Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- artikel 420bis Sr.
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
wehebben een goede advocaat voor [voornaam medeverdachte 3] ” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) en onderhield hij contact met de Ierse advocaat die [medeverdachte 3] bijstond in zijn strafzaak wegens de invoer van de cocaïne. Daarnaast stortte hij - samen met medeverdachte [medeverdachte 2] - maandelijks € 100,- op de gevangenisrekening van [medeverdachte 3] hetgeen volgens [medeverdachte 3] was ‘om wat hij voor ze gedaan heeft’.
Webdesign en grafische vormgeving, advies- en dienstverlening op het gebied van ICT en Webwinkel in non-foodartikelen. Verdachte heeft (ter zitting) verklaard dat hij uit zijn bedrijf een gemiddeld maandinkomen van € 1.250 had.
geldbedragenheeft witgewassen en in het kader van de strafmaat zal uitgaan van het hiervoor genoemde bedrag van € 40.399.
(ZD 002, resume p. 15). Verdachte heeft de genoemde stukken vervalst in opdracht van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] heeft bankafschriften van [bedrijf 1] en facturen vervalst en heeft deze aan de Belastingdienst overgelegd. Op 31 januari 2019 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woningen van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
.Verdachte en [medeverdachte 1] gingen na deze invallen gewoon door met het opmaken van valse stukken. Zo heeft verdachte op 23 mei 2019 ten behoeve van [naam 4] een valse werkgeversverklaring, valse bankafschriften en valse salarisspecificaties opgemaakt en heeft deze naar [medeverdachte 1] gestuurd. [medeverdachte 1] heeft de stukken doorgestuurd naar een bedrijf in woningverhuur. De gestructureerdheid van de samenwerking blijkt uit de hoeveelheid vervalste stukken, de duur van deze handelingen en het gegeven dat zelfs na de doorzoeking de vervalsingen nog werden voortgezet.
AMB-064). Na de aanhouding van [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 1] de factuur van de Ierse advocaat van [medeverdachte 3] betaald en hebben verdachte en [medeverdachte 2] betalingen aan [medeverdachte 3] gedaan.
de rechtbank begrijpt: verdachte) met haar sprak over de ritjes die hij maakte naar Engeland en Ierland en dat hij tegen haar zei dat hij met drugs naar die landen reed. De rechtbank ziet geen reden haar verklaringen wegens onbetrouwbaarheid van het bewijs uit te sluiten, zoals de verdediging heeft bepleit. Volgens de raadsvrouw zijn de verklaringen enkel uit wraak tegen verdachte afgelegd, vanwege hun relationele verleden met conflicten over de erkenning van een kind en het betalen van kinderalimentatie. Die enkele suggestie maakt de verklaringen van [getuige 2] naar het oordeel van de rechtbank niet onbetrouwbaar. De verklaring van [getuige 2] is immers inhoudelijk consistent en, gehoord door de rechter-commissaris, blijft zij bij die verklaring. Daarbij komt dat haar verklaring steun vindt in de volgende objectieve feiten en omstandigheden: de reizen zijn grotendeels gefinancierd door [medeverdachte 2] , verdachte heeft voor die reizen voertuigen gebruikt die op naam van één van de ondernemingen van [medeverdachte 1] stonden en de bankrekening van verdachte is in de periode waarin de reizen plaatsvonden, voornamelijk gevoed met gelden afkomstig van de bankrekeningen van [bedrijf 1] en [medeverdachte 2] . In totaal werd in de periode van 11 december 2017 tot en met 31 december 2018 € 21.579 overgeboekt. Daarnaast werden de vaste lasten van [verdachte 3] in deze periode vanaf de rekening van [bedrijf 1] voldaan
- artikel 420bis Sr.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
6 (ZES) JAREN.