Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 februari 2021;
- de brief van mr. Seunke van 15 maart 2021 met daarbij de aanvullende producties 27 tot en met 37;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 25 maart 2021;
- de spreekaantekeningen van mr. Seunke;
- de comparitieaantekeningen van mr. Struycken.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
of een nog nader te benoemen nieuw op te richten dochter vennootschap(NEWCO genoemd) een overeenkomst van koop en verkoop gesloten (hierna: de koopovereenkomst). Op grond van die koopovereenkomst heeft [eiser] Administraties B.V. haar activa en passiva overgedragen aan Tredius/NEWCO per 1 maart 2017.
- Ad 2. Voor de bepaling van de koopsom is uitsluitend de periode van 1 maart 2017 tot en met 29 februari 2020 van belang.
- Ad 3. De netto omzet omvat de omzet van alle klanten tezamen van [eiser] Administraties B.V. op 1 maart 2017 (…), plus de klanten die nadien via [eiser] zelf of via een van haar klanten zijn binnengekomen. Werkzaamheden die in de periode (ad 2) voor deze klanten zijn verricht door andere ondernemingen van Gewoon Accountants of Tredius maken eveneens deel uit van de klantenportefeuille en van de netto omzet als uitgangspunt voor de koopsom.
Onderhanden werk:
12.Tijdstippen risico overgang
17.Toepasselijk recht en geschillenbeslechting
of een nog nader te benoemen nieuw op te richten dochter Vennootschap (hierna te noemen NEWCO) (…)en [eiser] Beheersmaatschappij B.V. (hierna: [eiser] Beheer) hebben met ingang van 13 februari 2017 een managementovereenkomst gesloten waarin partijen zijn overeengekomen dat [eiser] (hierna: [eiser] ) [eiser] nog tot en met december 2018 via [eiser] Beheer ten behoeve van Tredius/NEWCO werkzaamheden bleef verrichten en geleidelijk werkzaamheden ging overdragen aan een door Tredius/NEWCO aan te wijzen medewerker. [eiser] heeft tot en met januari 2019 werkzaamheden verricht voor Tredius/NEWCO.
“Niet declarabel (afboek)”en een bedrag van € 14.377,- als
“Teveel betaald op Tranche 1”. Volgens Tredius bedraagt het in de derde tranche door haar te betalen bedrag per saldo € 9.003,-. Van dit bedrag heeft Tredius op 15 augustus 2019 een bedrag van € 7.378,- betaald aan [eiser] .
4.Het geschil
5.De beoordeling
Heeft [eiser] de verkeerde rechtspersoon gedagvaard?
of een nog nader te benoemen nieuw op te richten dochter Vennootschap (hierna te noemen NEWCO).Volgens Tredius is [eiser] Administratie & Adviseurs B.V. aangewezen als koper en is de onderneming ook aan haar overgedragen. [eiser] heeft dat betwist.
Heeft [eiser] mediation geen kans gegeven?
- € 411.680,- (periode maart 2017 tot en met februari 2018);
- € 394.627,- (periode maart 2018 tot en met februari 2019); en
- € 363.299,- (over de periode maart 2019 tot en met februari 2020).
Partijen zijn het verder erover eens dat het onderhanden werk per 1 maart 2017 dat Tredius van [eiser] heeft overgenomen in mindering strekt op de omzet die als grondslag dient voor de berekening van de koopprijs, en dat de waarde van het onderhanden werk per 1 maart 2017 bij de koopprijs wordt opgeteld. Partijen zijn het echter niet eens over het bedrag dat het onderhanden werk per 1 maart 2017 vertegenwoordigt.
Daarnaast hebben partijen in de koopovereenkomst een (uitgebreide) regeling uitgewerkt over posten die op de koopprijs in mindering kunnen worden gebracht. Verder heeft Tredius nog een aantal andere vorderingen met de koopprijs verrekend. Alleen over de post ‘dubieuze debiteuren per 29 februari 2020’ van € 18.959,-, die op grond van de koopovereenkomst op de koopprijs in mindering kan worden gebracht, zijn partijen het eens. Over de andere verrekenposten zijn partijen het oneens.
De rechtbank zal hierna de afzonderlijke posten waarover partijen het oneens zijn - het onderhanden werk per 1 maart 2017 en de verrekenposten - afzonderlijk bespreken.
€ 51.947,29 bedroeg en dat het op de weg van Tredius lag te onderbouwen dat zij daarvan niet meer dan € 42.515,28 heeft kunnen innen (zie hiervoor 5.8). Omdat zij dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank uitgaan van het door [eiser] zelf naar beneden bijgestelde bedrag van € 48.570,14 voor het onderhanden werk. Dat betekent aan de ene kant dat Tredius een bedrag van (48.570,14 - 42.515,28 =) € 6.054,86 te weinig op de omzet die voor de berekening van de koopprijs in aanmerking komt, in mindering heeft gebracht, maar aan de andere ook een bedrag van € 6.054,86 te weinig aan [eiser] heeft betaald voor het onderhanden werk van vóór 1 maart 2017.
In artikel 3.2 staat vervolgens onder ‘de vierde tranche’ de berekening van de definitieve koopsom weergegeven:
van voor 1 maart 2017”. In de volgende alinea’s van artikel 7.4.3 worden vervolgens de begrippen “garantiewerk” en “afwikkeling OHW / niet declarabele werkzaamheden” inhoudelijk gedefinieerd. Daaruit kan niet worden afgeleid dat is bedoeld een uitbreiding te geven op de hoofdregel in de eerste alinea van het artikel.
€ 12.380,-.
€ 12.380,- heeft Tredius daarom mogen verrekenen met de koopprijs.
Het voorgaande betekent dat Tredius ten onrechte een bedrag van € 4.131,- op de koopprijs in mindering heeft gebracht.
Het voorgaande betekent dat Tredius ten onrechte een bedrag van € 6.700,- met de koopprijs heeft verrekend.
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat
6.De beslissing
€ 114.557,29, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dat bedrag met ingang van 18 juni 2020 tot aan de dag van volledige betaling,