Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eisende partij in het verzet sub 1]
Mome Holding B.V.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart
1.Het procesverloop
2.Feiten
(…) Eind 2015 heeft onze pensioenconsultant [pensioenconsultant] een looncontrole bij uw onderneming uitgevoerd. Deze controle ging over het jaar 2014. Bij deze controle zijn een aantal verschillen tussen de pensioengevende salarissen in onze pensioenadministratie en uw salarisadministratie geconstateerd. (…) Wij verzoeken u de gegevens over het jaar 2013, 2014 en 2015 opnieuw aan te leveren. (…)’
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
Van onbehoorlijk bestuur (…) kan slechts worden gesproken als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben’ (HR 8 juni 2001, NJ 2001/454). Aannemelijk moet zijn dat sprake is geweest van roekeloos, lichtzinnig, onverantwoordelijk en onbezonnen gedrag dat niet kan worden gerekend tot het nemen van normaal ondernemersrisico, waarbij gekeken moet worden naar alle omstandigheden van het geval.
Kamerstukken II1999/2000, 27073, nr.3). Het standpunt van BPRB dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat [eiser] c.s. geen, althans niet tijdig, aan de melding betalingsonmacht hebben voldaan, wordt dan ook verworpen.
een aantal verschillen’ zijn geconstateerd. Uit deze brief hebben [eiser] c.s. naar het oordeel van de kantonrechter moeten kunnen opmaken dat mogelijk een naheffing over 2014 zou volgen en dat over de jaren 2013 tot en met 2015 een controle zou gaan plaatsvinden, omdat is verzocht de gegevens over die jaren opnieuw aan te leveren. Uit de mededeling in die brief dat ‘een aantal verschillen zijn geconstateerd’ hebben [eiser] c.s. echter niet hoeven opmaken dat aanzienlijke herziene premienota’s, ter hoogte van het gevorderde, zouden (kunnen) worden opgelegd. Van BPRB had in de gegeven omstandigheden verwacht mogen worden dat zij in de brief van 21 oktober 2016 kenbaar had gemaakt hoe groot de geconstateerde verschillen waren, of in ieder geval dat deze aanzienlijk waren, en wat daarvan de (mogelijke) gevolgen waren. Uit de door BPRB overgelegde notitie van 29 januari 2016 van Syntrus Achmea aan BPRB blijkt namelijk dat op dat moment bij BPRB al bekend was dat in 2014 een te laag pensioengevend salaris was vastgesteld van € 233.413,00, doordat Argos Logistics in dat jaar ten aanzien van twintig werknemers niet het volledige pensioengevend salaris had opgegeven. Niet gesteld of gebleken is dat deze notitie destijds is gedeeld met Argos Logistics.
ergens in de periode tussen november 2015 en januari 2016’ aan ‘
de medewerkster die (waarschijnlijk) verantwoordelijk was voor de salarisadministratie van Argos Logistics, zou hebben aangegeven dat er een behoorlijk verschil bestond tussen de salarisadministratie van Argos Logistics en opgegeven loongegevens in de pensioenadministratie van het BPRB’, dat de medewerkster daar verrast op reageerde en dat [pensioenconsultant] verder aan haar heeft meegedeeld dat ‘
Argos Logistics herziene premieafrekeningen zou ontvangen die gebaseerd waren op het juiste brutoloon’, zoals mr. Sieben in een gesprekverslag van 27 november 2019 tussen haar en [pensioenconsultant] schrijft, volgt de kantonrechter evenmin. Ondanks het gemotiveerde verweer van [eiser] c.s. op dit punt, heeft BPRB onvoldoende onderbouwd dát deze mededeling heeft plaatsgevonden, aan wie en wanneer de mededeling zou hebben plaatsgevonden. Ook de e-mail van 23 april 2020 van [pensioenconsultant] aan [betrokkene 2] , bestuurder van BPRB, waarin [pensioenconsultant] onder meer schrijft dat hij aan een dame, mogelijk in dienst van Argos Logistics, heeft uitgelegd dat nog een extra factuur zou komen in verband met de geconstateerde verschillen naar aanleiding van de looncontrole, is daartoe onvoldoende. De kantonrechter ziet – ondanks dat dit door BPRB is aangeboden – in hetgeen is gesteld, mede in het licht van de ter onderbouwing al ingebrachte stukken en hetgeen onder 5.11 is overwogen, geen aanleiding om BPRB toe te laten tot nadere bewijslevering van haar stelling dat eind 2015 een looncontrole heeft plaatsgevonden en hetgeen door [pensioenconsultant] is besproken over de nog te betalen premienota’s.