Geschil5. In geschil is in de eerste plaats of verweerder aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, dat de in het vrije verkeer gebrachte partijen zonnepanelen de Chinese oorsprong hebben en hebben behouden.Zo ja, dan is in geschil of deze zonnepanelen aan antidumpingheffing zijn onderworpen, in het bijzonder of deze voldoen aan de omschrijving van artikel 1 van de Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 (hierna: Uvo. 1238/2013).Voorts is in geschil of de verlengde navorderingstermijn van toepassing is.
Eiseres beantwoordt deze vragen ontkennend en verweerder bevestigend.
6. Eiseres stelt onder verwijzing naar de verklaring van [I] dat de door [F] aan haar geleverde Sunsniffer modules in Canada zijn geassembleerd. Die assemblage vormt de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde bewerking, die hetzij tot fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt als bedoeld in artikel 24 van het Communautair Douanewetboek (CDW). De oorsprong is dan Canada. Op de Canadese invoeraangiften van [M] staan weliswaar drie containers met modules van polykristallijn silicium en een container met modules van monokristallijn silicium vermeld, maar daaruit kan geen koppeling worden gemaakt naar uitvoer door [M] naar de EU. Bovendien heeft eiseres alleen polykristallijne modules geïmporteerd.
Indien zou worden geoordeeld dat de goederen van Chinese oorsprong zijn, stelt eiseres zich op het standpunt dat de goederen niet onder de antidumpingverordening Uvo. 1238/2013 vallen omdat zij niet tot het betrokken product behoren. Eiseres heeft geen ‘gewone’ zonnepanelen geïmporteerd, maar SunSniffer modules. Het gaat om een gepatenteerde variant van een fotovoltaïsche module gecombineerd met meet- en communicatieapparatuur, die niet in de antidumpingverordening staat genoemd en beschreven. Eiseres verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie (HvJ) van 18 april 2013 C-595/11 (arrest Steinel, ECLI:EU:C:2013:251). Het HvJ heeft geconcludeerd dat nieuwe productsoorten alleen aan antidumpingmaatregelen kunnen worden onderworpen indien komt vast te staan dat zij, naast de indeling ervan onder de in die verordeningen bedoelde GN-code, ook dezelfde kenmerken vertonen als het oorspronkelijk door die verordeningen geviseerde product. Voor het onderhavige product geldt dat dit weliswaar de wezenlijke kenmerken van een fotovoltaïsche module vertoont, en ook onder de goederencode valt die in de Uitvoeringsverordening staat genoemd, maar bijkomende kenmerken vertoont die niet in de Uitvoeringsverordening zijn neergelegd en daarom niet onder de reikwijdte van de antidumpingheffing valt. Ter zitting heeft ir. [A] (hierna: [A] ) toegelicht dat zijn bedrijf in [.] een innovatieprijs heeft gewonnen voor de Sunsniffer. De Sunsniffer werd aanvankelijk in Duitsland gebouwd, maar om kwaliteitsredenen werd de Sunsniffer later in China gebouwd. Ook in 2013 was dat het geval. Aanvankelijk werd de Sunsniffer technologie alleen geleverd om in te bouwen in de eigen zonnepanelen; sinds medio 2013 wordt ook aan andere partijen geleverd. [A] heeft geprobeerd om in verband met de aankomende antidumpingverordening contact te zoeken met de Europese Commissie, maar het niet lukte om in contact te komen.
Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat de verlengde verjaringstermijn ten aanzien van haar niet kan worden toegepast. [XA] heeft Sunsniffer modules gekocht van Canadese oorsprong en heeft nimmer gehandeld met het oogmerk om douanerechten te ontduiken. [A] heeft verklaard dat mevrouw [P] , contactpersoon bij [K] , waarmee hij al langere tijd zaken deed, hem heeft geïntroduceerd bij [F] . Hij meende dat tot december 2013 de mogelijkheid bestond te kiezen voor het land van oorsprong van de zonnecel of het land van assemblage. Inmiddels is in Duitsland strafrechtelijke vervolging ingesteld. Aangezien de beoordeling van de toepasselijkheid van de verlengde navorderingstermijn een beoordeling van de schuld en verwijtbaarheid van eiseres vereist, komt een eventueel oordeel van de rechtbank over die schuld nu in strijd met de onschuldpresumptie uit artikel 6 van het EVRM. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom, indien de rechtbank daaraan toekomt, het oordeel over de toepassing van de verlengde navorderingstermijn aan te houden.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de utb en vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in bezwaar en beroep.
7. Verweerder stelt dat hij heeft bewezen dat de zonnepanelen via Canada uit China naar de EU zijn vervoerd en daarbij de oorsprong China hebben behouden. Verweerder heeft de van de Duitse douaneautoriteiten ontvangen gegevens aan de hand van de voor het vervoer van de zonnepanelen gebruikte containers gelinkt met de in Nederland gedane aangiften waarop de utb betrekking heeft. De containernummers, de hoeveelheden en de goederensoort komen overeen met deze aangiften en de bij deze aangiften overgelegde Bills of Lading, facturen en paklijsten. De condities voor de levering van en de betaling van de goederen komen telkens overeen met de omschrijving op de invoices van [K] en betaling vond telkens plaats overeenkomstig het bij [XA] aangetroffen Purchasing and Sales Contract No. [K] - [XA] [# 5] .
Het certificaat dat door [XA] bij de aangifte van 9 oktober 2013 is overgelegd, kan geen bewijs leveren ten aanzien van de oorsprong, omdat het door de Canadese Kamer van Koophandel naar Canadees recht afgegeven niet-preferentiële certificaat van oorsprong niet is afgegeven in het kader van een systeem van administratieve samenwerking tussen de Europese Unie en Canada.
Verweerder is verder van mening dat de zonnepanelen zonder twijfel vallen onder een in de Uvo. 1238/2013 genoemde GN-code. In de aan [XA] voor de desbetreffende zonnepanelen op 10 juni 2015 door de Duitse Douane verstrekte BTI met nummer [BTI] worden de zonnepanelen ingedeeld onder de GN-code 8501 3100. Ook deze code valt onder Uvo. 1238/2013. De feiten en omstandigheden zijn in casu niet te vergelijken met die in het HvJ arrest Steinel. Het ging daar om een product dat volgens de vaststelling van de verwijzende rechter ten tijde van het instellen van het voorlopig antidumpingrecht alleen werd geproduceerd door Steinel en Osram en op dat moment niet in China werd vervaardigd. In casu is het voorlopige antidumpingrecht ingesteld terwijl de zonnepanelen reeds werden geproduceerd, zo blijkt uit de door [XA] verkregen innovatieprijs uit [.] . De onderhavige soort panelen werd al geruime tijd geproduceerd en ingevoerd in de EU voordat de voorlopige antidumpingrecht is ingesteld. Toch zijn ze niet uitgezonderd in Uvo. 1238/2013. De Europese Commissie heeft dus geen reden gezien om deze panelen niet onder Uvo. 1238/2013 te laten vallen en eiseres heeft niet verzocht om uitzondering.
Anders dan eiseres stelt is voor het van toepassing zijn van de verlengde verjaringstermijn niet noodzakelijk dat zij het oogmerk had om douanerechten te ontduiken. Ingevolge artikel 7:7 van de Algemene douanewet (Adw) is de verlengde verjaringstermijn alleen dan niet op eiseres van toepassing als haar handelen niet gericht was op het ontduiken van rechten bij invoer. De zonnepanelen werden, zoals uit het contract en de proforma invoices blijkt, besteld bij en betaald aan [K] . Waar eiseres die zonnepanelen vanuit China via Canada aan haar heeft laten leveren, kan verweerder niet anders concluderen dat dat daarmee haar handelen was gericht op het ontduiken van rechten bij invoer.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
9. Artikel 24 van het CDW luidt als volgt: ‘Goederen bij welker vervaardiging twee of meer landen betrokken zijn geweest, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt”.
10. Op 6 juni 2013 is in werking getreden Verordening (EU) Nr. 513/2013 van de Commissie van 4 juni 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2013 tot onderwerping van deze goederen van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China aan registratie. Met ingang van
6 juni 2013 is een voorlopig antidumpingrecht ingesteld en is de verplichting tot registratie vervallen. Het voorlopig antidumpingrecht is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
11. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uvo. 1238/2013 van de Raad van
2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China.
Artikel 1, lid 1, bevat de volgende productomschrijving:
“Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn
silicium en in dergelijke modules en panelen gebruikte cellen (cellen met een dikte van niet meer dan 400
micrometer), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex (…) 8541 40 90 29, (…),
van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, (…).”
12. Met de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1357/2013 van de Commissie van
17 december 2013 is bijlage 11 bij de Toepassingsverordening CDW (Tvo. CDW) gewijzigd. Op grond van Bijlage 11 bij de Tvo. CDW wordt de oorsprong van een zonnepaneel bepaald door de oorsprong van de fotovoltaïsche cellen van kristallijn silicium of het hoogste waarde percentage van de fotovoltaïsche cellen van kristallijn silicium.
Beoordeling van het geschil
13. Verweerder heeft zijn standpunt dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn onderbouwd met documenten van de Canadese douaneautoriteiten, waaruit blijkt dat [F] op 2 en 26 juli, 29 augustus en 26 september 2013 goederen uit China in Canada heeft ingevoerd met telkens als omschrijving “Diodes – Solar Cells Assembled into Modules or Made into Panels (Photovoltaic Panel)” 728 stuks. Op 6 en 12 augustus, 9 oktober en
12 november 2013 heeft [XA] viermaal 728 stuks zonnepanelen ingevoerd. Uit door de Duitse Douane bij [XA] aangetroffen proforma invoices genummerd [F] - [XA] -2013-01 t/m 04 van 14 mei, 5 juni, 2 juli en 23 juli 2013 blijkt (mede uit de daarop gemaakte aantekeningen) dat [XA] in de periode van 15 mei 2013 tot en met 20 november 2013 down payments en restbetalingen heeft gedaan aan [K] voor viermaal 728 [XA] [,,,] module with Sunsniffer (245W).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met zijn verwijzing naar de invoergegevens van de Canadese Douane, de Nederlandse douaneaangiften met de daarbij behorende documenten, het contract tussen [K] en [XA] en de betalingen aan [K] , voldoende aannemelijk gemaakt dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong waren en hun Chinese oorsprong hebben behouden. De respectievelijke volgorde in de tijd van de invoer in Canada en de invoer in Nederland, goederensoort en aantallen sluiten geheel op elkaar aan, waarbij aannemelijk is dat de aanduiding monokristallijn in plaats van polykristallijn op één van de aangiften in Canada op een verschrijving berust. Voorts zijn bij [XA] geen andere betalingen aan [K] of een ander bedrijf dan voor de onderhavige zonnepanelen aangetroffen.
De afgifte van niet-preferentiële oorsprongscertificaten door de Canadese Kamer van Koophandel is niet gebaseerd op een overeenkomst tussen de Europese Unie en Canada, noch op enige bepaling van secundair recht van de Europese Unie, zodat daaraan niet de waarde kan worden toegekend die eiseres wenst.
De verklaring van [I] dat de zonnepanelen in Canada zijn geassembleerd uit Chinese onderdelen en dat [XA] aan [F] betaalde, kan daaraan niet afdoen, nu deze verklaring niet is onderbouwd met objectieve gegevens.
14. Hieruit volgt dat verweerder aan de op hem rustende bewijslast ten aanzien van de oorsprong van de goederen heeft voldaan. De aangiften zijn dus onjuist.
15. De zonnepanelen zijn voorzien van een zogenoemde Sunsniffer in de aansluitbox van de zonnepanelen. De Sunsniffer bestaat uit 19 bouwdelen en is een schakeling die als klein elektronisch component in de aansluitbox wordt geïntegreerd. Het is functioneel gezien een sensor die de spanning en temperatuur op moduleniveau meet en gegevensbestanden naar analyseapparatuur doorstuurt. De productieprijs voor de sensor bedraagt ongeveer € 1. In 2013 berekende [XA] een verkoopprijs van € 0,73 Watt (W) voor Sunsniffer zonnepanelen. Daarin was € 0,06 aan additionele hardware kosten per W opgenomen en € 0,06 per W aan monitoringkosten naar rato over de garantieperiode. De gemiddelde prijs voor modules die onderwerp waren van het onderzoek van de Europese Commissie bedroeg volgens eiseres ongeveer € 0,54/W.
16. In het Steinel-arrest is in r.o. 31 het volgende overwogen:
“Om de producten waarop een antidumpingrecht wordt ingesteld te identificeren, worden deze in het dispositief van antidumpingverordeningen onder meer beschreven aan de hand van de tariefpostonderverdeling van de GN waartoe zij behoren. Een dergelijke verwijzing volstaat echter niet steeds om de door de antidumpingverordening geviseerde producten nauwkeurig te identificeren, aangezien het opschrift van die postonderverdelingen onnauwkeurig kan zijn. Om die reden worden in het dispositief van een antidumpingverordening de belastbare producten beschreven aan de hand van de bijkomende onderscheidingscriteria. Op een product kan slechts een recht worden geheven wanneer het is ingedeeld onder de in een antidumpverordening neergelegde GN-code en daarnaast alle kenmerken van het betrokken product bezit, wat aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.”
In het Steinel-arrest is in r.o. 44 het volgende overwogen:
“Om te bepalen of sprake is van verschillende producten, moet met name worden nagegaan of zij dezelfde technische en fysieke kenmerken hebben, dezelfde gebruiksdoeleinden en dezelfde verhouding tussen prijs en kwaliteit. In dat verband moet ook worden gekeken naar de onderlinge verwisselbaarheid en de concurrentie tussen de producten.”
17. Eiseres erkent dat het onderhavige product de wezenlijke kenmerken van een fotovoltaïsche module vertoont, en ook onder de goederencode valt die in Uvo. 1238/2013 staat genoemd. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het bijkomende kenmerk, de inbouw van de Sunsniffersensor er niet toe leidt dat de antidumpingverordening in dit geval toepassing mist.
De aanwezigheid van de Sunsniffer sensor brengt immers geen wijziging aan in de werking van de zonnepanelen als zodanig, maar maakt het mogelijk de werkzaamheid te controleren. De prijs is weliswaar hoger dan de prijs van zonnepanelen zonder Sunsniffer, omdat daarin ook een opslag voor de (monitoring) gedurende de garantieperiode is opgenomen. De productiekosten van de Sunsniffer bedragen slechts € 1. Op grond van deze gegevens kan niet worden geoordeeld dat er een andere verhouding is tussen prijs en kwaliteit, als bedoeld in het Steinel-arrest.
18. De rechtbank concludeert, gelet op het voorgaande, dat verweerder er terecht van is uitgegaan dat de Sunsniffer zonnepanelen aan antidumpingrechten onderhevig zijn.
verlengde navorderingstermijn
19. Vast staat dat de utb is opgelegd na het verstrijken van de reguliere driejaarstermijn, maar voor het verstrijken van de vijfjaarstermijn, de zogenoemde verlengde verjaringstermijn. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de douaneschuld is ontstaan ingevolge een strafrechtelijk vervolgbare handeling en het handelen van eiseres gericht was op het ontduiken van antidumpingrechten.
Eiseres heeft aangevoerd dat de verlengde verjaringstermijn niet van toepassing is omdat zij niet heeft gehandeld met het oogmerk van ontduiking. Eiseres heeft toegelicht dat zij meent dat de oorsprong van een goed wordt bepaald door het laatste land waarin goederen zijn bewerkt en in dit geval heeft de assemblage van zonnepanelen in Canada plaatsgevonden. Pas vanaf december 2013 werd de oorsprong van zonnepanelen bepaald door de oorsprong van de zonnecellen, in dit geval China.
20. Artikel 221, vierde lid, van het CDW bepaalt dat de mededeling van het verschuldigde bedrag aan rechten overeenkomstig de in de geldende bepalingen gestelde voorwaarden ook nog na het verstrijken van de termijn van drie jaar mag worden gedaan, wanneer de douaneschuld is ontstaan als gevolg van een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was. De termijn wordt op grond van artikel 7:7, eerste lid, Adw verlengd tot vijf jaar. Deze verlengde navorderingstermijn van vijf jaar is ingevolge het tweede lid van de hiervoor genoemde bepaling echter alleen van toepassing ten aanzien van personen wier handelen of nalaten gericht was op ontduiking van de rechten bij invoer. Daarvan is sprake indien de betrokkene zich ervan bewust moet zijn geweest dat door zijn handelen of nalaten rechten bij invoer zouden worden ontdoken of dat er een aanmerkelijke kans bestond dat door zijn handelen of nalaten rechten bij invoer zouden worden ontdoken (vgl. Hoge Raad 12 september 2008, nr. 41.846, ECLI:NL:HR:2008:AZ6888). 21. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat onjuiste aangiften zijn gedaan, hetgeen ten tijde van de invoer strafbaar was op grond van artikel 10:5 Adw. Eveneens staat vast dat verweerder als gevolg van de onjuistheden in de aangiften niet in staat was het juiste bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten vast te stellen. Verweerder heeft daarom op goede gronden geoordeeld dat de douaneschulden zijn ontstaan ingevolge handelingen die op het tijdstip dat zij werden verricht strafrechtelijk vervolgbaar waren.
22. Eiseres heeft echter gesteld en toegelicht dat haar handelen niet was gericht op ontduiking van de rechten bij invoer. [A] heeft op de zitting in dat verband uitvoerig toegelicht dat de contacten tot stand zijn gekomen via een vertrouwde relatie, mevrouw [P] , waarmee hij al langdurig correct zaken deed, dat hij navraag heeft gedaan bij onder meer de Duitse Kamer van Koophandel en dat uit deze informatie naar voren is gekomen dat voor hem de Certificaten van Oorsprong doorslaggevend waren.
Verweerder dient, gelet op deze concrete stellingen en toelichting van [A] , feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die het oordeel rechtvaardigen dat bij eiseres het oogmerk aanwezig was om de rechten bij invoer te ontduiken. Verweerder heeft ter voldoening van de op hem rustende stelplicht erop gewezen dat [XA] de zonnepanelen heeft besteld bij en betaald aan [K] . Nu zij die zonnepanelen vanuit China via Canada aan haar heeft laten leveren moet volgens verweerder worden geconcludeerd dat daarmee haar handelen was gericht op het ontduiken van rechten bij invoer, in casu antidumpingrechten.
Van op ontduiking van de rechten bij invoer gericht handelen of nalaten in vorenbedoelde zin is sprake indien een douaneschuldenaar met opzet een strafrechtelijk vervolgbare handeling heeft verricht als gevolg waarvan het juiste bedrag van de wettelijk verschuldigde rechten bij invoer niet is komen vast te staan. Van opzet kan ook worden gesproken wanneer die schuldenaar zich ervan bewust is geweest dat door zijn handelen of nalaten rechten bij invoer zouden worden ontdoken, dan wel wanneer die schuldenaar zich ervan bewust is geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat door zijn handelen of nalaten rechten bij invoer zouden worden ontdoken, welke kans door hem bewust is aanvaard (voorwaardelijk opzet).
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit de enkele omstandigheid dat de betrokkene wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard. In dat geval kan ook sprake zijn van bewuste schuld.
23. Verweerder heeft voor de toepassing van artikel 7:7 Adw tegenover de stellingen van eiseres geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd dan dat zonnepanelen werden besteld bij en betaald aan [K] en geleverd via Canada. Daarmee heeft verweerder onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen concluderen dat enig handelen of nalaten van eiseres was gericht op het ontduiken van douanerechten. Eiseres kan daarom niet aansprakelijk worden gesteld voor de douaneschulden, die eerder zijn ontstaan dan drie jaren voordat de uitnodiging tot betaling werd uitgereikt. De utb kan daarom niet in stand blijven. Het verzoek van eiseres om aanhouding van het oordeel over de verlengde verjaringstermijn behoeft bij deze uitkomst geen bespreking meer.
24. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
25. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
Nu eiseres in de bezwaarfase niet om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand heeft verzocht maar pas in de beroepsfase, komen die kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
26. Voorts dient verweerder het griffierecht aan eiseres te vergoeden.