ECLI:NL:RBNHO:2021:3221
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Betwisting van contante betaling en bewijskracht van handtekening in civiele procedure
In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, staat de vraag centraal of gedaagde een contante betaling van € 1.600,00 aan eiser heeft gedaan. Eiser ontkent dat de handtekening op het betalingsbewijs, dat door gedaagde is overgelegd, van hem is. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Eiser heeft bij dagvaarding van 3 december 2020 een vordering ingesteld, waarbij hij gedaagde verzoekt te betalen wegens ongerechtvaardigde verrijking. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij het bedrag contant heeft terugbetaald. De kantonrechter concludeert dat gedaagde niet heeft aangetoond dat de handtekening op het bewijsstuk van eiser is, en dat de akte daarom geen bewijskracht heeft. Gedaagde heeft ook geen ander bewijs geleverd voor de contante betaling. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens worden de proceskosten aan gedaagde opgelegd. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.H. Lips op 21 april 2021.