Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 februari 2021 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Klein, en de verdediging door de raadsvrouw, mr. M. Heijsteeg. De tenlastelegging betrof de invoer van cocaïne, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 heeft de verdachte het feit bekend, en er zijn geen verweren gevoerd door de verdediging met betrekking tot het bewijs. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit besloten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en financiële problemen, maar heeft geen aanleiding gezien om een voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de maatschappelijke impact van de handel in cocaïne. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft ook beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen.