ECLI:NL:RBNHO:2021:2405

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6405
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring bij huurbescherming

Op 15 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een woning huurt van zijn vader, had een verzoek om urgentie ingediend omdat zijn vader het huis wilde verkopen, waardoor hij niet meer in de woning kon blijven. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, als verweerder, heeft het verzoek om urgentie afgewezen, omdat er volgens hen geen huisvestingsprobleem bestond en verzoeker aanspraak kon maken op huurbescherming.

Tijdens de zitting op 15 januari 2021 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.J. Hoogeveen. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, L.A.E. van Vliet. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker redelijkerwijs zijn verhuurder had moeten aanspreken en zich op huurbescherming had moeten beroepen. De voorzieningenrechter gaf aan dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een bijzondere hardheid die een urgentieverklaring rechtvaardigde. De afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening werd gemotiveerd door te stellen dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor zijn keuze om niet tegen de beëindiging van de huur te verzetten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6405
proces-verbaal van de mondeling uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 januari 2021 in de zaak van tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, verweerder
(gemachtigde: L.A.E. van Vliet).
Bij besluit van 6 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek om urgentie afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar ingediend. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker huurde een woning van zijn vader. Hij heeft een verzoek om urgentie ingediend, omdat zijn vader het huis wil verkopen en hij daarom niet meer in de woning kan wonen. Verweerder heeft de aanvraag om urgentie afgewezen omdat geen huisvestingsprobleem bestaat, verzoeker kan namelijk aanspraak maken op huurbescherming.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar niet kansrijk is. Op grond van de weigeringsgrond in artikel 2.6.5, eerste lid, onder c van de Huisvestingsverordening wordt geen urgentie verleend als de aanvrager het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kon voorkomen of het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere manier kan oplossen. De kern van deze zaak is of van verzoeker verwacht kan en mag worden dat hij zijn verhuurder, in dit geval zijn vader, aanspreekt en zich beroept op huurbescherming. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Ofschoon de voorzieningenrechter er wel begrip voor heeft dat verzoeker het moeilijk vindt om zich jegens zijn vader te verzetten tegen beëindiging van de huur, moet toch gelden dat zijn keus om dat dan niet te doen voor eigen rekening en risico komt. Het is niet redelijk om de gevolgen (dakloosheid) dan op de gemeenschap af te wentelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij toepassing van de weigeringsgrond verweerder een redelijke belangenafweging heeft gemaakt.
5. Verweerder is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van de verordening tot een bijzondere hardheid leidt een urgentieverklaring te verlenen met toepassing van de hardheidsclausule. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker echter onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een bijzondere hardheid.
6. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.