ECLI:NL:RBNHO:2021:2629

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
8149792 \ CV EXPL 19-17171
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding gevorderd in verband met onterecht geplaatste werknemer op transferlijst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Connexxion Openbaar Vervoer N.V. De werknemer vorderde een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW, omdat hij ten onrechte op de transferlijst naar EBS was geplaatst. De werknemer stelde dat hij schade leed door deze plaatsing, omdat hij nu bij een kleiner bedrijf werkt en bij een toekomstige concessiewisseling het risico loopt zijn baan te verliezen. Connexxion betwistte de vordering en stelde dat de werknemer geen juridische grondslag had voor zijn claim, aangezien hij de plaatsing op de transferlijst had kunnen aanvechten in een gerechtelijke procedure.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden, lijdt of zal lijden. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer had moeten onderbouwen op welke manier hij schade leed door de plaatsing op de transferlijst en dat hij dit had nagelaten. De vordering tot betaling van een billijke vergoeding werd afgewezen, evenals de gevorderde verklaring voor recht. De kantonrechter maakte enkele kritische kanttekeningen over de procedure die Connexxion had gevolgd bij het aanwijzen van de werknemer voor de transferlijst, maar concludeerde dat er geen sprake was van schade die rechtvaardigde dat de werknemer een schadevergoeding zou ontvangen.

De proceskosten werden toegewezen aan Connexxion, aangezien de werknemer ongelijk kreeg in zijn vordering. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8149792 \ CV EXPL 19-17171
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C.I.M. Molenaar
tegen
Connexxion Openbaar Vervoer N.V.
gevestigd te Hilversum
gedaagde
verder te noemen: Connexxion
gemachtigde: mr. C.M. van der Velden-Rijnsburger

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 16 februari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Connexxion [eiser] ten onrechte op de transferlijst naar EBS heeft geplaatst, of Connexxion daarmee in strijd met artikel 7:611 BW heeft gehandeld en of Connexxion om die reden een (billijke) schadevergoeding aan [eiser] moet betalen.
2.2.
Het meest verstrekkende verweer van Connexxion is dat voor de vordering van [eiser] geen juridische grondslag bestaat. Volgens Connexxion had [eiser] de plaatsing op de transferlijst aan kunnen (en moeten) vechten in een gerechtelijke procedure om daarmee de overgang naar EBS te voorkomen. Nu [eiser] zich kennelijk bij de overgang heeft neergelegd, kan [eiser] gelet op artikel 40 van de WPV 2000 – waaruit volgt dat de vervreemder en verkrijger van de concessie overleg hebben over de uitvoering van artikel 37 en 38 WPV 2000 – volgens Connexxion geen schadevergoeding vorderen. De kantonrechter volgt deze stelling niet. De regeling van artikel 37, 38 en 40 WPV en de omstandigheid dat [eiser] daarna is overgegaan naar EBS, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat [eiser] daarna geen vordering tot schadevergoeding uit hoofde van slecht werkgeverschap kan instellen; of die vordering kans van slagen heeft, is een andere vraag. Dat [eiser] door ten tijde van de plaatsing op de transferlijst niet te ageren zijn recht heeft verwerkt, zoals Connexxion naar aanleiding van vragen van de kantonrechter heeft aangevoerd, is niet gebleken, zodat de kantonrechter aan dit verweer voorbij gaat.
2.3.
De kantonrechter ziet aanleiding om eerst de vordering tot betaling van een billijke vergoeding te bespreken. De kantonrechter stelt voorop dat als Connexxion de beginselen van goed werkgeverschap heeft geschonden, [eiser] in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van zijn (vermogens)schade. [eiser] heeft een (billijke) vergoeding gevorderd en gesteld dat hij schade lijdt omdat hij nu werkzaam is bij een kleiner bedrijf en dat bij een volgende concessiewisseling de kans bestaat dat hij definitief zijn baan verliest. Ook heeft [eiser] aangevoerd dat Connexxion door hem ten onrechte op de lijst te plaatsen een groot financieel voordeel heeft behaald.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden, lijdt of zal lijden. Gelet op artikel 6:95 BW moet een persoon die schade lijdt door de schadevergoeding zoveel mogelijk in de positie worden gebracht, waarin hij zou hebben verkeerd zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis. Als uit de vergelijking tussen die situaties volgt dat er geen sprake is van achteruitgang, kan dit leiden tot het oordeel dat er geen sprake is van schade. [eiser] heeft niet onderbouwd op welke manier hij schade lijdt door het feit dat hij nu in dienst is bij een kleiner bedrijf, of waarom hij bij EBS meer risico loopt zijn baan definitief te verliezen bij een volgende concessiewisseling; het doel van de WPV 2000 is immers baanbehoud bij concessiewisselingen. Voor zover dit risico zich al zou voordoen, heeft [eiser] bovendien niet gesteld in hoeverre dit hem (vermogens)schade berokkent. Het had op de weg van [eiser] gelegen te stellen waaruit de volgens hem geleden of te lijden schade bestaat. Nu hij dat heeft nagelaten en terzake geen specifiek bewijs heeft aangeboden, zal de vordering worden afgewezen. Dat Connexxion door [eiser] op de transferlijst te plaatsen een groot financieel voordeel heeft behaald omdat zij een dure werknemer kwijt is, is niet relevant, omdat hieruit niet volgt dat [eiser] (vermogens)schade heeft geleden. In het onderhavige geval kan ook geen aansluiting worden gezocht bij de billijke vergoeding uit boek 7 BW, omdat die vergoeding slechts aan de orde is als een arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever en daarvan is hier geen sprake.
2.5.
Nu niet kan worden vastgesteld dat [eiser] schade heeft geleden, zal zijn vordering tot betaling van een billijke vergoeding worden afgewezen. Dit maakt dat [eiser] ook geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht, zodat die vordering wordt afgewezen. De kantonrechter ziet nog wel aanleiding om, ten overvloede, enkele kritische kanttekeningen te maken over de procedure die Connexxion heeft gevolgd bij het aanwijzen van [eiser] – welke procedure bij een inhoudelijke beoordeling vol zou zijn getoetst. Bij een inhoudelijke beoordeling zou zijn beoordeeld of de beslissing van Connexxion om [eiser] op de transferlijst te plaatsen, een kenbare motivering bevat die op juiste gronden berust en die beslissing kan dragen.
2.6.
De kantonrechter merkt op dat Connexxion [eiser] eerst geïnformeerd heeft dat zijn werkzaamheden kwamen te vervallen. Later heeft zij geschreven dat zijn (unieke) functie komt te vervallen en daarbij heeft zij vermeld dat, omdat de mate van betrokkenheid niet van belang zou zijn, ‘eigenlijk iedere medewerker aangewezen kan worden om over te gaan’. Mede in het licht van de opmerking van Connexxion ter zitting, dat werknemers eerst op de lijst geplaatst worden en dat daarna door de juridische afdeling wordt getoetst of de op de lijst geplaatsten in aanmerking (kunnen) komen om naar de verkrijger van de concessie overgaan, rijst de vraag of Connexxion hierbij de juiste volgorde aanhoudt.
2.7.
Verder heeft Connexxion ter zitting aangevoerd dat in verband met de omzetvermindering als gevolg van de verloren concessie, 6,54% van de indirect ten behoeve van de concessie werkzame personen over kon gaan naar de verkrijger. Zij heeft nagelaten om dat percentage met stukken te onderbouwen. Connexxion heeft bovendien, ondanks verzoeken van (de gemachtigde) van [eiser] om een motivering van zijn selectie voor de transferlijst, zowel voor, als tijdens de onderhavige procedure, nagelaten inzichtelijk te maken dat, en waarom [eiser] tot die 6,54% behoort. Zo ontbreekt bij de stukken de personeelsopgave en een accountantsverklaring waaruit de juistheid van het percentage en het besluit om [eiser] aan te wijzen blijkt. Dat Connexxion ter zitting eerst heeft verklaard dat bij de overgang tien tot twaalf ‘indirecten’ zijn overgegaan, welk aantal vervolgens veranderde in 20 tot 27 werknemers en het uiteindelijk (volgens Connexxion) ging om 42,5 fte, heeft bij de kantonrechter geen goede indruk achter gelaten over de wijze waarop Connexxion haar beslissing heeft gemotiveerd.
2.8.
Ook ten aanzien van de herplaatsingsinspanningen plaatst de kantonrechter een kritische kanttekening. Hoewel Connexxion ten aanzien van de vier door [eiser] genoemde vacatures voor mogelijk passende functies heeft aangevoerd dat en waarom zij [eiser] daar niet op kon of hoefde te herplaatsen, betekent dat niet zonder meer dat Connexxion aan haar herplaatsingsverplichtingen heeft voldaan. De herplaatsingsverplichting is een inspanningsverplichting en met een enkele suggestie om contact op te nemen met een concessiedirecteur over een vacante functie (voordat in ieder geval voor [eiser] duidelijk was dat zijn functie zou komen te vervallen) kan over het algemeen niet worden gezegd dat aan die inspanningsverplichting is voldaan.
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op hetgeen hiervoor, in het bijzonder onder 2.2., is overwogen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van misbruik van procesrecht, zodat de proceskostenveroordeling wordt gebaseerd op het liquidatietarief.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Connexxion worden vastgesteld op een bedrag van € 2.244,00 aan salaris van de gemachtigde van Connexxion;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter