In deze zaak heeft [X] B.V. op 24 december 2018 een verzoek om terugbetaling ingediend van douanerechten en rente op achterstallen, gerelateerd aan een uitnodiging tot betaling van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De uitnodiging tot betaling, gedateerd op 29 december 2017, betrof een bedrag aan douanerechten op industriële producten. De inspecteur heeft het verzoek om terugbetaling afgewezen, wat heeft geleid tot een beroepsprocedure. Tijdens de zitting op 2 juli 2020 in Alkmaar zijn de gemachtigden van eiseres en verschillende vertegenwoordigers van de verweerder verschenen. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig behandeld met andere zaken die betrekking hebben op soortgelijke douanerechten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die een groothandel in voedings- en genotmiddelen exploiteert, in het verleden een vergunning heeft aangevraagd voor het plaatsen van goederen onder een douaneregeling. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder tegen elkaar afgewogen. Eiseres stelde dat de douaneautoriteiten in het verleden geen gevolgen verbonden aan overschrijdingen van vergunningen en dat er bijzondere omstandigheden waren die terugbetaling rechtvaardigden. Verweerder daarentegen betoogde dat de douaneschuld was ontstaan vóór 1 mei 2016 en dat er geen sprake was van een vergissing van de douaneautoriteiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen douaneschuld bestaat waarvoor terugbetaling kan worden verleend, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 1 april 2021.