ECLI:NL:RBNHO:2021:3981

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
8649299 \ WM VERZ 20-508 CJIB-nummer: 231087148 en 8677756 \ WM VERZ 20-570 CJIB-nummer: 231087532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boetes voor overtreding van geslotenverklaring in samenhangende zaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een aantal samenhangende zaken met betrekking tot administratieve sancties opgelegd voor het overtreden van een geslotenverklaring. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boetes beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 23 februari 2021, waar de gemachtigde van betrokkene en de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd, zijn verricht, maar heeft ook geconstateerd dat de opeenstapeling van boetes leidt tot een onevenredig hoog totaalbedrag. De kantonrechter heeft in lijn met eerdere uitspraken geoordeeld dat de tweede en daaropvolgende boetes moeten worden gematigd tot 50% van het oorspronkelijke bedrag. In dit geval werd het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, en de boete met CJIB-nummer 231087148 werd gematigd tot € 70,00. De officier van justitie werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, die in totaal € 3.204,00 bedragen voor alle samenhangende zaken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige handhaving van verkeersvoorschriften en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van opeenstapeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaandam
Zaaknummer: 8649299 \ WM VERZ 20-508 CJIB-nummer: [nummer]
8677756 \ WM VERZ 20-570 CJIB-nummer: [nummer]
Uitspraakdatum : 16 maart 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats] (hierna te noemen: betrokkene).
Gemachtigde : Verkeersboete.nl, mr. N.G.A. Voorbach

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 februari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde is namens betrokkene verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Ter zitting is namens betrokkene kort samengevat aangevoerd dat betrokkene een reeks boetes heeft ontvangen en gemachtigde doet daarom een verzoek tot matiging.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boetes zijn opgelegd, is verricht. De boetes zijn dan ook terecht opgelegd.
Op grond van de geldende beleidsregels zijn er voorwaarden voor handhaving door gemeenten van een geslotenverklaring, zoals hier aan de orde. Tot die voorwaarden behoren dat op de foto van de gedraging het kenteken en de contouren van het voertuig, en het bord met de geslotenverklaring (het zogenoemde C-bord), goed zichtbaar moeten zijn. Verder moet op de foto zichtbaar zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. Indien het bord niet zichtbaar is, moet de overtreding worden onderbouwd aan de hand van schouwgegevens.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto’s die zich bij de stukken bevinden is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar er zijn wel schouwrapporten overgelegd (op de zitting of bij de stukken). Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedragingen het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard waar het gaat om het beroep tegen de boete met CJIB-nummer [nummer].
In een uitspraak van 21 oktober 2014 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:RBNHO:2014:9808) heeft de kantonrechter geoordeeld dat een opeenstapeling van boetes voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding leidt tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan boetes en dat gelet daarop de tweede en iedere daarop volgende boete moet worden gematigd tot 50% van het boetebedrag. De kantonrechter ziet geen reden om in dit geval tot een ander oordeel te komen.
Het beroep wordt daarom gedeeltelijk gegrond verklaard waar het gaat om het beroep tegen de boete met CJIB- nummer [nummer]. De beslissing van de officier van justitie zal in die zaak worden gewijzigd in die zin dat de boete wordt gematigd tot de helft.
De kantonrechter zal het verzoek om een kostenveroordeling toewijzen in de zaak waarin het beroep gedeeltelijk gegrond wordt verklaard.
De kantonrechter doet vandaag ook uitspraak in een aantal vergelijkbare zaken van andere betrokkenen, waar het eveneens gaat om het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding. Die zaken zijn behandeld op dezelfde zitting, worden behandeld door eenzelfde gemachtigde die in alle zaken vergelijkbare beroepsgronden heeft aangevoerd, en in alle zaken wordt het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie telkens om dezelfde reden gedeeltelijk gegrond verklaard.
Dit betekent dat al die zaken gezamenlijk moeten worden beschouwd als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Er is immers sprake van beroepen die door de kantonrechter gelijktijdig zijn behandeld, waarin rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en van wie de werkzaamheden in elk van
de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Gelet op het aantal samenhangende zaken (vier of meer) zal een wegingsfactor 1.5 worden toegepast.
De vergoeding van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Bpb bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft de volgende proceshandelingen ver-richt: het indienen van een beroepschrift, het bijwonen van de hoorzitting bij de officier van justitie, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het bijwonen van de zitting bij de kantonrechter. Voor elke handeling dient één punt te worden toegekend, met een waarde per punt van € 534,00. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op ‘licht’, met een wegingsfactor van 0.5.
De officier van justitie heeft verzocht om voor de hoorzitting niet 1, maar 0.5 punt toe te kennen, omdat sprake is geweest van een telefonische hoorzitting. Naar de kantonrechter begrijpt, doet de officier daarbij een beroep op artikel 2 lid 3 Bpb, waarin is bepaald dat in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het normale tarief. De kantonrechter volgt de officier van justitie daarin niet. Een telefonische hoorzitting bij de officier van justitie is een gangbare praktijk en geen uitzondering. De kantonrechter ziet dan ook niet in dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 Bpb. Dat een telefonische hoorzitting een lagere werkbelasting oplevert voor de gemachtigde van betrokkene is niet van belang. Een lagere werkbelasting is op zichzelf ook geen bijzondere omstandigheid of een reden voor een lagere proceskostenvergoeding, gelet op het systeem van vaste tarieven in het Bpb.
Het voorgaande leidt tot een door de officier van justitie te betalen bedrag aan proceskosten van in totaal € 3.204,00 (€ 534,00 x 4 x 1.5) voor alle hieronder genoemde zaken samen, te weten:
van betrokkene:
Zaaknummer 8649299 met CJIB-nummer 231087148;
van de andere betrokkenen:
Zaaknummer 8649562 met CJIB-nummer 230084925 ( [betrokkene 2] );
Zaaknummer 8690701 met CJIB-nummer 231086868 ( [betrokkene 3] )
Zaaknummer 8649213 met CJIB-nummer 231086718 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8649237 met CJIB-nummer 231086866 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8803713 met CJIB-nummer 231086999 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8618964 met CJIB-nummer 231086569 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8649248 met CJIB-nummer 231086748 ( [betrokkene 4] ).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond waar het gaat om de boete met CJIB-nummer 231087532;
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond waar het gaat om de boete met CJIB-nummer 231087148;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete met CJIB- nummer 231087148 wordt gematigd tot een bedrag van € 70,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 3.204,00, voor alle hieronder genoemde zaken samen, te weten:
van betrokkene:
Zaaknummer 8649299 met CJIB-nummer 231087148;
van de andere betrokkenen:
Zaaknummer 8649562 met CJIB-nummer 230084925 ( [betrokkene 2] );
Zaaknummer 8690701 met CJIB-nummer 231086868 ( [betrokkene 3] );
Zaaknummer 8649213 met CJIB-nummer 231086718 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8649237 met CJIB-nummer 231086866 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8803713 met CJIB-nummer 231086999 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8618964 met CJIB-nummer 231086569 ( [betrokkene 4] );
Zaaknummer 8649248 met CJIB-nummer 231086748 ( [betrokkene 4] );
‒ wijst de Staat aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: