3.2Verzoeker heeft bij e-mail van 8 april 2021 schriftelijk aanvullende wrakingsgronden ingediend:
5. Verzoeker heeft de rolrechter ter zitting op 7 april 2021 verzocht om inzage in het dossier in hoofdzaak, teneinde duidelijkheid te krijgen, op welke datum en tijdstip de conclusie van repliek door de rechtbank is ontvangen, mede gelet op het gegeven dat er objectieve verdenking bestaat, dat de werderpartij dit document opnieuw buiten de door de rechtbank gestelde termijn heeft ingediend. Dit recht op inzage in het dossier is door de rolrechter niet toegestaan;
6. De rolrechter heeft ter zitting d.d. 7 april 2021 in eerste instantie verklaard niet te weten of de conclusie van repliek aan de wrakingskamer is overgedragen ten behoeve van de zitting van 9 maart. Anderzijds verklaarde zij later in de zitting dat zij vermoedt dat de conclusie van repliek inderdaad niet is overgedragen aan de wrakingskamer. Verzoeker heeft meermaals aangegeven dat hij per e-mail d.d. 23 maart 2021 door de wrakingskamer erop is gewezen, dat de vraag welke stukken zich in het dossier van de wrakingszitting van 9 maart 2021 bevonden niet beantwoord konden worden door de wrakingskamer, maar dat deze vraag gesteld dient te worden aan de rechter in de hoofdzaak. Ondanks dat verzoeker aangeboden heeft deze e-mail te overleggen, heeft de rolrechter geweigerd dit feit aan te willen nemen en geweigerd de e-mail d.d. 23 maart 2021 in ontvangst te nemen;
7. Verzoeker heeft aangeboden om tijdens de zitting van 7 april 2021, teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de datum en het tijdstip van ontvangst van de conclusie van repliek in hoofdzaak, de zitting 10 minuten (of naar gelang de rolrechter nodig achtte) te schorsen ten einde deze informatie uit te zoeken. De rolrechter antwoordde hierop: ‘Nee, want ik heb nog meer mensen die wachten op behandeling van hun zaak vandaag.’ Dit antwoord wekt bij verzoeker de indruk dat haar agenda voor de rolrechter klaarblijkelijk van groter belang is dan waarheidsvinding in de hoofdzaak;
8. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter de conclusie van repliek onrechtmatig ruim een maand heeft onthouden van verzoeker;
9. De rolrechter gaf verzoeker tijdens de zitting d.d. 7 april 2021 te kennen, louter een dupliek te willen ontvangen en dat een eventueel uitstel voor verzoeker naar haar oordeel uitgesloten was. Dit op voorhand uitsluiten van een eventueel in de toekomst te ontvangen verzoek, dat tot dan toe niet gevraagd was, en mede gelet op het feit dat eiser in de hoofdzaak inmiddels 3x uitstel is verleend, moet als bevestiging van de vooringenomenheid van de rechter worden beschouwd;
10. De rolrechter erkende ter zitting geen inhoudelijke kennis van de zaak te hebben, noch dit nodig te achten voor behandeling van dupliek.
het wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter van de wrakingskamer