ECLI:NL:RBNHO:2021:4245

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
24 mei 2021
Zaaknummer
C/15/314345 / KG ZA 21-145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over mededelingen van apotheek Regenboog over zorgverzekeraar VGZ met betrekking tot afbouwmedicatie van antidepressiva

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, staat de coöperatieve vereniging VGZ U.A. en VGZ Zorgverzekeraar N.V. tegenover Regenboog Apotheek Bavel B.V., Apotheek Tolakker B.V. en Regenboog Apotheek Scharlo B.V. De zaak betreft de mededelingen die Regenboog heeft gedaan aan haar verzekerden over de vergoeding van afbouwmedicatie van antidepressiva door VGZ. Regenboog heeft in verschillende brieven gecommuniceerd dat VGZ de afbouwmedicatie niet vergoedt en dat dit heeft geleid tot het opzeggen van het contract met Regenboog. VGZ stelt dat deze mededelingen onjuist en misleidend zijn en vordert rectificatie en een verbod op het doen van onjuiste mededelingen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de mededelingen van Regenboog niet onrechtmatig zijn, met uitzondering van de vermelding van de namen van specifieke medewerkers van VGZ, die in strijd zijn met de AVG. De rechter verbiedt Regenboog om deze persoonsgegevens zonder grondslag te verstrekken en gebiedt rectificatie. De vordering van VGZ om Regenboog te verbieden onjuiste mededelingen te doen, wordt afgewezen, omdat de rechter oordeelt dat de mededelingen van Regenboog in lijn zijn met de feiten. De zaak belicht de spanningen tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars in het kader van de vergoeding van medicatie en de rechten van patiënten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/314345 / KG ZA 21-145
Vonnis in kort geding van 25 mei 2021
in de zaak van
1. de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE VGZ U.A.,
gevestigd te Arnhem,
2. de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
3.
[Z],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten
mr. T.R.M. van Helmond,
mr. J.M.Y. van Beijeren en
mr. C.A.S. van de Bovenkamp te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGENBOOG APOTHEEK BAVEL B.V.,
gevestigd te Bavel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APOTHEEK TOLAKKER B.V.,
gevestigd te Bavel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGENBOOG APOTHEEK SCHARLO B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagden,
advocaten
mr. D.J.C. Post en
mr. K. van Berloo te Zeist.
Partijen zullen hierna VGZ en Regenboog genoemd worden. Eiser 3 zal in dit vonnis worden aangeduid als [Z] en eiseres 4 als [B] .
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak is een gevolg van de landelijke discussie over afbouwmedicatie van anti-depressiva. [1] Farmaceuten leveren niet de gewenste geringe hoeveelheid medicatie die bij afbouw wenselijk is. Apotheek Regenboog maakt daarom zelf zogenaamde taperingstrips. Daarin zitten per patiënt afgepaste hoeveelheden medicijn. Die worden door de meeste zorgverzekeraars niet vergoed. Regenboog Apotheek heeft haar verzekerden in verschillende brieven laten weten dat VGZ de afbouwmedicatie niet vergoedt en dat de discussie hierover heeft geleid tot het opzeggen van het contract met Regenboog. VGZ komt in deze procedure op tegen de mededelingen in die berichten. De voorzieningenrechter beoordeelt de mededelingen als niet onrechtmatig. Ook is geen (onjuist) verzekeringsadvies gegeven. Wel heeft Regenboog Apotheek ten onrechte de namen van specifieke medewerkers van VGZ vermeld. Dat moet zij rectificeren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 april 2021 met 20 producties,
  • de aanvullende producties 21 en 22,
  • de producties 1 tot en met 7 van de zijde van Regenboog,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021,
  • de pleitnotities van VGZ,
  • de pleitnotitie van Regenboog.

2.De uitgangspunten

2.1.
In 2020 had VGZ een zorgovereenkomst farmaceutische zorg met Regenboog. VGZ heeft deze overeenkomst bij brief van 25 september 2020 opgezegd en heeft daarna geen nieuwe zorgovereenkomst voor 2021 met Regenboog gesloten.
2.2.
In december 2020 heeft Regenboog in de regio Bavel en Alkmaar (de wijk Scharlo) via huis-aan-huis bladen een brief verspreid met de titel ‘Betreft: Weigering contract door VGZ → Overstappen van zorgverzekeraar’ (hierna: brief Afbouwmedicatie).
2.3.
In de brief Afbouwmedicatie staat, voor zover hier van belang, het volgende:
‘ Zorgverzekeraar VGZ (en daarmee alle daaronder vallende labels) heeft geweigerd om voor 2021 een contract aan te gaan met Regenboog Apotheek en Apotheek Tolakker (...).
Dit betekent dat de apotheken in Bavel vanaf 2021 geen contract hebben met de VGZ-groep.
Dit geldt sinds 2014 al voor de zorgverzekeraars van Zilveren Kruis/Achmea en zodoende dat we u willen informeren over de aangepaste afwikkelingen die nodig zullen zijn.
De makkelijkste oplossing om dit te voorkomen is overstappen naar een gecontracteerde
zorgverzekeraar van bijvoorbeeld CZ, Menzis of DSW.
Via deze weg willen we u informeren dat het een eenzijdige beslissing van VGZ (en destijds Achmea) is. Regenboog Apotheek en Apotheek Tolakker hebben gevraagd om de continuering van het contract, maar VGZ weigerde dit. Deze beslissing betekent voor een grote groep mensen een verandering m.b.t. de vergoeding van de zorg die zij krijgen uit de apotheek. Hieronder de mogelijke opties om de zorg bij Regenboog Apotheek en/of Apotheek Tolakker te blijven:
U stapt over naar een zorgverzekeraar waar wel een contract mee is. Er verandert dan niets voor u en u kunt de zorg op dezelfde manier in de apotheek halen.Iedere zorgverzekeraar heeft dezelfde basisverzekering en is wettelijk verplicht u hiervoor te accepteren. Uw nieuwe zorgverzekeraar regelt ook alles met uw oude zorgverzekeraar.
U neemt een restitutiepolis bij VGZ of Achmea. U krijgt dan 100% vergoed door VGZ of Achmea. Met een restitutiepolis heeft u vrije keus van zorgverlener. U dient de zorg wel zelf te declareren met de ontvangen factuur. Een restitutiepolis is iets duurder dan een naturapolis.
Zoals gesteld is het meest eenvoudig omover te stappen naar een gecontracteerde
zorgverzekeraar. Indien u hierbij hulp en/of ondersteuning wilt kunt u kosteloos mailen naar
dupon@regenboogapotheek.nl. Er zal dan contact opgenomen worden om een optimale keuze voor u te maken voor de zorgverzekeraarskeuze voor 2021 (....)
NB. Mogelijk heeft u hierover nog niets van VGZ gehoord. De reden hiervoor is dat zij u niet informeren, omdat u dan bij VGZ blijft. Zij hoeven dan maar 75% van de zorg te vergoeden omdat het dan ongecontracteerde zorg is (...).
Regenboog levert naast de ‘normale medicatie’ ook ADHD-medicatie, medicatie op maat en afbouwmedicatie in Taperingstrips. Vooral de Taperingstrips is voor VGZ een doorn in het oog. Deze medicatie wordt volgens de richtlijnen bereid en geleverd. Deze zou zodoende vergoed moeten worden. De rechter heeft zich hier ook al over uitgesproken en gesteld dat VGZ moet vergoeden. VGZ is (ondanks dat zij stelde het vonnis op te volgen) op het laatste moment in hoger beroep gegaan omdat zij zo min mogelijk willen vergoeden; ook al heeft de patiënt recht op deze vergoeding (..)
U kunt de zorginkoper van VGZ bereiken voor eventuele toelichting op de beslissing van VGZ:
• [Z] (voorzieningenrechter: gevolgd door mobiel nummer en zakelijk e-mailadres
) (..)
Regenboog Apotheek zal doorgaan met het leveren van zorg, ongeacht het machtsmisbruik van de zorgverzekeraar waarmee de zorgverzekeraar de patiënten dupeert. Zorg is een eerste levensbehoefte en hier dient geen misbruik van gemaakt te worden over de rug van de patiënten’.
2.4.
Regenboog heeft op 29 december 2020 het volgende geschreven aan haar patiënten die in 2020 ADHD-medicatie via Regenboog hadden ontvangen:
“Vergoedingen apotheekbereide ADHD-medicatie voor VGZ-verzekerden
Geachte heer / mevrouw,
Uit ons systeem is gebleken dat u in 2019 en/of 2020 ADHD-medicatie van Regenboog
Apotheek Scharlo heeft ontvangen en dat u toen verzekerd was bij VGZ-groep’.
Het betreft de medicatie:
• Methylfenidaat retard
• Dexamfetamine
• Dexamfetamine retard
• Dexmethylfenidaat retard
Deze medicatie werd/wordtnietvergoed door VGZ. Enkel de dexamfetamine 2,5mg
werd/wordt vergoed. Regenboog Apotheek heeft geconstateerd dat VGZ deze medicatie voor een aantal patiënten wél vergoedt. Ondanks navraag bij VGZ is er geen onderbouwing gekomen
waarom VGZ de ADHD-medicatie voor sommige patiënten wel, maar voor veel patiënten
niet vergoedt.
De basisverzekering isvoor iedereen gelijken dit betekent dat iedereen gelijk behandeld zou
moeten worden m.b.t. de vergoeding. Het is voor Regenboog Apotheek onbegrijpelijk
waarom, en op welke gronden, VGZ dit onderscheid maakt.
Indien dit onderscheid niet gemaakt zou worden, en de vergoeding voor iedereen zou
gelden, dan zou Regenboog Apotheek deze zorg ook kunnen declareren en VGZ de medicatie vergoeden. U zou de factuur van deze medicatie dan niet ontvangen hebben.
Indien u de medicatie (met terugwerkende kracht) vergoed wilt krijgen kunt u bij VGZ eisen
dat zij de medicatie ook voor u vergoeden, net zoals ze voor andere patiënten doen of
hebben gedaan.
De afspraken over de ADHD-medicatie kunt u navragen bij Zorginkoop:
• [Z] : (voorzieningenrechter: gevolgd door mobiel nummer en zakelijk e-mailadres)
Indien er gesteld wordt dat er een medische beoordeling nodig is voor uw aanvraag kunt u
deze verzoeken via Medische Beoordelingen van VGZ:
• [B] : (voorzieningenrechter: gevolgd door mobiel nummer en zakelijk
e-mailadres)
We vertrouwen erop dat VGZ het gelijkheidsbeginsel naleeft en alle patiënten dezelfde
vergoeding geeft.
Vertrouwende u voldoende te hebben geïnformeerd”.
2.5.
Regenboog heeft vanaf 1 januari 2021 in een bijlage bij het standaardformulier voor verzekerden het volgende vermeld:
“Geachte heer / mevrouw,
Regenboog Apotheek heeft u in de afgelopen periode op maat gemaakte medicatie geleverd.
Zoals voor alle medicijnen geldt zitten er regels aan de vergoedingen voor medicatie. Er zijn
zorgverzekeraars die de medicatie wel vergoeden, maar ook zorgverzekeraars die de medicatie helemaal niet vergoeden. Deze medicatie dient dan door de patiënt betaald te worden. De op maat gemaakte medicatie wordt door veel zorgverzekeraars tot deze groep gerekend. Deze informatie heeft u ontvangen via de bijsluiter bij de medicatielevering en dit stond vermeld op de medicatie zelf.
Voor de op maat gemaakte afbouwmedicatie (Taperingstrips) geldt dat de zorgverzekeraars vanDSW(alle afbouwmedicatie) enENO(afbouwmedicatie voor SSRI’s en SNRI’s) de
afbouwmedicatie (Taperingstrips) vergoeden uit het basispakket. Alle overige zorgverzekeraars vergoeden de afbouwmedicatie (Taperingstrips) niet en moeten dit per individu beoordelen.
Voor de op maat gemaakte medicatie (zoals bijvoorbeeld fluoxetine) geldt dat enkel DSW heeft aangegeven deze medicatie te vergoeden. Overige zorgverzekeraars moeten dit per individu beoordelen.
In december 2019 heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld dat de afbouwmedicatie
(Taperinstrip) vergoed moet worden. Tot op heden houden de zorgverzekeraars zich hier nog niet aan, maar u kunt hen verwijzen naar het vonnis:ECLI:NL:RBGEL:2019:5935.
We adviseren iedereen om de factuur sowieso in te dienen bij de zorgverzekeraar, want dc
medicatie dient vergoed te worden. Zeker als uw declaratie wordt ingediend met de
onderbouwing van uw behandelaar. Hierin moet staan waarom u op die manier heeft
afgebouwd (bijv. eerdere mislukte pogingen, lang gebruik hoge dosering, angst voor afbouwen).
Indien uw zorgverzekeraar de medicatie niet vergoedt (en dus in strijd met het vonnis handelt) zullen zij dit moeten onderbouwen richting u. Zonder een individuele beoordeling is ergeengrondslag voor het weigeren van de vergoeding.
Indien u geen medische noodzaak verklaring heeft adviseren we u om deze bij uw behandelaar aan te vragen. De behandelaar kan dan schriftelijk verklaren dat de afbouw medisch noodzakelijk was en dit kunt u meesturen naar uw zorgverzekeraar.
Met een aantal zorgverzekeraars heeft Regenboog Apotheekgeencontract. Wij kunnen u
zodoende geen informatie geven over de vergoedingsbeslissingen. Voor vragen over de
vergoedingen van ongecontracteerde zorgverzekeraars kunt u contact opnemen met:
VGZ: dhr. [Z] (Zorginkoop) (voorzieningenrechter: gevolgd door mobiel nummer en zakelijk e-mailadres)
VGZ: mevr. [B] (Medische Beoordelingen (voorzieningenrechter: gevolgd door mobiel nummer en zakelijk e-mailadres)
Zilveren Kruis: (..)
Zij kunnen u informeren over de beslissingen/onderbouwingen rondom de vergoedingen”.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert samengevat - Regenboog op straffe van een dwangsom
te verbieden onjuiste mededelingen te doen en te gebieden deze te rectificeren,
te verbieden persoonsgegevens van medewerkers van VGZ in strijd met de AVG aan derden te verstrekken,
te gebieden alle onjuistheden te rectificeren en alle eerdere ontvangers van de mededelingen van Regenboog in kennis te stellen dat de persoonsgegevens van [Z] en [B] in strijd met de AVG aan hen zijn verstrekt,
te verbieden zonder vergunning verzekeringsadvies te verstrekken aan haar patiënten,
te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Op de grondslagen van deze vorderingen van VGZ en het verweer van Regenboog
wordt hierna ingegaan bij “De beoordeling”.

4.De beoordeling

Achtergrond van het geschil

4.1.
Het abrupt staken van het gebruik van antidepressiva kan leiden tot een ADS-syndroom. [2] Een patiënt kan hierbij diverse vormen van onttrekkingsverschijnselen gaan vertonen. Daarom wordt veelal aangeraden om het gebruik van antidepressiva af te bouwen. Vanaf 2015 is discussie ontstaan over de vergoeding van afbouwmedicatie van anti-depressieve medicijnen. Regenboog had hiertoe een zogenaamde ‘taperingstrip’ ontwikkeld. Een taperingstrip is een hulpmiddel met als doel het medicijngebruik van patiënten in kleine stappen af te bouwen. Het bestaat uit een rol met 28 dagdoseringen in de vorm van tabletten of capsules, waarbij de dosis werkzame stof elke dag lager is. Een taperingstrip is maatwerk in die zin, dat de strip voor iedere patiënt apart wordt samengesteld. Met het gebruik van een of meer taperingstrips kan het medicijngebruik in een aantal weken of maanden geheel worden afgebouwd. De door Regenboog samengestelde tabletten of capsules in de taperingstrip zijn apotheekbereidingen. Het gaat daarom om ‘magistraal bereide’ afbouwmedicatie.
4.2.
De meeste zorgverzekeraars (waaronder VGZ) hebben zich op het standpunt gesteld dat de taperingstrip in de huidige vorm niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat deze niet als ‘rationele farmacotherapie’ kan worden aangemerkt.
4.3.
Na overleg tussen apothekers, patiënten, huisartsen en psychiaters is een zogenoemd Multidisciplinair Document “afbouwen SSRI’s & SNRI’s” opgesteld.
Dat document geeft aanbevelingen voor de afbouw van antidepressiva. VGZ hanteert dit document vanaf 1 januari 2019 als uitgangspunt voor de vergoeding van afbouwmedicatie. In haar beleid is opgenomen dat de begeleiding van de patiënt door voorschrijver en/of apotheker bij de afbouw essentieel is.
Voor patiënten met een risico op ADS is in het document een voorbeeld opgenomen van een afbouwschema:
Partijen bij dit kort geding zijn het niet eens over de toepassing van de aanbevelingen uit het document.
Het geschil in dit kort geding
4.4.
Partijen hebben gedurende vele jaren een zorgovereenkomst met elkaar gehad.
In een brief van 25 september 2020 heeft VGZ melding gemaakt van het niet nakomen van afspraken door de zes apotheken van Regenboog. Daarom zegde VGZ per die datum de overeenkomst op tegen 1 januari 2021. Hierdoor zou er per die datum geen overeenkomst meer zijn met Regenboog.
Op 9 december 2020 was er geen nieuw contract en heeft Regenboog de hiervoor onder 2.3 geciteerde brief gestuurd. Daarna heeft Regenboog op 29 december 2020 aan patiënten de ADHD-brief gestuurd (2.4). Vanaf 1 januari 2021 heeft Regenboog ten slotte aan patiënten een bijlage bij het standaardformulier gestuurd (2.5).
VGZ stelt dat Regenboog in deze communicatie feitelijk onjuiste en misleidende mededelingen heeft gedaan. Hierdoor handelt Regenboog onrechtmatig jegens VGZ en haar twee met naam genoemde medewerkers [Z] en [B] .
Spoedeisend belang
4.5.
De voorzieningenrechter moet allereerst de vraag beantwoorden of VGZ een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen tegen Regenboog. Dat is zo. VGZ wenst immers in haar ogen onrechtmatige mededelingen recht te zetten en dat is naar zijn aard spoedeisend. VGZ heeft na haar sommatie van 21 februari 2021 op 18 maart 2021 dit kort geding aangevraagd. Daarmee heeft zij niet – zoals Regenboog stelt – zo lang ‘stil gezeten’ dat het spoedeisend belang daarmee is verdwenen.
Inhoudelijke beoordeling4.6. Toewijzing van de vorderingen van VGZ zou een beperking inhouden van het grondrecht van Regenboog op vrijheid van meningsuiting. [3]
Het is vaste rechtspraak dat dit recht slechts kan worden beperkt, indien dat bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. [4] Zo een voorziening is de regeling van de onrechtmatige daad. [5]
Voor het antwoord op de vraag of de mededelingen van Regenboog jegens VGZ een onrechtmatige daad opleveren, moeten alle omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
Die omstandigheden kunnen onder meer zijn:
(a) de aard van de gepubliceerde mededelingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor VGZ en [Z] en [B] ,
( b) de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die door Regenboog aan de kaak wordt gesteld en
( c) de mate waarin de mededelingen van Regenboog steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
I.
Onrechtmatige mededelingen
4.7.
Hierna zal de voorzieningenrechter per onderdeel nagaan of er sprake is van onrechtmatige uitlatingen van Regenboog en zo ja, of die gerectificeerd zouden moeten worden.
Brief Afbouwmedicatie
4.7.1.
Regenboog vermeldt in de brief Afbouwmedicatie dat VGZ heeft geweigerd een nieuw contract aan te gaan. VGZ stelt dat dat onjuist is, omdat de onderhandelingen in december 2020 nog in volle gang waren.
De zorgovereenkomst tussen partijen had een doorlopend karakter. Zonder de opzegging door VGZ per 25 september 2020 zou er dus per 1 januari 2021 een nieuwe overeenkomst gelden.
Volgens het “inkoopbeleid farmaceutische zorg 2021” van VZG hadden partijen uiterlijk op 1 november 2020 een nieuwe basisovereenkomst moeten ondertekenen. Voor Regenboog golden in 2020 15 aanvullende voorwaarden, die Regenboog niet zou zijn nagekomen.
Van die voorwaarden hadden er 11 betrekking op het verschil van inzicht over de vergoeding van de afbouwmedicatie. VGZ heeft niet onderbouwd op welk onderdeel er nog tussen partijen werd onderhandeld. Dat Regenboog op 9 december 2020 heeft meegedeeld dat VGZ heeft geweigerd een nieuwe overeenkomst per 1 januari 2021 aan te gaan is daarom niet onjuist of misleidend. Dat geldt temeer, omdat een eventuele overstap naar een andere zorgverzekeraar door verzekerden in beginsel vóór 1 januari 2021 moest worden gemaakt.
4.7.2.
VGZ heeft voor een onderbouwing van haar standpunt verwezen naar een besluit van 22 december 2020 van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). In dat besluit zou deze autoriteit Regenboog een aanwijzing hebben gegeven in verband met het doen van onjuiste mededelingen. Regenboog stelt tegen dit besluit beroep te hebben ingesteld. Dit besluit maakt geen deel uit van de stukken van dit kort geding. De voorzieningenrechter kan daarom niet nagaan op welke mededelingen van Regenboog die aanwijzing ziet en gaat er daarom verder aan voorbij.
4.7.3.
Regenboog heeft in de brief Afbouwmedicatie meegedeeld dat het gevolg van het ontbreken van een nieuwe zorgovereenkomst met VGZ voor patiënten veranderingen zou gaan meebrengen. Ook dat is juist. Verzekerden zouden immers via VGZ vanaf 1 januari 2021 75% van de door Regenboog verleende zorg vergoed krijgen in plaats van 100%.
4.7.4.
Verder stelt Regenboog dat VGZ het vonnis van 19 december 2019 [6] van de rechtbank Gelderland niet nakomt. VGZ stelt dat zij dat wel doet.
Om deze mededelingen op juistheid te onderzoeken, zal eerst het relevante deel van dat vonnis worden weergegeven. De procedure werd gevoerd tussen de Vereniging Afbouwmedicatie als eiseres en VGZ als gedaagde. Bij de beoordeling heeft de rechtbank het Multidisciplinair Document (zie 4.3) als uitgangspunt genomen:
“4.14 De rechtbank stelt voorop dat het document als uitgangspunt neemt dat geleidelijke afbouw van antidepressiva minder (vaak) onttrekkingsverschijnselen oplevert dan abrupt stoppen, reden waarom in alle gevallen voor geleidelijke afbouw wordt gekozen. Dat afbouwmedicatie voldoende gezondheidswinst oplevert ten opzichte van abrupt stoppen, is zonder meer aanvaard. De mate waarin antidepressiva effectief kunnen worden afgebouwd (qua tempo en/of doseringsstappen) hangt volgens het document af van de aanwezigheid of afwezigheid van risicofactoren voor onttrekkingsverschijnselen.
(…)
Bij aanwezigheid van één of meer risicofactoren voor onttrekkingsverschijnselen kan in overleg met de patiënt worden gekozen voor een meer geleidelijk afbouwschema. In het document is vermeld dat afbouw tot de minimaal effectieve dagdosering nog op dezelfde manier kan plaatsvinden. Als hierbij ernstige onttrekkingsverschijnselen optreden, kan in overleg met de patiënt ook voor dit deel worden gekozen voor een meer geleidelijke afbouw (qua tempo en/of doseringsstappen). Vanaf de minimaal effectieve dagdosering wordt voor de afbouw verwezen naar tabel 3 van het document. Daarin zijn voorbeelden van afbouwschema’s per werkzame stof opgenomen met doseringsstappen van een week, waarbij de afbouwmedicatie eerst na 9 respectievelijk 10 weken wordt gestaakt.
(…)
4.17 De rechtbank is van oordeel dat de vereniging onvoldoende heeft aangevoerd om de effectiviteit van een meer geleidelijke afbouw desalniettemin in
alle gevallen (cursivering voorzieningenrechter)aan te kunnen nemen.
(…)
4.20 Vastgesteld kan worden dat bij afbouw van antidepressiva op de in het document weergegeven wijze, die voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, vanaf stap 2 van tabel 3 gebruik zou dienen te worden gemaakt van vloeibare medicatie (druppels of suspensie), althans indien wordt uitgegaan van de thans beschikbare geregistreerde doseringen antidepressiva. Capsules/tabletten zijn immers niet in die doseringen beschikbaar.
(…)
4.21
De rechtbank is van oordeel dat naar de stand van de wetenschap en praktijk van dit moment kan worden aangenomen dat, gelet op de genoemde in het document beschreven bezwaren en belangrijke risico’s van vloeibare antidepressiva, deze niet zonder meer effectief zijn. Het is aan de arts en/of apotheker om te beoordelen of een patiënt bij het afbouwen van antidepressiva desondanks gebruik kan maken vloeibare medicatie of een suspensie. Het is niet aan VGZ om dat te toetsen, ook niet nadat het afbouwen heeft plaatsgevonden. Indien vloeibare medicatie volgens de arts niet is aangewezen, is dat voldoende.
(…)
4.22
De rechtbank benadrukt nog dat het document het mogelijk maakt om bij medische noodzaak al bij aanvang van het afbouwen van de antidepressiva af te wijken van tabel 2 en 3.
Dit ligt in het domein van de arts. De rechtbank merkt hierbij nog op dat het afbouwen steeds in overleg met de patiënt dient te worden besproken en geëvalueerd.
(…)
4.24
VGZ mag (…) voorwaarden stellen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Dat geldt ook voor verzekerden waarbij sprake is van een verhoogd risico op onttrekkingsverschijnselen. Dan dient bij het afbouwen in beginsel afbouw met geregistreerde doseringen tot de minimaal effectieve dagdosering en daarna overeenkomstig tabel 3 plaats te vinden. Indien de subsidiaire vordering onder I. zou worden toegewezen, zou dat betekenen dat VGZ gehouden zou zijn bij patiënten met een verhoogd risico op onttrekkingsverschijnselen (reeds) bij aanvang aan direct magistraal bereide geneesmiddelen te vergoeden. Dat is niet in lijn met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen. Immers een onderbouwing van een arts is in dat geval vereist.
(…)
4.25
De vordering onder V. is wel toewijsbaar. Het is VGZ niet is toegestaan de vergoeding te weigeren met als reden dat het magistraal bereide geneesmiddel ook door een geregistreerd geneesmiddel in vloeibare vorm kan worden vervangen. Indien de behandelend arts van mening is dat het afbouwen met vloeibare medicatie niet passend is, dient vergoeding van magistraal bereide afbouwmedicatie plaats te vinden, zonder dat VGZ dit (achteraf) toetst.
4.26
De vordering onder VI. (verklaring voor recht dat voor de aanspraak op vergoeding niet als voorwaarde kan worden gesteld dat een verzekerde eerst het schema in tabel 3 moet hebben gevolgd) zal worden afgewezen. VGZ heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend en toegezegd dat, indien voorafgaand aan het afbouwen een onderbouwing van een arts voorhanden is dat het niet mogelijk is om af te bouwen overeenkomstig tabel 3, ook dan vergoeding van de afbouwmedicatie zal plaatsvinden. De vereniging heeft dan ook geen belang meer bij toewijzing van deze vordering.
(…)
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat bij de afweging of aanspraak bestaat op vergoeding van een magistrale bereiding bij afbouwmedicatie van antidepressiva VGZ de vergoeding niet mag weigeren met als reden dat de sterkte van het magistraal bereide geneesmiddel ook door middel van een geregistreerd geneesmiddel in vloeibare vorm bereikt zou kunnen worden;”
VGZ heeft in antwoord op vragen van het televisieprogramma Zembla (over het onderwerp Afbouwmedicatie) meegedeeld dat zij in 2019 en 2020 geen enkele onderbouwde vergoedingsaanvraag heeft gehonoreerd, zoals in rechtsoverweging 4.26 van het vonnis is bedoeld.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft de voorzieningenrechter gevraagd of er vergoedingen zijn toegekend, indien voorafgaand aan het afbouwen een onderbouwing van een arts voorhanden is dat het niet mogelijk is om af te bouwen overeenkomstig tabel 3. VGZ heeft geantwoord dat zij dergelijke verzoeken heeft afgewezen. VGZ beoordeelt een aanvraag op economische gronden en taperingstrips zijn relatief nog steeds heel duur. Ter zitting verklaarden partijen dat een taperingstrip gemiddeld ongeveer even duur is als tien maanden ‘doorslikken’ van anti-depressieve medicijnen (exclusief eventuele consulten). VGZ vergoedt volgens tabel 3 en anders niet.
4.7.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Regenboog ook op dit onderdeel geen onjuistheden in de brief Afbouwmedicatie vermeldt. VGZ heeft gelijk waar zij stelt dat de rechtbank niet heeft beslist dat VGZ alle afbouwmedicatie moet vergoeden. En mogelijk dat VGZ zich houdt aan onderdeel 5.1 van de beslissing van de rechtbank. Maar ook volgens de eigen verklaring houdt VGZ zich niet aan de toezegging, zoals die in het vonnis onder 4.26 is opgenomen. Die toezegging vormde de aanleiding voor de rechtbank om vordering VI van Vereniging Afbouwmedicatie af te wijzen.
4.7.6.
De conclusie is dat Regenboog zich in de brief Afbouwmedicatie niet onrechtmatig jegens VGZ heeft uitgelaten.
VGZ heeft onderbouwd dat verzekerden zich in 2020 bij haar hebben uitgeschreven en dat een meer dan gemiddeld aantal daarvan behoorde tot de klantenkring van Regenboog. Gelet op de conclusie van de voorzieningenrechter kan de vraag of dit het gevolg is van de brief van Regenboog of het gevolg van het vergoedingenbeleid van VGZ verder in het midden blijven.
Standaardformulier
4.7.7.
In de bijlage bij het standaardformulier vermeldt Regenboog dat alleen de zorgverzekeraars DSW en ENO afbouwmedicatie met taperingstrips vergoeden.
Die mededeling is niet onjuist of misleidend.
4.7.8.
Regenboog is in de bijlage te stellig met haar mededeling dat de rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de afbouwmedicatie met taperingstrips vergoed moet worden. Dat is namelijk niet in alle gevallen zo. Regenboog voegt daar aan toe dat er zeker vergoed moet worden, als de declaratie wordt ingediend met een onderbouwing van de behandelaar waarin wordt aangegeven waarom op die manier is afgebouwd. Deze nuancering maakt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat ook deze vermelding niet onrechtmatig is, zeker gelet op het kader waarbinnen moet worden getoetst (zie 4.6 hiervoor).
De Transparantieregeling
4.7.9.
Beide partijen doen een beroep op de Transparantieregeling. [7] Daarin zijn door de NZa voor zorgaanbieders zoals Regenboog verplichtingen opgenomen, waaraan die zorgaanbieders moeten voldoen. In de regeling wordt uitgewerkt welke informatie de zorgaanbieder moet verstrekken.
Uit de toelichting blijkt het doel van de regeling: de consument moet in staat zijn om een keuze te maken welke zorg hij wil ontvangen en van wie hij deze zorg wil ontvangen. Daarnaast moet de consument op de hoogte zijn van de kosten en vergoedingen van zorg.
De Transparantieregeling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 4 Informatieverstrekking
De zorgaanbieder informeert de consument over datgene dat voor de consument van belang is om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en te ontvangen.
De zorgaanbieder informeert de consument over prestaties die geleverd worden.
(…)
5. De zorgaanbieder informeert de consument over eventuele eigen betalingen.
Artikel 5 Tijdigheid en vergelijkbaarheid
1. De in artikel 4 bedoelde informatie moet tijdig aan de consument worden verstrekt.
4.7.10.
De toelichting op de Transparantieregeling vermeldt het volgende.
Het is voor de consument van belang om te weten welke kosten van de zorg hij zelf moet betalen. Als de consument (een deel van) de kosten van de zorg zelf moet betalen, dan is het van belang dat de zorgaanbieder de consument informeert om welke kosten het gaat en, voor zover mogelijk, hoe hoog deze kosten zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kosten van onverzekerde zorg en kosten die de consument eerst zelf betaalt en vervolgens declareert bij zijn zorgverzekeraar.
Een voorbeeld van een informatieverplichting is het informeren van de consument over het al dan niet hebben van een contract met de zorgverzekeraar van de consument. Daarbij valt te denken aan de situatie dat de zorgaanbieder geen contract heeft met de zorgverzekeraar. In dat geval moet de zorgaanbieder de consument hierover informeren en aangeven dat de consument mogelijk een deel van de zorg zelf moet betalen of een beperkte vergoeding krijgt.
4.7.11.
Anders dan VGZ heeft bepleit, voldoet de informatie die Regenboog heeft verstrekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de doelstelling en voorschriften van de Transparantieregeling.
4.7.12.
VGZ heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat dat niet het geval is, verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag. [8] Die verwijzing is om verschillende redenen niet juist. Allereerst was de rechtsvraag in die zaak een andere dan die waarop nu moet worden beslist. Daarnaast ging het in die uitspraak onder meer om een Beleidsregel van de NZa die in 2014 was ingevoerd, maar sinds 1 februari 2020 niet meer geldt. En ten slotte had het ziekenhuis in die zaak als zorgaanbieder nu juist patiënten ingelicht, zoals Regenboog in deze zaak ook heeft gedaan. Daarvan oordeelde de rechtbank dat de zorgaanbieder niet meer had kunnen doen dan dat, maar niet dat dit onjuist of onrechtmatig zou zijn. [9]
4.7.13.
De conclusie van het voorgaande is dat Regenboog in overeenstemming met de Transparantieregeling haar patiënten heeft ingelicht.
ADHD-brief
4.7.14.
Op 10 februari 2020 heeft Regenboog bij VGZ geïnformeerd waarom VGZ ADHD-medicatie van Regenboog niet vergoedt, terwijl haar gebleken was dat in andere gevallen die medicatie wel werd vergoed. In het bericht wordt vermeld dat VGZ na een eerder gesprek daarover had aangekondigd een schriftelijke onderbouwing te verstrekken.
In een reactie op 24 februari 2020 heeft [Z] namens VGZ meegedeeld dat het ging om een bijzondere regeling in opdracht van het ministerie van justitie en dat het niet om een zorgverzekering ging. De regeling was niet vergelijkbaar met de polisvoorwaarden van VGZ en had daarom niets te maken met de vergoedingen voor ‘reguliere’ verzekerden, aldus [Z] .
4.7.15.
De voorzieningenrechter is het met VGZ eens dat het niet aangaat om 10 maanden later aan patiënten de ADHD-brief te sturen. Weliswaar heeft VGZ geen schriftelijke onderbouwing gegeven, maar wel een toelichting, waarom aan bepaalde patiënten een vergoeding voor ADHD-medicatie is toegekend. De vordering onder a. zal daarom op dit punt worden toegewezen.
Voor een aparte rectificatie ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
II.
Overtreding AVG
4.8.
Het tweede verwijt van VGZ ziet op het verstrekken van de namen en zakelijke telefoonnummers van [Z] en [B] bij de hiervoor verzonden communicatie aan patiënten van Regenboog.
4.9.
Volgens de bepalingen van de AVG moeten persoonsgegevens worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. [10] Ook moeten die gegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen de gegevens vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt. [11]
4.10.
Anders dan Regenboog is de voorzieningenrechter van oordeel dat het evident is dat het hier gaat om persoonsgegevens in de zin van de AVG. [12] In de brieven worden de voornaam, de naam en het zakelijke telefoonnummer van [Z] en [B] vermeld en ook het zakelijke e-mailadres, waarin hun naam voorkomt. Regenboog heeft die gegevens verkregen van VGZ in het kader van de zorginkoop en het sluiten van een overeenkomst tussen VGZ en Regenboog. Regenboog verwerkt de persoonsgegevens in de zin van de AVG door ze aan haar patiënten te verstrekken door middel van doorzending en verspreiding. Regenboog stelt dat patiënten daardoor gemakkelijker aan de juiste informatie van VGZ kunnen komen. Dat is een heel ander doel dan waarmee [Z] en [B] hun gegevens aan Regenboog hebben verstrekt en daarmee dus in strijd met de AVG.
4.11.
Voor [Z] en [B] heeft een en ander tot het vervelende gevolg geleid dat zij op hun privé-adres een anonieme brief hebben ontvangen van een persoon die schrijft verzekerde van VGZ te zijn. Ter zitting hebben zij die brief met envelop getoond. Voor hen heeft de inhoud van de brief een dreigend karakter. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van Regenboog verklaard dat zeer vervelend te vinden, maar dat Regenboog die privé-adressen niet heeft verstrekt en deze adressen zelfs niet eens kent.
De voorzieningenrechter wil dat zonder meer aannemen, maar het kan natuurlijk zeer goed zijn dat een verzekerde op internet is gaan speuren en op de een of andere manier achter het adres is gekomen.
4.12.
Regenboog stelt dat patiënten bij de klantenservice of algemene medewerkers van VGZ niet de juiste informatie krijgen. Dat mag zo zijn, maar het is niet aan Regenboog om dan maar in algemene zin, vooraf, aan iedere patiënt de gegevens van medewerkers te verstrekken.
Het is aan VGZ om haar vergoedingsbeleid uit te leggen en niet aan Regenboog om te kiezen wie van VGZ daarvoor verantwoording zou moeten afleggen.
4.13.
Regenboog heeft ook nog aangevoerd dat de gegevens van [Z] al sinds 2017 in brieven van Regenboog worden vermeld. Dat mag zo zijn, maar dit geldt in ieder geval niet voor de gegevens van [B] .
En bovendien had VGZ als aanvullende voorwaarde 10 bij het contract voor 2020 het volgende opgenomen:
“De Zorgaanbieder deelt geen contactgegevens van werknemers van de Zorgverzekeraar met verzekerden van de Zorgverzekeraar.”
Een al dan niet stilzwijgende toestemming van [Z] of [B] voor het verwerken van hun persoonsgegevens is er dus niet.
4.14.
Regenboog heeft ten slotte nog gewezen op een interview met De Correspondent, waarin [Z] met naam wordt genoemd en een foto van hem is afgedrukt. Het feit dat [Z] kennelijk aan de desbetreffende journalist toestemming heeft gegeven om zijn naam te vermelden, houdt uiteraard nog niet in dat vervolgens ieder ander zijn persoonsgegevens mag verwerken. Aan deze verwijzing van Regenboog gaat de voorzieningenrechter daarom verder voorbij.
4.15.
Gelet op het voorgaande is de conclusie dat de vermelding van de namen van [Z] en [B] in strijd is met hun recht op privacy, zoals beschermd door de AVG.
De vordering onder b. zal daarom worden toegewezen en ook de vordering onder c. op dit onderdeel. [Z] en [B] hebben ter zitting verklaard zich ervan bewust te zijn dat de rectificatie er mogelijk toe zal leiden dat verzekerden de oude berichten zullen opzoeken en dat hun namen opnieuw onder de aandacht komen.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd.
4.16.
De vorderingen onder b. en c. zijn mede ingesteld door [Z] en [B] zelf. Daarom kan in het midden blijven of VGZ als goed werkgever op grond van artikel 7:611 BW verplicht is om deze procedure op eigen naam voor haar werknemers te voeren.
III.
Geven van verzekeringsadvies
4.17.
Het derde onderdeel van de verwijten is de stelling van VGZ dat Regenboog de Wet op het financieel toezicht (Wft) overtreedt door in de Brief Afbouwmedicatie onjuist en onbevoegd verzekeringsadvies te geven en bemiddeling aan te bieden bij de keuze voor een zorgverzekering. VGZ bestrijdt niet dat Regenboog een vraag mag beantwoorden van een individuele patiënt over de vergoeding van bepaalde medicatie die door Regenboog aan die patiënt wordt verstrekt. [13] VGZ stelt echter dat het verzekeringsadvies in de Brief Afbouwmedicatie aan
allepatiënten wordt gegeven.
Voor het gemak en de leesbaarheid wordt hieronder het desbetreffende citaat nogmaals opgenomen:
“Dit betekent dat de apotheken in Bavel vanaf 2021 geen contract hebben met de VGZ-groep.
De makkelijkste oplossing om dit te voorkomen is overstappen naar een gecontracteerd.
zorgverzekeraar van bijvoorbeeld CZ, Menzis of DSW.
Hieronder de mogelijke opties om de zorg bij Regenboog Apotheek en/of Apotheek Tolakker te blijven:
U stapt over naar een zorgverzekeraar waar wel een contract mee is. Er verandert dan niets voor u en u kunt de zorg op dezelfde manier in de apotheek halen.Iedere zorgverzekeraar heeft dezelfde basisverzekering en is wettelijk verplicht u hiervoor te accepteren. Uw nieuwe zorgverzekeraar regelt ook alles met uw oude zorgverzekeraar.
U neemt een restitutiepolis bij VGZ of Achmea. U krijgt dan 100% vergoed door VGZ of Achmea. Met een restitutiepolis heeft u vrije keus van zorgverlener. U dient de zorg wel zelf te declareren met de ontvangen factuur. Een restitutiepolis is iets duurder dan een naturapolis.
Zoals gesteld is het meest eenvoudig om over te stappen naar een gecontracteerde
zorgverzekeraar. Indien u hierbij hulp en/of ondersteuning wilt kunt u kosteloos mailen naar
dupon@regenboogapotheek.nl. Er zal dan contact opgenomen worden om een optimale keuze voor u te maken voor de zorgverzekeraarskeuze voor 2021 (....).
NB. Mogelijk heeft u hierover nog niets van VGZ gehoord. De reden hiervoor is dat zij u niet informeren, omdat u dan bij VGZ blijft. Zij hoeven dan maar 75% van de zorg te vergoeden omdat het dan ongecontracteerde zorg is.”
4.18.
De voorzieningenrechter merkt op dat in de Wft het toezicht van de overheid op financiële instellingen (zoals banken en verzekeraars) is geregeld. De wet beschermt consumenten en bedrijven die hun geld toevertrouwen aan deze instellingen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) voert het toezicht uit op de naleving van de regels. Het is daarom allereerst de vraag of VGZ een beroep kan doen op overtreding van Regenboog van de regels van de Wft. De Wft beschermt namelijk het belang van patiënten en verzekerden en niet het belang van VGZ als verzekeraar. En het is de AFM die daartegen kan optreden.
Maar zelfs als dat het geval zou zijn, geldt het volgende.
4.19.
VGZ verwijst voor haar standpunt wat onder ‘adviseren’ in de zin van de Wft dient te worden verstaan, naar de definitie in artikel 1:1 van de Wft. Die definitie luidt als volgt:
“(b) het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke overeenkomsten waarbij een premiepensioenvordering ontstaat, van een of meer specifieke verzekeringen of van een of meer specifieke financiële instrumenten aan een bepaalde cliënt”.
In de brief beveelt Regenboog echter geen specifieke verzekering aan. Regenboog geeft slechts het onderscheid aan tussen een naturapolis en een restitutiepolis. Daarnaast wijst Regenboog op de verschillen tussen gecontracteerde en niet gecontracteerde zorg. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet Regenboog daarbij geen “aanbeveling” voor een van de verzekeringen. Er worden drie gecontracteerde verzekeraars genoemd en bij de restitutiepolis wordt zelfs VGZ als mogelijke verzekeraar genoemd. Dat kan moeilijk als onrechtmatig jegens VGZ worden beschouwd.
4.20.
VGZ voert aan dat bemiddelen in verzekeringen ook vergunningsplichtig is. Bemiddelen wordt in artikel 1:1 Wft als volgt gedefinieerd:
“alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als
tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering”
Regenboog bemiddelt niet op deze wijze. Haar werkzaamheden zijn niet gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering. Regenboog brengt haar patiënten ook niet onder bij een verzekeraar, zoals een tussenpersoon doet. Verzekerden sluiten immers hun verzekering ook niet via Regenboog af.
4.21.
Dat het verzekeringsadvies “onjuist” is, zoals VGZ stelt, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de tekst van het bericht niet af te leiden.
De voorzieningenrechter volgt VGZ wel in haar stelling dat de vergoeding die verzekerden ontvangen natuurlijk altijd afhangt van de desbetreffende polisvoorwaarden. Maar als er dekking is, dan vergoedt VGZ 75% van de kosten en gecontracteerde verzekeraars 100%. Die mededeling is juist.
De mededeling dat een restitutiepolis iets duurder is dan een naturapolis, maar dat een verzekerde bij de eerste polis wel 100% vergoed krijgt, is eveneens juist.
4.22.
De vordering onder d. zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de kosten van dit geding worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt Regenboog feitelijke onjuistheden te verspreiden onder derden (waaronder haar patiënten) over de vergoeding door VGZ van apotheekbereide ADHD-medicatie uit hoofde van een bijzondere regeling;
5.2.
verbiedt Regenboog om de persoonsgegevens van medewerkers van VGZ zonder grondslag aan derden (waaronder begrepen patiënten van Regenboog) te verstrekken op een wijze die niet in overeenstemming is met de AVG;
5.3.
veroordeelt Regenboog om aan VGZ een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere overtreding van de hiervoor onder 5.1. en 5.2. uitgesproken verboden, tot een maximum van € 150.000,-;
5.4.
gebiedt Regenboog om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis iedere ontvanger aan wie de persoonsgegevens van [Z] en/of [B] zijn verstrekt door middel van de Brief Afbouwmedicatie, de Brief ADHD-medicatie of het Standaardformulier in kennis te stellen van het feit dat deze persoonsgegevens in strijd met de AVG door Regenboog aan hen zijn verstrekt en om in aanvulling daarop de volgende zinsnede op te nemen:
“Voor vragen over het vergoedingenbeleid van apotheekbereide medicatie verzoeken wij u geen gebruik te maken van eerder verstrekte persoonsgegevens van medewerkers van VGZ, maar verzoeken wij u nadrukkelijk contact op te nemen met de klantenservice van VGZ.
Het telefoonnummer voor vragen met betrekking tot uw zorgverzekering, vergoeding en betaling is [telefoonnummer klantenservice VGZ] . De overige contactgegevens en telefoonnummers kunt u vinden op de website van VGZ. Wij verzoeken u de eerder verstrekte persoonsgegevens van medewerkers van VGZ te verwijderen”;
5.5.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 25 mei 2021.

Voetnoten

1.Zie b.v. Tweedekamervragen 26 april 2021 van de SP:
2.Antidepressivum Discontinuerings Syndroom
3.Artikel 10 lid 1 EVRM
4.Artikel 10 lid 2 EVRM
5.Artikel 6:162 BW
7.Regeling transparantie zorgaanbieders, NZa, TH/NR-018, geldend vanaf 1 februari 2020
9.Rov. 4.30 in het vonnis
10.Artikel 5 lid 1, onder a Algemene Verordening Gegevensbescherming
11.Artikel 5 lid 2, onder b AVG
12.Artikel 4, onder 1 AVG
13.Randnummer 76 in de dagvaarding