voorjaar van 2012 zijn de schulden van Source Food gaan oplopen.
(ii) In juli 2014 heeft de accountant van Source Food laten weten dat hij twijfelde of de jaarrekening 2013 van Source Food wel de stempel ‘going concern’ moest krijgen.
(iii) Source Food was voor een groot deel van haar bedrijfsactiviteiten afhankelijk van haar leverancier Heidemark. Heidemark gold ook als haar belangrijkste financier. Nadat [xxx] pogingen had ondernomen om Kromme Leek als bestuurder van NedAliment te schorsen, Heidemark bij Source Food had aangedrongen op betaling van haar facturen en Heidemark steeds minder kalkoenrestproducten aan Source Food ging leveren, zijn de conflicten tussen (de vennootschappen van) [gedaagde 2] en [xxx] in juli 2014 geëscaleerd. De financiële situatie van Source Food verslechterde daardoor in de zomer 2014. Overleg tussen [gedaagde 2] en [xxx] over een mogelijke oplossing leverde in juli/augustus 2014 niets op.
(iv) In augustus 2014 was het verlies van Source Food opgelopen tot circa € 940.000. Aan crediteuren was Source Food circa € 9.400.000 verschuldigd. In verhouding tot haar schuldenlast had Source Food slechts een beperkt bedrag aan vlottende activa beschikbaar om schuldeisers direct te kunnen voldoen.
( v) Op 21 augustus 2014 heeft [xxx] aan [gedaagde 2] een e-mail gestuurd waarin hij [gedaagde 2] verschillende verwijten maakt. Na de reactie daarop van [gedaagde 2] op 5 september 2014 hebben (de vennootschappen van) [gedaagde 2] en [xxx] tot 4 december 2014 (zie 2.12) niet meer over hun geschillen gecorrespondeerd.
(vi) In september 2014 heeft Kromme Leek juridisch advies ingewonnen over een faillissementsscenario van Source Food en in dat verband een concept verzoekschrift tot faillietverklaring door haar advocaat laten opstellen.
(vii) In oktober 2014 werd de bedrijfsvoering van Source Food geraakt door een uitbraak van de vogelgriep. Door de vogelgriep werden economische sancties ingesteld en moesten extra voedselveiligheidsmaatregelen worden genomen. De continuïteit van Source Food kwam hierdoor verder onder druk te staan.
(viii) Op 1, 2 en 5 december 2014 heeft Heidemark ten laste van Source Food conservatoire bankbeslagen en conservatoir beslag op voorraden laten leggen. Bij gebrek aan voldoende financiële middelen kon geen vervangende zekerheid worden gesteld. Rechtsmaatregelen tegen de beslagen werden niet genomen, omdat deze te kostbaar en ingewikkeld werden geacht.
(ix) De beslaglegging door Heidemark heeft ervoor gezorgd dat Source Food haar bedrijfsactiviteiten begin december 2014 heeft gestaakt.
( x) Kromme Leek heeft op 4 december 2014 het faillissement van Source Food aangevraagd. [gedaagde 2] heeft [xxx] /Heidemark hiervan diezelfde dag op de hoogte gesteld. Volgens de betreffende e-mail van [gedaagde 2] (zie 2.12) heeft Kromme Leek het faillissement van Source Food aangevraagd omdat zij geen zicht had op betaling van haar vorderingen. Daarbij heeft [gedaagde 2] aangekondigd dat Source Food, gezien haar als gevolg van verschillende omstandigheden verslechterde financiële situatie, geen huur en managementvergoeding aan Kromme Leek zal betalen. Verder heeft [gedaagde 2] er in deze e-mail op gewezen dat Source Food geen argumenten heeft tegen het faillissementsverzoek.
4.3.5.De peildatum wordt niet op een eerdere datum dan op 1 december 2014 bepaald, omdat door de beslaglegging begin december 2014 na drie maanden radiostilte pas duidelijk werd dat [xxx] niet wilde ingaan op de voorstellen van [gedaagde 2] om tot een regeling te komen. [xxx] koos voor incassomaatregelen (beslaglegging op de voorraad, zie 2.10), die (naar was te verwachten) een grote impact op de bedrijfsvoering van Source Food hadden en begin december 2014 tot staking van haar bedrijfsactiviteiten hebben geleid.
4.3.6.De peildatum wordt ook niet op een latere datum dan op 1 december 2014 bepaald. Een oplossing van het geschil met [xxx] lag met deze door [xxx] (Heidemark) ingeslagen weg op 1 december 2014 niet meer in het verschiet. Dat wordt in de e-mail van [gedaagde 2] van 4 december 2014 met zoveel woorden erkend (“The fact that Heidemark has now turned to the approach of chaining the business of Source Food B.V. makes it clear that a solution in cooperation with Heidemark is untennable”). De rechtbank is het met de curator eens dat daar niet aan afdoet dat [gedaagde 2] deze e-mail heeft afgesloten met de opmerking dat Source Food ter voorkoming van haar faillissement bereid is met [xxx] in gesprek te gaan. Dit zegt namelijk niets over de bereidheid van [xxx] daartoe.
4.3.7.Ook de door de curator betwiste stelling dat [xxx] aan [gedaagde 2] rond kerst 2014 heeft toegezegd dat hij er met [gedaagde 2] uit zou komen, waarmee de continuïteit van Source Food zou zijn gewaarborgd en haar faillissement zou zijn afgewend, maakt niet dat de peildatum op een latere datum dan op 1 december 2014 zou moeten worden bepaald. Bijna alle gewraakte betalingen hadden toen namelijk al plaatsgevonden. Als [xxx] dit al tegen [gedaagde 2] heeft gezegd, dan is deze mededeling bovendien zo weinig concreet dat [gedaagde 2] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hun langslepende geschillen op korte termijn (hangende de faillissementsaanvraag) geregeld zouden worden. Daarbij speelt een rol dat [gedaagden] het er slechts over heeft dat het op 4 december 2014 “nog steeds goed mogelijk was” dat [gedaagde 2] en [xxx] tot afspraken zouden komen (randnummer 20 van haar conclusie van antwoord). [gedaagden] noemt in dat verband een aantal voorbeelden van “mogelijke scenario’s” waarin een regeling met [xxx] en de aan hem gelieerde vennootschappen wordt getroffen. Of en over welke van deze scenario’s [gedaagde 2] en [xxx] vanaf begin december 2014 concreet hebben gesproken, wordt door [gedaagden] niet duidelijk gemaakt. De curator wijst er terecht op dat dit ook niet te rijmen zou zijn met zijn overgelegde verklaring van de advocaat van [xxx] (A. Behr) van 27 augustus 2020. Volgens deze verklaring heeft vanaf september 2014 tussen (de vennootschappen van) [gedaagde 2] en [xxx] namelijk geen minnelijk overleg plaatsgevonden en had [xxx] /Heidemark geen andere keus dan het faillissement van Source Food te accepteren.
4.3.8.Met het oordeel dat Kromme Leek en [gedaagde 2] pas vanaf 1 december 2014 wisten, althans er rekening mee moesten houden dat niet alle schuldeisers van Source Food voldaan zouden kunnen worden en dat het faillissement van Source Food onvermijdelijk was (en dus niet al op 30 september 2014), is de grondslag aan de onder 3.1.I tegen [gedaagde 2] (al dan niet in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van Source Food) ingestelde vordering komen te ontvallen. Deze vordering zal worden afgewezen.
Betalingen aan gelieerde vennootschappen