ECLI:NL:RBNHO:2021:4221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
8130035 CV EXPL 19-16656
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door ziekte van piloot

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Schiphol naar Bali via Dubai. De passagiers claimen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vertraging was het gevolg van het acuut ziek worden van een piloot, wat door de vervoerder werd aangeduid als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers een vervoersovereenkomst hadden met de vervoerder en dat de vlucht op 17 juni 2018 vertraging opliep, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Bali misten. De vervoerder heeft betwist dat zij aansprakelijk is voor de compensatie, stellende dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet te voorkomen waren.

De kantonrechter heeft de argumenten van de vervoerder beoordeeld en geconcludeerd dat het plotseling ziek worden van de piloot inderdaad een buitengewone omstandigheid opleverde. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken, waaronder het invliegen van een vervangende piloot vanuit Madrid. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder niet aansprakelijk is voor de vertraging en heeft de vordering van de passagiers afgewezen. Tevens zijn de passagiers veroordeeld in de proceskosten van de vervoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8130035 \ CV EXPL 19-16656
Uitspraakdatum: 19 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]
2. [passagier sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Emirates
statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 16 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Op 20 januari 2021 is een tussenvonnis gewezen en is een comparitie van partijen bepaald.
1.3.
Op 20 april 2021 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden en heeft de vervoerder diens standpunten aan de hand van een pleitnotitie toegelicht. De passagiers zijn bij deze gelegenheid, zonder verder bericht, niet verschenen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Schiphol naar Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) en vervolgens van Dubai naar Bali (Indonesië) op 17 juni 2018.
2.2.
De vlucht van Schiphol naar Dubai (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen en de passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Bali gemist en zijn uiteindelijk met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans € 217,80, althans een in redelijke justitie door de rechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht is onderdeel van de rotatievlucht Dubai – Schiphol – Dubai. De bemanning die de voorafgaande vlucht (Dubai – Schiphol) heeft uitgevoerd, mocht op grond van regelgeving omtrent de arbeidstijden de vlucht niet uitvoeren. Aldus stond een vervangende bemanning klaar te Schiphol om de vlucht uit te voeren. Echter, in de middag van 17 juni 2018 werd een piloot acuut onwel en gaf aan dat hij niet langer in staat was om de vlucht uit te voeren. De bedrijfsarts heeft later verklaard (productie 2 conclusie van antwoord) dat de piloot niet langer ‘fit to fly’ was en het was de piloot aldus niet toegestaan om te vliegen, ook vanwege de vliegveiligheid. Vliegen met één piloot minder is niet toegestaan en het uitvoeren van de vlucht met andere bemanningsleden van andere luchtvaartmaatschappijen is eveneens niet toegestaan. Aangezien luchthaven Schiphol voor de vervoerder geen thuisbasis is en de vervoerder niet op elk buitenstation een voltallige extra bemanning klaar heeft staan voor ieder type vliegtuig waar hij mee vliegt, moest in eerste instantie een piloot worden ingevlogen vanaf de thuisbasis Dubai. Het invliegen van een vervangende piloot kost echter veel tijd vanwege de afstand Dubai – Schiphol. Bovendien zou een ingevlogen piloot ook niet direct ingezet kunnen worden vanwege de geldende arbeidstijdenregelgeving (het in acht nemen van de wettelijk voorgeschreven rusttijd), zelfs niet als de piloot ingevlogen zou worden als passagier. Om diezelfde reden kon ook de piloot die kort voor de vlucht in London was geland, niet worden ingezet voor de uitvoering van de vlucht. Het invliegen van een vervangende piloot zou aldus al snel een vertraging opleveren van ruim 24 uur. Uiteindelijk bleek een piloot met vakantie te zijn in Madrid (Spanje). Die piloot is direct vanuit Madrid ingevlogen en heeft de vlucht, met een beperkte vertraging van 1 uur en 53 minuten, uitgevoerd. Hierdoor misten de passagiers de aansluitende vlucht naar Bali. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht naar de eindbestemming. Het onverwachts ziek worden van een piloot als gevolg van een van buiten komende oorzaak is niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder en de piloot in kwestie konden hier geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen. Dergelijke omstandigheden zijn niet te voorkomen.
4.1.
Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn. Het gevorderde bedrag is niet onderbouwd. Voor zover vast komt te staan dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, dan betwist de vervoerder de omvang van die werkzaamheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast is komen te staan dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn gearriveerd op hun eindbestemming te Bali, zodat in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen, dat hij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als hij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dat verband aangevoerd dat de piloot die de vlucht uit zou voeren acuut onwel werd en hierdoor niet meer in staat was om de vlucht uit te voeren. De vervoerder heeft dit onderbouwd met een verklaring van een arts. De passagiers betwisten dat de verklaring van de arts aangemerkt kan worden als een verklaring van waarde aangezien deze pas achteraf, nadat de piloot terug was in Dubai, is opgesteld. De kantonrechter volgt de passagiers hierin niet. Dat de verklaring van de arts achteraf is opgesteld doet in het onderhavige geval daar niets aan af. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de overgelegde verklaring een weergave bevat van het professionele en medische oordeel van de arts. Nu dat de passagiers de inhoud van de verklaring niet (voldoende) gemotiveerd hebben betwist is de inhoud daarvan komen vast te staan. Hiermee heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de piloot vlak voor het uitvoeren van de vlucht acuut onwel werd en niet meer in staat was om de vlucht uit te voeren. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat vluchten zoals de onderhavige wegens veiligheidsredenen met twee piloten moeten vertrekken en dat op het vliegveld van Schiphol – anders dan op de thuisbasis van de vervoerder – geen reservepiloten beschikbaar waren. De passagiers hebben dit niet betwist.
5.5.
Het plotseling ziek worden van een piloot kan onder bepaalde omstandigheden een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) opleveren, zoals ook is bepaald in de zaak van de kantonrechter d.d. 28 oktober 2020 – ECLI:NL:RBNHO:2020:8758. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval levert het acuut ziek worden van de piloot naar het oordeel van de kantonrechter een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) op. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. Daarbij wordt in de onderhavige zaak ook in overweging genomen dat het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij zou vergen.
5.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De vervoerder heeft toegelicht dat hij een piloot uit Madrid heeft laten overvliegen om de vlucht alsnog zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. Daardoor is de vertraging beperkt gebleven. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht vanaf Dubai naar de eindbestemming. De passagiers hebben dit niet betwist. In de gegeven situatie kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De passagiers hebben in dit verband ook niets gesteld.
5.8.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking.
5.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.10.
De gevorderde nakosten worden overeenkomstig de richtlijnen van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele sectoren en Kantonsectoren begroot op een half salarispunt conform het gebruikelijke liquidatietarief voor proceskosten tot een maximum van € 120,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 561,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 93,50 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, ten aanzien van de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter