ECLI:NL:RBNHO:2021:2681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
C/15/299030 / HA ZA 20-78
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verkoop van onroerend goed onder bewind

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft B&B Beheer B.V. een vordering ingesteld tegen HNS Bewindvoering & Schuldsanering B.V. en mevrouw [A.], die onder bewind staat. De zaak betreft de verkoop van een woning die onder bewind was gesteld. B&B Beheer stelt dat er op 16 september 2019 een koopovereenkomst tot stand is gekomen met mevrouw [A.] voor de verkoop van haar woning. Echter, de bewindvoerder heeft geen medewerking verleend aan de levering van de woning, omdat de woning onder bewind stond en de koopovereenkomst daardoor ongeldig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewind op 10 mei 2014 was gepubliceerd in het Centraal Curatele- en Bewindregister (CCBR) en dat B&B Beheer dit had moeten kennen. De rechtbank oordeelt dat B&B Beheer niet te goeder trouw was, omdat zij het bewind kende of had behoren te kennen, en dat zij daarom geen bescherming kan inroepen tegen de handelingsonbevoegdheid van mevrouw [A.]. De vorderingen van B&B Beheer worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/299030 / HA ZA 20-78
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&B BEHEER B.V.,
gevestigd te Schoorl,
eiseres,
advocaat mr. M. Smit te Alkmaar,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HNS BEWINDVOERING & SCHULDSANERING B.V.,
tevens handelend onder de naam SCHOONOORD FINANCIEEL BEHEER,
in de hoedanigheid van bewindvoerder van mevrouw [A.],
gevestigd te Purmerend,
gedaagde,
advocaat mr. F.J.J. Baars te Alkmaar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HNS BEWINDVOERING & SCHULDSANERING B.V.,
tevens handelend onder de naam SCHOONOORD FINANCIEEL BEHEER,
gevestigd te Purmerend,
gevoegde partij,
advocaat mr. J.E.G. Joosten te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna B&B Beheer, de bewindvoerder en HNS worden genoemd. De gedaagde en de gevoegde partij zullen tezamen HNS c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 29 april 2020
  • het tussenvonnis van 28 oktober 2020
  • de akte houdende overlegging productie 18 zijdens B&B Beheer
  • de akte houdende overlegging productie 19 zijdens B&B Beheer
  • de mondelinge behandeling van 19 februari 2021.
1.2.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [B.], directeur van B&B Beheer
  • mr. Smit voornoemd
  • [A.]
  • mr. Baars voornoemd
  • [C.], leidinggevende bij HNS
  • [D.], leidinggevende bij HNS
  • mr. Joosten voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
B&B Beheer houdt zich voornamelijk bezig met de aankoop en (na renovatie) verkoop van vastgoed binnen Nederland. Zij is gespecialiseerd in de aankoop van woningen uit de particuliere sector. De heer [B.] is dga van B&B Beheer (hierna: [B.]).
2.2.
De kantonrechter te Haarlem heeft op 9 mei 2014 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van mevrouw [A.] (hierna: [A.]) wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden met benoeming van HNS tot bewindvoerder. Dit bewind is op 10 mei 2014 gepubliceerd in het Centraal Curatele- en Bewindregister (hierna: het CCBR).
2.3.
Op 10 september 2019 heeft de dochter van [A.], [E.] (hierna: [E.]), via de website van B&B Beheer (www.wijkopenhuizen.nl) een aanvraag gedaan om een bod uit te brengen op de woning van [A.], gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
2.4.
Op 16 september 2019 heeft [B.] de woning bezichtigd. Hierbij waren [A.] en haar zoon, [F.] (hierna: [F.]) aanwezig. [B.] heeft ter plaatse een bod uitgebracht van € 190.000,-, met een uiterste leveringsdatum van de woning op 3 januari 2020.
2.5.
Nog diezelfde dag heeft [F.] gebeld met [B.]. Volgens [B.] is tijdens dit gesprek overeenstemming bereikt over een koopprijs van € 192.500,- en heeft [A.] aan hem bevestigd dat zij hiermee akkoord was. [B.] heeft vervolgens een e-mail naar [F.] gestuurd, waarin hij de koop van de woning bevestigt voor een aankoopbedrag van € 192.500,- kosten koper met levering op uiterlijk 3 januari 2020. Op 17 september 2019 heeft [F.] (voor zover hier van belang) de volgende e-mail gestuurd aan [B.]:

Bedankt voor toezending van de overeenkomst. Mijn moeder mevrouw [A.] gaat akkoord met de overeenkomst en voorwaarden zoals gesteld in uw e-mail. De definitieve bescheiden zien wij tegemoet.”
2.6.
Op 27 september 2019 heeft [E.] aan [B.] laten weten dat [A.] afzag van de verkoop van de woning.
2.7.
Bij aangetekende brief van 1 oktober 2019 heeft de advocaat van B&B Beheer [A.] gesommeerd om hem uiterlijk op 4 oktober 2019 schriftelijk te bevestigen dat zij de koopovereenkomst van 16 september 2019 met betrekking tot de woning zal nakomen. Tevens heeft de advocaat meegedeeld dat, als hij de bevestiging niet ontvangt, B&B Beheer via de rechter nakoming van de overeenkomst zal afdwingen.
2.8.
Bij brief van 7 oktober 2019 heeft de advocaat van B&B Beheer zich tot de bewindvoerder gewend. Hij heeft (onder meer) het volgende meegedeeld:
“Afgelopen vrijdag heeft de transporterend notaris mij echter bericht, dat hij tijdens zijn recherche had opgemerkt dat er goederen van mevrouw [A.] onder bewind zouden zijn geplaatst. Onduidelijk was of de woning ook onder het bewind zou vallen. Dat was immers niet aangetekend in het kadaster, zoals de wet dat wel nadrukkelijk voorschrijft (art. 1:436 lid 3 BW). U heeft mij vanmorgen bevestigd, dat de woning wel onder het bewind valt. Door het ontbreken van inschrijving in het kadaster was dit echter ten tijde van de koop, voor mijn cliënte niet kenbaar. Terzake het tot stand komen van de koopovereenkomst op 16 september jl., wordt mijn cliënte dan ook beschermd door het bepaalde in artikel 1:439 lid 1 BW. Cliënte kende immers niet het bewind en behoorde dit als gevolg van het ontbreken van de inschrijving in het kadaster ook niet te kennen.
Nu cliënte na het (dus rechtsgeldig) tot stand komen van de koopovereenkomst, maar voor de levering op de hoogte is geraakt van het bewind, is voor de levering de medewerking van de bewindvoerder nodig. Cliënte zou immers met betrekking tot de levering geen beroep meer kunnen doen op het bepaalde in artikel 1:439 BW.
Graag verneem ik uiterlijk binnen 7 dagen vanaf heden of de bewindvoerder medewerking verleent aan de levering van de woning. Indien de bewindvoerder geen medewerking verleent aan de levering, dan zal cliënte overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst.
Cliënte zal in dat geval een schade lijden tussen de € 30.000,- en € 35.000,-, zijnde het normaal gesproken te verwachten resultaat van verkoop van de woning na aftrek van kosten van renovatie en andere externe kosten. Cliënte stelt mevrouw [A.] voor deze schade, alsmede de buitengerechtelijke kosten en proceskosten bij voorbaat aansprakelijk en zal op de voet van artikel 1:440 BW verhaal nemen op de onder bewind staande goederen, in het bijzonder de woning.”
2.9.
Na diverse contacten tussen de advocaat van B&B Beheer en de bewindvoerder heeft de bewindvoerder bij e-mail van 20 december 2019 aan de advocaat van B&B Beheer laten weten dat in overleg met [A.] is besloten om niet over te gaan tot verkoop van de woning.
2.10.
Bij brief van 24 december 2019 aan de bewindvoerder heeft de advocaat van B&B Beheer de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [A.] aansprakelijk gesteld voor de door B&B Beheer als gevolg van de ontbinding geleden schade en kosten. Op diezelfde dag heeft B&B Beheer beslag laten leggen op de woning.

3.Het geschil

3.1.
B&B Beheer vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een verklaring voor recht dat zij de koopovereenkomst tot koop en levering van de woning rechtsgeldig heeft ontbonden;
II. dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van € 27.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. dat de bewindvoerder wordt veroordeeld in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer. HNS heeft feiten en gronden aangedragen ten behoeve van het standpunt van de bewindvoerder en strekkende tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
B&B Beheer stelt dat op 16 september 2019 een (mondelinge) koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen B&B Beheer en [A.] met betrekking tot de woning. B&B Beheer is pas na het sluiten van de koopovereenkomst maar vóór de levering ervan op de hoogte geraakt dat [A.] onder bewind stond. Omdat het bewind ten tijde van de koop niet was ingeschreven in het Kadaster, komt B&B Beheer op grond van artikel 1:439 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bescherming toe. De bewindvoerder heeft uiteindelijk geen medewerking willen verlenen aan de levering van de woning aan B&B Beheer. Hierdoor is [A.] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die uit de koopovereenkomst voortvloeiden, aldus nog steeds B&B Beheer. B&B Beheer heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert schadevergoeding.
4.2.
Het meest verstrekkende (primaire) verweer van HNS c.s. is dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tussen B&B Beheer en [A.] tot stand is gekomen. Voor zover dit verweer niet opgaat, voert HNS c.s. subsidiair aan dat B&B Beheer bekend was, althans bekend behoorde te zijn, met het feit dat [A.] onder bewind was gesteld, omdat het bewind was ingeschreven in het CCBR. Hierdoor was B&B Beheer niet te goeder trouw en wordt zij als derde niet beschermd door artikel 1:439 BW. Dat het bewind niet was aangetekend in het Kadaster is niet van belang. Als dit wel het geval zou zijn, doet dit afbreuk aan de beschermingsgedachte van het CCBR.
4.3.
De rechtbank ziet aanleiding om het subsidiaire verweer eerst te bespreken. De rechtbank overweegt hierover als volgt. B&B Beheer stelt dat zij en [A.] een koopovereenkomst hebben gesloten op 16 september 2019. Alle (toekomstige) goederen van [A.] staan sinds 9 mei 2014 onder bewind. Het beheer over die onder bewind staande goederen komt sinds die datum toe aan de bewindvoerder, zodat [A.] sindsdien handelingsonbevoegd is. Omdat de woning onder het bewind valt, is de rechtshandeling van [A.] tot verkoop van de woning in beginsel ongeldig.
4.4.
De vraag is of de ongeldigheid van de rechtshandeling B&B Beheer kan worden tegengeworpen. Artikel 1:439 lid 1 BW bepaalt dat de ongeldigheid van de rechtshandeling een derde slechts kan worden tegengeworpen indien deze het bewind kende of had behoren te kennen. Of een derde het bewind behoorde te kennen, hangt voornamelijk af van de vraag of het bewind al dan niet overeenkomstig artikel 1:436 lid 3 BW is gepubliceerd. Uit het overgelegde uittrekstel uit het CCBR blijkt dat het bewind op 10 mei 2014 is gepubliceerd in dat register. Anders dan B&B Beheer stelt, blijkt uit deze publicatie dat het bewind is ingesteld over alle (toekomstige) goederen van [A.]. Aangezien het in dit geval gaat om een bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden is registratie, anders dan B&B Beheer meent, op grond van artikel 1:391 lid 1 onder 2 BW verplicht. Dit register is voor iedereen kosteloos toegankelijk (artikel 1:391 lid 2 BW), te raadplegen op www.rechtspraak.nl onder registers, en eenvoudig doorzoekbaar op basis van naam en geboortedatum. Van B&B Beheer mag worden verwacht dat zij het CCBR raadpleegt. Zij behoorde daarom het in dit openbaar register ingeschreven bewind te kennen en kan geen beroep doen op derdenbescherming.
4.5.
De stelling van B&B Beheer dat zij wel te goeder trouw was omdat zij vóór het sluiten van de koopovereenkomst het Kadaster heeft geraadpleegd en de bewindvoerder heeft nagelaten om het bewind in het register voor onroerende goederen in te schrijven, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank is van oordeel dat de inschrijving in het CCBR prevaleert – wat betreft de goede trouw van een derde en de regels van derdenbescherming – boven de niet-inschrijving in de andere registers, zoals het Kadaster. Dit volgt uit (de ratio van) het bepaalde in artikel 3:24 lid 2 onder b BW, welke bepaling – in verband met de inschrijving in een ander openbaar register (te weten: het CCBR) – aan derden de bescherming onthoudt.
4.6.
De conclusie is dat B&B Beheer ten tijde van de (ver)koop van de woning het bewind van [A.] behoorde te kennen. B&B Beheer wordt daarom niet beschermd met betrekking tot de handelingsonbevoegdheid van [A.]. Omdat alle (toekomstige) goederen van [A.] onder bewind staan en de bewindvoerder aan de verkoop van de woning geen medewerking heeft verleend, is de koopovereenkomst ongeldig. Het verweer van HNS c.s. slaagt dan ook. Dit betekent dat de vorderingen van B&B Beheer zullen worden afgewezen.
4.7.
Gelet hierop behoeven de overige verweren van HNS c.s. geen bespreking meer.
4.8.
B&B Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de bewindvoerder worden begroot op:
- griffierecht 85,00
- salaris advocaat
1.442,00(2 punten x tarief € 721,00)
Totaal € 1.527,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt B&B Beheer in de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder tot op heden begroot op € 1.527,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: