ECLI:NL:RBNHO:2021:2405
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring bij huurbescherming
Op 15 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een woning huurt van zijn vader, had een verzoek om urgentie ingediend omdat zijn vader het huis wilde verkopen, waardoor hij niet meer in de woning kon blijven. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, als verweerder, heeft het verzoek om urgentie afgewezen, omdat er volgens hen geen huisvestingsprobleem bestond en verzoeker aanspraak kon maken op huurbescherming.
Tijdens de zitting op 15 januari 2021 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.J. Hoogeveen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, L.A.E. van Vliet. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker redelijkerwijs zijn verhuurder had moeten aanspreken en zich op huurbescherming had moeten beroepen. De voorzieningenrechter gaf aan dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een bijzondere hardheid die een urgentieverklaring rechtvaardigde. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening werd gemotiveerd door te stellen dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor zijn keuze om niet tegen de beëindiging van de huur te verzetten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.