ECLI:NL:RBNHO:2021:4745
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak
Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun raadsman mr. W. Römelingh, hebben op 11 januari 2021 de wraking aangevraagd, omdat zij meenden dat de rechter de schijn van bevooroordeeldheid had gewekt. Dit verzoek was gericht tegen mr. A.M. Hol, de rechter die de hoofdzaken behandelde. De verzoekers voerden aan dat de rechter hen het recht op hoor- en wederhoor had ontzegd, omdat de hoofdzaken en een verwante zaak gelijktijdig behandeld zouden worden. De rechter had echter besloten om het onderzoek in de hoofdzaken voort te zetten in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 16 november 2020.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de door verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechter om de behandeling van de hoofdzaken niet opnieuw te starten, werd als een procesbeslissing beschouwd, die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen. De rechtbank concludeerde dat de verzoekers niet voldoende zwaarwegende redenen hadden aangedragen om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
De rechtbank heeft de beslissing op het wrakingsverzoek openbaar uitgesproken en bevolen dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.