ECLI:NL:RBNHO:2020:8758

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
7657090 \ CV FORM 19-4122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door ziekte van piloot als buitengewone omstandigheid

In deze zaak hebben vier passagiers een verzoek ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Transportes Aereos Portugueses S.A. naar aanleiding van de annulering van hun vlucht van Miami naar Lissabon op 12 mei 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder weigerde echter compensatie te betalen, met als argument dat de annulering het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk de ziekte van de piloot.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers sub 3 en 4, die minderjarig zijn, niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. De passagiers sub 1 en 2 hebben het verzoek voor zichzelf ingesteld, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder zich niet kan beroepen op de uitzonderingen van de Verordening, omdat de ziekte van de piloot als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende beschikbare vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot compensatie afgewezen en de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen op 28 oktober 2020 door kantonrechter S.N. Schipper, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7657090 \ CV FORM 19-4122
Uitspraakdatum: 28 oktober 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: M.A. Woudenberg
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 3 april 2019;
  • het aangepaste vorderingsformulier, ingekomen ter griffie op 1 mei 2019;
  • het aangepaste vorderingsformulier, ingekomen ter griffie op 8 mei 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 11 juli 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 13 december 2019;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 3 februari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Miami naar Lissabon op 12 mei 2018 en aansluitend van Lissabon naar Amsterdam op 13 mei 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Miami naar Lissabon is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat passagiers sub 3 en 4 niet bekwaam zijn zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de stukken blijkt dat zij minderjarig zijn. Om die reden zullen zij niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek. Passagiers sub 1 en 2 hebben blijkens het vorderingsformulier het verzoek ingesteld voor zichzelf en niet (ook) in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de passagiers sub 3 en 4. Dit is niet gewijzigd in de aangepaste vorderingsformulieren. Het is aan de passagiers om op de juiste wijze in het vorderingsformulier op te nemen in welke hoedanigheid zij optreden. Het enkel overleggen van een machtiging van de kantonrechter als bedoeld in artikel 1:349 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 1:253k BW, zonder enige toelichting, is onvoldoende om aan te nemen dat de passagiers sub 1 en 2 het verzoek (mede) als wettelijk vertegenwoordiger van passagiers sub 3 en 4 instellen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beoordeling van het verzoek van de passagiers sub 3 en 4. Ten aanzien van het verzoek van passagiers sub 1 en 2 (pro se) wordt als volgt overwogen.
4.3.
Vast staat dat (het eerste deel van) de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.4.
Niet in geschil is dat de piloot van de betreffende vlucht ziek was en hierdoor niet kon vliegen. Voorts heeft de vervoerder toegelicht dat vluchten zoals de onderhavige wegens veiligheidsredenen met twee piloten moeten vertrekken en dat op het vliegveld van Miami - anders dan in ‘hubs’ (de basis) van de vervoerder - geen reservepiloten beschikbaar waren. De passagiers hebben dit niet betwist. De kantonrechter oordeelt na rijp beraad - anders dan in eerdere vonnissen is geoordeeld - dat onder deze omstandigheden het ziek worden van een piloot een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) oplevert. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. Daarbij wordt in overweging genomen dat het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij zou vergen.
4.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De vervoerder heeft toegelicht dat zij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht naar de eindbestemming. De passagiers hebben dit niet betwist. Het verzoek tot compensatie zal dan ook worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart passagiers sub 3 en 4 niet-ontvankelijk in hun verzoek;
5.2.
wijst het door passagiers sub 1 en 2 verzochte af;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 420,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 105,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open