Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1],
[eiser2],
1.[gedaagde1],
[gedaagde2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 9 april 2020 met producties 1 tot en met 20 van de zijde van [eiser1] c.s.;
- de conclusie van antwoord met productie 1 van de zijde van [gedaagde2] c.s.;
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2021, waarbij door [eiser1] c.s. een akte wijziging van eis is genomen, producties 21 en 22 zijn overgelegd en pleitaantekeningen zijn voorgedragen. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gehouden.
2.De feiten
In dit gesprek zijn de mogelijkheden besproken over het verlengen van de schoorsteen. Mevrouw [eiser2] heeft eerder duidelijk aangegeven dat de schoorsteen volledig bruikbaar moet zijn, nu en in de toekomst voor de mogelijkheden die een schoorsteen normaal biedt. Als gevolg van de opbouw op [adres] worden deze beperkt. De schoorsteen zou moeten worden verlengd tot de bovenkant van deze opbouw. Aangegeven is dat dit bij voorkeur een gemetselde schoorsteen moet zijn. Als alternatief is besproken om de schoorsteen te verlengen met een doorvoerbuis en deze vervolgens te omtimmeren met hetzelfde materiaal als waarvan de opbouw is gemaakt en dat dit wordt afgestort met brandwerende/isolerende korrels.
heeft aangegeven deze opties met Dhr. [gedaagde2] te bespreken.”
[A.] als het goed is weet wat de bedoeling nu is”. [gedaagde2] c.s. heeft daarop geantwoord dat geen schoorsteen kan worden gerealiseerd zolang er geen doorvoer is aangelegd in de woning van [eiser1] c.s. Op 21 november 2019 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden.
3.Het geschil
4.De beoordeling
schending eigendomsrecht schoorsteen (primaire grondslag vordering 1)
Aannemer [A.][[A.], toevoeging rechtbank]
heeft aangegeven deze opties met Dhr. [gedaagde2] te bespreken”. Hieruit blijkt dus niet dat tussen [B.] en [A.] (of [gedaagde2] c.s.) overeenstemming is bereikt.
[gedaagde2] c.s.de voorwaarde van [eiser1] c.s. (bouw van een vervangende schoorsteen) heeft aanvaard. Daarom wordt aan de verdere beoordeling van hetgeen in de dagvaarding hierover is gesteld niet toegekomen.
door bevrijdende verjaring een recht van erfdienstbaarheid[verkrijgt]
op grond waarvan [eiser1] en [eiser2] de uitstekende dakdelen moeten dulden (art. 3:105 lid 1 jo. 3:306 jo. 3:314 lid 1 BW)”(nr. 13 pleitaantekeningen zijdens [eiser1] c.s.).
€ 956,00(2,0 punten × tarief € 478)