2.3Verweerder heeft vervolgens het adresonderzoek uitgebreid en op 23 januari 2019 om 13.52 uur een huisbezoek uitgevoerd op het adres. Uit het rapport van het huisbezoek blijkt dat de toezichthouders eiser bij aankomst op het adres vanuit de woning hebben zien vertrekken met een hond en dat op de inrit een blauwe [auto] geparkeerd stond met het door de toezichthouders genoteerde kenteken. De toezichthouders zijn binnengelaten en te woord gestaan door [naam 2] , die verklaarde dat zij alleen woont op het adres. In de woning zijn geen spullen van eiser aangetroffen. Bij vertrek zagen de toezichthouders dat de blauwe [auto] niet meer op de inrit stond en eiser eveneens weg was. Op 15 april 2019 heeft verweerder buurtonderzoek uitgevoerd, waarbij is gesproken met de buren van nummers [# 1] , [# 2] en [# 3] , die allemaal verklaarden dat er twee personen op het adres wonen en dat er dagelijks een auto op de inrit geparkeerd staat. Daarnaast heeft de buurvrouw van nummers [# 2] expliciet verklaard dat de twee personen eiser en [naam 2] zijn. De buren van nummers [# 2] en [# 3] hebben verder de op de inrit van het adres geparkeerde blauwe [auto] die ook bij het huisbezoek is gezien aangewezen als de auto waarin de man die op het adres woont altijd rijdt. Verweerder heeft op 16 april 2019 van PWN een overzicht van de waterstanden over de periode van 19 juli 2013 tot 4 juli 2018 ontvangen, waaruit blijkt dat er op het adres tussen 26 juni 2017 en 4 juli 2018 slechts 82 m3 water verbruikt is. Verweerder heeft voornoemde omstandigheden ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit en eiser ambtshalve ingeschreven op het adres.
3 Artikel 2.20, eerste lid, van de Wet Basisregistratie personen (Wet BRP) bepaalt dat aan de aangifte van een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, gegevens betreffende het adres worden ontleend, tenzij aannemelijk is dat die gegevens onjuist zijn. Lid 2 bepaalt, voor zover van belang, dat indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg draagt voor opneming van gegevens betreffende het adres.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder o, van de Wet BRP wordt onder het woonadres verstaan:
1° het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
2° het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
4 Eiser voert aan dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig en summier is en dat daaruit niet blijkt dat eiser op het adres woont en daar ook overnacht, zoals bedoeld in
artikel 1.1, aanhef en onder o, van de Wet BRP. Tijdens het huisbezoek op 23 januari 2019 zijn geen spullen of andere aanknopingspunten gevonden dat eiser woont op het adres. Verder blijkt uit de verklaringen ook niet dat eiser overnacht op het adres. Aan de verklaring van de buurvrouw van nummer [# 2] kan bovendien geen waarde worden gehecht omdat er een civielrechtelijk geschil tussen partijen speelt. Uit de verklaringen van andere buren blijkt uit de verklaringen niet dat het om eiser gaat. De ambtshalve inschrijving kan daarom niet stand blijven volgens eiser.
5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek wel zorgvuldig is geweest en dat daaruit blijkt dat eiser dagelijks op het adres verblijft. Weliswaar blijkt uit de verklaringen van de buren van nummers [# 1] en [# 3] niet expliciet dat het om eiser gaat, maar wel duidelijk is dat zij de tweede bewoner kennen en dat hij altijd in de blauwe [auto] rijdt. Toen eiser tijdens het huisbezoek was vertrokken, was ook de blauwe [auto] weg. Verder heeft eiser ondanks herhaald verzoek niet aan verweerder kenbaar gemaakt waar hij wel woont. In zoverre is niet betwist dat hij op het adres woont, aldus verweerder. Verweerder stelt dat hij onder deze omstandigheden in redelijkheid kunnen aannemen dat eiser woont op het adres.